DE TIEN HISTORISCHE ADMIRALITEITSSTEDEN. (1)
Nederland kende vanaf 1597 vijf verschillende admiraliteiten die door de zeegewesten zelf werden bestuurd. Zeeland, Amsterdam en Friesland hadden ieder hun eigen marineorganisatie. In Holland waren in 1573 twee afzonderlijke admiraliteiten ontstaan: De Maze (Zuid-Holland), met de zetel in Rotterdam en het Noorderkwartier, waar de admiraliteit afwisselend in Hoorn en Enkhuizen vergaderde. Samenvoeging van de verschillende admiraliteiten werd eeuwenlang door de verschillende gewesten tegengehouden. Maar er zijn ook voorgangers geweest en sommige admiraliteiten hebben hun zetel een keer verplaatst. Daarom zijn er tien plaatsen die wij 'admiraliteitsstad' noemen: Veere, Vlissingen, Middelburg, Rotterdam, Delft, Amsterdam, Dokkum, Harlingen, Hoorn en Enkhuizen.
VEERE.
Op 8 januari 1488 vervaardigde Maximilliaan van Habsburg, keizer van het Duitse Rijk en heer der Nederlanden, geboren te Wiener Neustadt 22 maart 1459 en overleden op 12 januari 1519 te Wils, de Ordonnantie op de Admiraliteit uit.
Sindsdien beschikten de Nederlanden over een formele, permanente organisatie van de zeestrijdkrachten.
Het Zeeuwse Veere was van 1488 tot 1560 de zetel van deze eerste admiraliteit en mede daardoor de belangrijkste vlootbasis van de Nederlanden. Veere wordt daarom wel de 'bakermat van de Nederlandse zeemacht' genoemd.
De banden van de marine met Delft werden in 1842 weer aangehaald door de oprichting van de Polytechnische Academie, een voorloper van de huidige Technische Universiteit van Delft.
Hiermee werd tegemoet gekomen aan de behoefte aan technisch onderwijs en de professionaliseringsdrang bij de Koninklijke Marine.
Tot ca. 1900 werd het scheepsbouwkundig onderwijs aan deze school, het enige scheepsbouwonderwijs in Nederland, verzorgd door leerkrachten van de marine.
In 1574 werd in Middelburg, dat zich dat jaar bij de Opstand (tegen de Spanjaarden) had aangesloten, een Provinciale Raad opgericht, die tevens de admiraliteitszaken uitvoerde.
In 1597 werd een aparte admiraliteit voor Zeeland ingesteld, maar die werd toch bemand door de leden van de provinciale Raad.
In de stad had de admiraliteit faciliteiten voor de uitrusting, het onderhoud, de bevoorrading en de bouw van oorlogsschepen.
Vlissingen zou echter al snel de belangrijkste werf en vlootbasis worden. Middelburg ziet met het opheffen van de Zeeuwse admiraliteit in 1795 het admiraliteitscollege vertrekken.
Van 1914 tot 1924 deed Vlissingen ook dienst als onderzeebootbasis. Ook voor de mijnendienst was de stad een tijdlang de thuisbasis.
Het Zeeuwse Veere was van 1488 tot 1560 de zetel van deze eerste admiraliteit en mede daardoor de belangrijkste vlootbasis van de Nederlanden. Veere wordt daarom wel de 'bakermat van de Nederlandse zeemacht' genoemd.
DELFT.
Delft was slechts korte tijd admiraliteitsstad, namelijk toen Willem van Oranje er in 1573 voor de eerste (en laatste) keer een raad ter Admiraliteit van Holland samenriep.
Hij deed dat in een vergeefse poging de zeemacht van de opstandige gewesten te reguleren en centraliseren.
Omdat de Spanjaarden nog de strook land van Haarlem tot Amsterdam bezetten, was het gewest Holland nog in tweeën gedeeld.
De steden van het noordelijk deel weigerden daarom bestuurlijk samen te werken met hun zuidelijke wederhelft.
Zo ontstonden er twee admiraliteiten in Holland: de Maze en het Noorderkwartier.
De banden van de marine met Delft werden in 1842 weer aangehaald door de oprichting van de Polytechnische Academie, een voorloper van de huidige Technische Universiteit van Delft.
Hiermee werd tegemoet gekomen aan de behoefte aan technisch onderwijs en de professionaliseringsdrang bij de Koninklijke Marine.
Tot ca. 1900 werd het scheepsbouwkundig onderwijs aan deze school, het enige scheepsbouwonderwijs in Nederland, verzorgd door leerkrachten van de marine.
MIDDELBURG.
In 1597 werd een aparte admiraliteit voor Zeeland ingesteld, maar die werd toch bemand door de leden van de provinciale Raad.
In de stad had de admiraliteit faciliteiten voor de uitrusting, het onderhoud, de bevoorrading en de bouw van oorlogsschepen.
Vlissingen zou echter al snel de belangrijkste werf en vlootbasis worden. Middelburg ziet met het opheffen van de Zeeuwse admiraliteit in 1795 het admiraliteitscollege vertrekken.
VLISSINGEN.
In 1576-1577 is het prijzenhof van Middelburg korte tijd verplaatst naar Vlissingen en werd Raad ter Admiraliteit genoemd.
Alle overige zeezaken bleven echter onder het beheer van de provinciale Raad in Middelburg.
Later bevond zich in Vlissingen de werf van aanbouw van de Zeeuwse admiraliteit en werd de stad de voornaamste zeebasis van Zeeland.
In 1814 vestigde de Nederlandse zeemacht er het Marine Etablissement Vlissingen, een scheepswerf voor nieuwbouw, reparatie en uitrusting van marineschepen, die in 1868 weer werd gesloten.
In 1875 werd de Koninklijke Maatschappij De Schelde (KMS) opgericht, het tegenwoordige Damen Schelde Naval Shipbuilding.Alle overige zeezaken bleven echter onder het beheer van de provinciale Raad in Middelburg.
Later bevond zich in Vlissingen de werf van aanbouw van de Zeeuwse admiraliteit en werd de stad de voornaamste zeebasis van Zeeland.
In 1814 vestigde de Nederlandse zeemacht er het Marine Etablissement Vlissingen, een scheepswerf voor nieuwbouw, reparatie en uitrusting van marineschepen, die in 1868 weer werd gesloten.
Van 1914 tot 1924 deed Vlissingen ook dienst als onderzeebootbasis. Ook voor de mijnendienst was de stad een tijdlang de thuisbasis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten