PRIKT NIET EN RUIKT LEKKER.
Al wandelend langs loofbos en groene weidevelden en akkers komt men de dovenetel tegen. Van deze soort kenen we vier soorten; de witte, de paarse, de gele en de gevlekte dovenetel.
WITTE DOVENETEL.
De witte dovenetel, Latijnse naam Lamiun album, is een overblijvend kruid een groeit vaak in beschaduwde plaatsen.
De hoogte kan soms wel 50 centimeter zijn.
De plant doet denken aan de brandnetel, maar in tot in tegenstelling van de brandnetel geen prikkende haartjes op haar bladeren. Bloeitijd van april tot eind september.
De planten groeien in grote groepen bij elkaar en vaak met hun soort genoten.
De plant heeft een vierzijdige holle stengel en brede getande bladeren.
De bloemen groeien in kransjes in de oksels van de ruwe, tegenoverstaande bladeren.
De bloemen produceren grote hoeveelheden nectar waar alleen de hommels bij kunnen komen met hun lange tongen.
De jonge scheuten van de dovenetel kunnen als spinazie worden gegeten.
In de volksgeneeskunde werd de dovenetel gebruikt voor de behandeling van uiteenlopende kwalen, zoals een zere keel, open wonden en interne ziekten zoals diarree.
DE PAARSE DOVENETEL.
De paarse dovenetel is geen overblijvende plant. Latijnse naam: Lamium purpureum. Deze een jarige plant verspreid zich door het uitzaaien van haar zaden.
Komt net als de witte dovenetel voor in dicht op elkaar groeiende groepen in schaduw rijke bosgronden.
Hoogte van de plant tot ruim 30 centimeter en de bloeitijd van maart tot eind oktober.
De plant heeft rechtopgaand vierhoekige stengels en dragen veel grof behaarde, gekartelde tegenoverstaande bladen en paars-rode bloemen die in de oksels van de bovenste bladen groeien.
Elke bloem is twee-lippig met een helm-achtige bovenlip die de helmknop beschermt en een drielobbige onderlip die een platform vormt voor de honing zoekende bijen.
De vier nootjes die de vrucht vormen zitten onder de kelkbuis.
Aan de stengels groeien veel tegenoverstaande, getande puntige-ovale bladen. De bloemen zijn twee-lippig, geel met roodbruine vlekken en groeien in schijnkransen in de oksels van de bladen
Al deze soorten dovenetels werden als kruid gebruikt bij behandeling van wonden en zweren en om bloedingen te stoppen.
De plant heeft rechtopgaand vierhoekige stengels en dragen veel grof behaarde, gekartelde tegenoverstaande bladen en paars-rode bloemen die in de oksels van de bovenste bladen groeien.
Elke bloem is twee-lippig met een helm-achtige bovenlip die de helmknop beschermt en een drielobbige onderlip die een platform vormt voor de honing zoekende bijen.
De vier nootjes die de vrucht vormen zitten onder de kelkbuis.
DE GEVLEKTE DOVENETEL.
Deze lijkt zeer veel op de paarse dovenetel. Haar Latijnse naam is; Lamium maculatum.
De bloeitijd is van april tot eind september. Deze plant heeft rozerode bloemen. De bloemen zijn twee-lippig met een paarse tekening op de onderlip en komt in geheel Europa voor. Vermeerdering door uitzaaien.
Van deze dovenetel worden ook tuinvarianten gekweekt met witte vlekken op de hartvormige bladen.
DE GELE DOVENETEL.
De gele dovenetel is een overblijven kruipende soort en groeit vooral bij vochtige loofbossen op goede grond en tussen hakhout. Komt algemeen veel voor in Zuid-Limburg en is zeldzaam in het midden en oosten van het land en in delen van Noord-Brabant. De Latijnse naam is; Lamiastrum galeobdolon.
Hoogte van de plant tot 40 centimeter en de bloeitijd van april tot eind juni.
Aan de stengels groeien veel tegenoverstaande, getande puntige-ovale bladen. De bloemen zijn twee-lippig, geel met roodbruine vlekken en groeien in schijnkransen in de oksels van de bladen
Al deze soorten dovenetels werden als kruid gebruikt bij behandeling van wonden en zweren en om bloedingen te stoppen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten