dinsdag 26 juli 2016

CHINA EN HAAR SCHEEPVAART GESCHIEDENIS. (DEEL 1)

CHINA DE OUDSTE ZEEVARENDE

NATIE VAN DE WERELD. (1)




Hoewel de scheepvaart van de Chinezen zeer oud is en tot de belangrijkste bedrijvigheden van dit gebied behoorde, wordt er in de Chinese literatuur slechts weinig over vermeld.


De oudste Chinese vaartuigen werden volgens sommige bronnen uitgevonden door Fu Hsi, een van de vijf grote heersers uit de legendarische tijd tussen 2852 tot 2205 v.Chr.
Fu Hsi leerde zijn onderdanen te koken, met netten te vissen en te jagen met wapens. Ook de teelt van de zijderupsen werd aan hem toegeschreven. Hij was de uitvinder van de acht trigrammen en de basis van het Chinese handschrift. Hij wordt vaak afgebeeld met zijn echtgenote of zus waarbij ze in hun hand een winkelhaak en een passer dragen.

Een andere vermelding schrijft het scheppen van de eerste boten toe aan een van de acht Taoistische onsterfelijken uit de Chinese legenden.
De oudste vermeldingen over Chinese schepen zijn terug te vinden op orakelbeenderen die uit de tijd van de Shang-dynastie stammen (1766-1122 v.Chr.)
De eerste echte afbeeldingen dateren uit de tijd van de Han-dynastie.




Schetskaart van China met de grootste waterwegen, met vermelding van de gebruikte voornaamste scheepstypen die er voeren. Het Grote Kanaal is in het oranje aangegeven.




De Chinezen begonnen in 500 v.Chr. met de aanleg van het Grote Kanaal wat een verbinding moest worden tussen de Zeehavenstad Sjanghai en de hoofdstad Peking, daar dit een veilige vaart garandeerde in de winterperiode met veel stormen op zee. het kanaal heeft een lengte van 1794 km.
Het kanaal is opgesplitst in zeven gedeelten (van zuid naar noord): Jiangnan-kanaal, Li-kanaal, Zhong-kanaal, Lu-kanaal, Zuidelijk-kanaal, Noordelijk-kanaal en Tonghui(-rivier).
Het kanaal wordt ook wel het keizerkanaal of het Grote Kanaal Peking-Hangzhou genoemd. 
Tegenwoordig is dit kanaal, inmiddels verbreed en uitgediept nog steeds een belangrijke waterverbinding voor de binnenscheepvaart van China.

In principe kunnen we aannemen dat de Chinezen van de riviervaart tot de zeevaart zijn gekomen, voor het eerst als vissers, daarna als oceaanvaarders voor de handel. In de tijd van de T'ang-dynastie (618-906 n.Chr.) werden ze beschouwd als de machtigste zeevaarders van het Verre Oosten.


Jonk van de Gele Zee, cha th'ouan, waarschijnlijk het oudste type van de zeegaande Chinese schepen. De grootste zijn 30 tot 50 meter lang met een tonnage van 200 tot 350 ton en een bemanning van 25 tot 30 koppen.

De grote jonken van de later Yuan-dynastie (1260-1367) zouden 36 voet breed en ruim 100 voet lang zijn geweest.
Of deze schepen inderdaad met behulp van het kompas werden gevaren is niet met zekerheid vast te stellen. Wel waren de magnetische eigenschappen van ijzer reeds in de 2e eeuw bekend en werden zij aangewend sedert de 3e eeuw, maar enkel te land, slechts met uitzondering te water. Dit was met zekerheid eerst het geval in de 11e eeuw. Uit de bronnen blijkt dat het gebruik van het kompas op zee buiten de Arabische zeevaarders om werd ingevoerd.
In het westen zijn de Chinese vaartuigen bekend onder de generieke benaming 'jonk'. Als gevolg van de levensbeschouwing van de Chinezen zijn deze schepen in de loop der eeuwen zo goed als onveranderd gebleven.



Het was de ontdekking- handelsreiziger Marco Polo (1254-1323) die als eerste concrete inlichtingen over jonken mee naar het westen bracht. Nochtans voeren de Chinezen sedert eeuwen op de Indische Oceaan en de Stille Oceaan. Met hun goede zeewaardige schepen dreven zij handel langs de gehele Aziatische kust zelfs tot in Ceylon en tot in Aden aan de Rode Zee.
De Chinese geschriften van de T'ang-dynastie (618-906) beschrijven de routes van Kwangchau (Kanton) naar de Eufraat. De opkomst van de scheepvaart van de Arabieren en de hieruit voorkomende mededinging veroorzaakten echter een beperking van hun westelijke vaart, zodat ze uiteindelijk niet verder voeren dan Sind, het huidige Karachi, de trefplaats met de Arabische handelaars. Op deze wijze geraakten producten uit het Verre Oosten naar het Midden-Oosten en uiteindelijk in het Westen.




Naast de zeevaart speelde de visserij en de binnenvaart een grote economische rol. Zowel vissersschepen als binnenvaartjonken bestaan in zeer grote variëteit, gaande van het eenvoudige vlot en de sampan tot zeer grote vrachtvaarders.
Het Chinese binnenvaartnet is zeer uitgebreid en gevarieerd. De rol van de binnenvaart is, gezien het ontbreken van andere geschikte verkeersmiddelen, dan ook uitermate belangrijk.
Zo waren kanalen en sluizen reeds eeuwen in gebruik vóór ze in het Westen werden aangewend.


De Chinese schepen waren ook op het technische plan zeer degelijk en werden onder meer gebouwd met waterdichte dwars- en langsschotten, een principe dat eeuwen later eveneens in het Westen werd toegepast.

Behoudens de haven van Kanton op het einde van de 18e eeuw is China voor de westerse schepen gesloten gebleven tot 1842.
Tot de tweede helft van de vorige eeuw hebben de Chinese scheepvaart en scheepsbouw nauwelijks invloed van het Westen ondergaan.
De laatste jaren is de moderne techniek ook tot daar doorgedrongen, waardoor de jonken in snel tempo werden vervangen door moderne door scheepsmotoren voortgestuwde schepen. 
Shanghai en Hong Kong zijn tegenwoordig de grootste havens van China en bieden faciliteiten voor de grootste containerschepen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten