EEN PLAATSNAAM
VERNOEMD NAAR DE
STRUIK HULST.
DEEL 2.
HULST.
PANDEN AAN DE STEENSTRAAT.
In de Steenstraat zijn verscheidene interessante panden te vinden, zoal pand nr. 3 ( links op de afbeelding).
Een pand met een natuurstenen trapgevel en een gevelsteen waarop een molen staat.
Het pand daarnaast gelegen heeft ook een fraaie trapgevel met een pui nog volledig in oude stijl. Aan de voorzijde een kelderluik.
Veel van deze panden zijn omgebouwd tot winkel en worden in feite ontsiert door zonweerringen en reclames.
REFUGIEHUIS VAN CAMBRON.
Het was een refugiehuis van de Abdij Cambron.
De abdij kocht het pand in 1562, voordien was het aan de Overdamstraat gevestigd.
Omstreeks 1790 werd er een deuromlijsting in de Lodewijk XVI-stijl aangebracht.
Begin 19e eeuw was het een burgemeesterswoning en vanaf de 20 eeuw een winkelpand.
Het pand heeft aan de beide zijden een trapgevel, maar opvallend zijn de middeleeuwse bouwtekens in de zijgevel, tekens die elders in Hulst ook voorkomen.
REFUGIUM TEN DUINEN.
Het was aanvankelijk gebouwd in de tweede helft van de zestiende eeuw als het huis van de schout van Hulst. De bepleistering van de gevel dateert van 1860. Het pand heeft aan de beide zijden een trapgevel.
Later werd het refugiehuis van de Abdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen. Het verving een eerder refugiehuis dat zich aan de Potterstraat bevond.
Het hoge stenen huis is onderkelderd. In 1645 werd het door de protestantse machthebbers geconfisqueerd. Omdat het in bezit kwam van de prins van Oranje werd het daarna het Princenhuys genoemd.
Rond 1800 kwam het huis in particuliere handen en werd het een jeneverstokerij. Van 1979 tot 2022 was er het streekmuseum van Hulst in gevestigd.
LANDSHUIS.
Het was oorspronkelijk het Landthuys van het Hulster Ambacht, dat in 1576 werd gebouwd, maar in 1596 verwoest.
In 1655 werd een nieuw landhuis gebouwd.
Omstreeks 1730 werd het verbouwd in de Lodewijk XIV-stijl.
In de Franse tijd werden de wapens van het ambacht en de Generaliteit boven de ingang weggehakt en bleven alleen de schilden over.
Het gebouw was daarna als kantongerecht in gebruik en bezat een cachot.
In 1977 - 1978 werd het huis gerestaureerd.
We verlaten de Steenstraat, steken de Vismarkt over naar de Overdamstraat en lopen de Oude Havensteeg in om bij de Keldermanspoort te komen.
Lopen daarna terug naar Dubbelepoort, waar de gelijknamige poort is gelegen, en gaan via de Walstraat naar het Molenbolwerk.
KELDERMANSPOORT.
De Keldermanspoort. ook Bollewerckpoorte of Dobbele Poort genoemd was de westelijke stadspoort van de stad Hulst.
Ze ligt in een 3,5 kilometer lange stadswal en was zowel een landpoort als een waterpoort.
Bij de inval van de Gentenaars in 1491 werd het toen nog open poortbolwerk vernield.
De sterkte werd na 1506 uitgebouwd en verstevigd maar tijdens de Tachtigjarige oorlog maakten krijgshandelingen er weer een ruïne van .
In 1618 werden de resten in het aardwerk van het nieuwe Brederodebolwerk opgenomen en waren sindsdien onzichtbaar.
Door werkzaamheden werden de resten van de Keldermanspoort herontdekt en vonder er vanaf 1959 opgravingen plaats.
De gerestaureerde poortresten staan heden geregistreerd als rijksmonument.
DUBBELE POORT.
De Dubbele Poort werd tussen 1619 en 1620 gebouwd, na de aanleg van de nieuwe vestingwerken.
De oudere Keldermanspoort verloor door die aanleg zijn functie. De krommingen in de toegangswegen, en de poort zelf, zijn bewust zo uitgevoerd. Het was om te voorkomen dat de stad ongehinderd met vijandelijke geweren en kanonnen kon worden beschoten. In 1932 werd de poort uitgebreid met een tweede doorgang en een voetgangers- tunnel. De vestingwal is hier extra hoog, een ruime 10 meter, omdat het buitengebied vanwege de hoge ligging dan niet onder water kon worden gezet. Een dergelijke 'inundatie' was toen een van de middelen om vijanden buiten de stad te houden. Aan de veldzijde is op een stenen borstwering een gevelsteen bevestigd. Hierop staat het jaartal 1771. Dit is het jaar van de restauratie van de Dubbele Poort.
Tot in 1845 werd de stad beschermd door zware stadpoorten die 's avonds werden gesloten.
DE STADSMOLEN.
De is een ronde bakstenen korenstellingmolen uit 1792, gedekt met eikenhout en met een vlucht van 24,42 meter.
De molen was in bedrijf tot 1930, maar draait nu op vrijwillige basis.
Aanvankelijk maakte de molen als walmolen deel uit van de stadsvesting, was staatseigendom en werd toen "'s Lands Molen" genoemd. Daarna raakte de molen in verval. In 1954 kocht de gemeente Hulst de molen, en deze werd in 1956 weer helemaal gerestaureerd. Tijdens de restauratie kreeg de molen zijn huidige naam. Het is een van de weinige molens met een houten hoepelvang.
Ingang van de Stadsmolen met daarnaast de oude molenstenen.
Boven de ingang het Generaliteitswapen.
GRAAUWSE POORT.
De naam Bagijnepoort is afkomstig van het nabij gelegen bagijnhof in die tijd..
In de 17e eeuw werd de vesting van Hulst uitgebreid en verhoogd. Daarvoor moest de oorspronkelijke poort wijken en kwam er een nieuwe poort, die in de 18e eeuw haar huidige aanzien kreeg
HERVORMDE KERK.
Tot 1930 maakten de hervormden, evenals de katholieken gebruik van de Sint-Willobrorduskerk, die sinds 1806 als simultaankerk dienst deed. Daartoe was een scheidingsmuur in de kerk aangebracht en beide religies hadden elk hun eigen luidklok.
In 1930 kregen de hervormden een eigen kerkgebouw en werd de Sint-Willibrorduskerk aan de katholieken terggegeven.
De kerk is een bakstenen zaalkerk in expressionistische stijl, onder hoog zadeldak met naast het gebouw een slanke toren gedekt door een zadeldak.
REFUGIEHUIS BAUDELOO.
Hier vonden de monniken een toevlucht in tijden van onrust.
De abdij was toen nog in Klein-Sinaai gevestigd.
Het is een van de oudste bakstenen gebouwen van Hulst.
Het is een L-vormig pand met nog authentieke trapgevels en een achtkantig traptorentje in de binnenhoek.
Het werd gebouwd in het derde kwart van de 14e eeuw.
In vroegere tijden was het door tuinen omgeven.
In 1584 werd het een hospitaal. Van einde 17e eeuw tot 1832 was het in handen van de familie Von Raden. Van 1861 tot 1987 verbleven hier franciscanessen, waarna het een muziekschool werd.
Vanuit deze abdij, die ook wel bekendstaat in oude spelling als Baudeloo, begonnen de monniken de streek rondom de Schelde in te polderen.
PAGADDERS.
De Pagadders zijn beeldjes van dertien Spaanse soldaten± Mira, Celebro, Biblio, Picaro, Corte, Puerta, Rico, Flamenco, Cavar, Vuelo, Curioso, Pidra, Hermana, Barco, Torpe en Molino.
Deze beeldjes werden in november 2018 geplaatst en verwijzen naar de vroegere Spaanse aanwezigheid in Hulst.
De pagadores waren te klein om te worden ingezet in de frontlinie.
Daardoor werden ze ingezet voor verschillende taken, zoals het rondbrengen van de soldij. Ze gaven ook verkeerdelijk hun naam aan de zogenaamde Pagaddertoren in Antwerpen. Ze werden geplaatst op of bij verschillende monumenten in de stad. Er werd zelfs Pagadder-bier gebrouwen.
BOLWERKEN VAN HULST.
De bolwerken van Hulst zijn intacte vestingwerken uit de 17e eeuw. het geheel wordt gekenmerkt door vestingen van wallen, drie poorten, een ravelijn en negen bolwerken.
Hulst kreeg in 1180 stadsrechten die zich in 1350 en 1413 uitbreiden waardoor de stad verdedigingswerken mocht aanleggen.
Nadat de 15e eeuwse vesting tijdens het Beleg van Hulst gedurende de 80-jarige oorlog en de stad een strategisch punt was tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, besloot de Spaanse koning in het begin van de 17e eeuw de vesting te bouwen. In 1618 werd met de bouw begonnen die bestond uit wallen, vijfhoekige bolwerken en grachten.
In de toegangen tot de stad werden stadspoorten gebouwd en in 1621 was het werk gereed. In de 18e eeuw waren er verschillende ontmantelingsplannen van de Fransen in 1794, maar de vestingwerken bleven bestaan. Ook in 1918 kwam dit ter sprake in de gemeenteraad van Hulst. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden door de Duitse bezetter in de wallen en bolwerken kazematten en bunkers gebouwd.
De wallen, bolwerken en grachten behielden nauwkeurig hun oorspronkelijke vorm. Van de vijf ravelijnen is niets meer over. Eén is in de jaren '70 in zijn oorspronkelijke vorm opgebouwd.
Hulst kent heden nog negen bolwerken.
ORANJEBOLWERK.
Het Oranjebolwerk is het grootste bolwerk en diende ter bescherming van de Gentse Poort, de toenmalige ravelijn en de haven. In de 20e eeuw heeft er verschillende industrie opgestaan.
Het bolwerk werd verhoogd en de aanliggende vest uitgegraven. De vervuilde grond werd gesaneerd en het bolwerk is heden parkeerplaats.
NASSAUBOLWERK.
Het Nassaubolwerk, dat voorheen ook wel het Sint-Franciscusbolwerk werd genoemd, naar het toenmalige nabijgelegen Minderbroedersklooster op het 's-Gravenhofplein, is een van de kleinste van de negen bolwerken.
BREDERODEBOLWERK.
Het Brederodebolwerk is genoemd naar een legeroverste van prins Frederik Hendrik, die een groot aandeel had in de verovering van Hulst in 1645. Dit bolwerk wijkt sterk af van de andere bolwerken.
Het is groter, zwaarden en langer. De top ligt ruim 10 meter boven de aardwal. De vestingwal is het steilst en het hoogst, omdat het buitengebied vanwege zijn hoge ligging dan niet onder water te zetten is. De oostflank moest mede de Dubbele Poort dekken, alsmede de houten bruggen en het ravelijn ervoor. De westflank diende voor diende tot bescherming van de Linie van communicatie naar het fort Nassau. Aan de stadszijde van het Brederodebolwerk staan de ruïnes van de Keldermanspoort.
MOLENBOLWERK.
Op het molenbolwerk staat de stadsmolen; een intacte korenmolen uit 1792. Er ligt nog een oud kanon.
GALGEBOLWERK.
Het Galgebolwerk is groten en zwaarder dan het Molenbolwerk. Vanaf dit bolwerk kon de weg naar Graauw worden bestreken. Er heeft in het verleden een ziekenhuisje gestaan voor lijder aan besmettelijke ziekten. Thans parkeerplaats.
RAVELIJN.
Tussen het Molenbolwerk en het Galgebolwerk bevindt zich het gerestaureerde ravelijn, in de volksmond konijneneiland. Het is volledig begroeid. Dit ravelijn was op die plaats vestingbouwkundig noodzakelijk, omdat de rechte lijn, de courtine, tussen Galgebolwerk en Molenbolwerk te lang was om het voorterrein doelmatig onder musketvuur te houden.
DOELEN BOLWERK.
Het Doelen bolwerk is groot en zwaar. De flanken en facen zijn aande kant van de Bagijnepoort flink uitgewerkt, dit ter bescherming van de poort, de toenmalige bruggen en het ravelijn ervoor. Het wordt in de volksmond Barakken genoemd.
OUDE MOLEN BOLWERK.
Het bolwerk is ondiep, klein en weinig strategisch en gedekt door een diepe contrescarp en brede gracht, de zogenaamde 'buitenvest'. Tussen 1596 en 1832 stond hier een korenmolen.
SOLMSBOLWERK.
Het Solmsbolwerk kon door zijn ligging de wegen uit het zuiden controleren. Het Solmsbolwerk herinnert aan graaf George Everhard van Solms, die van 1591 tot 1596 gouverneur en bevelhebber van het Hulster garnizoen was.
PRINCEBOLWERK.
Het Princebolwerk wordt gekenmerkt door de zware enigszins vooruitstekende bouw, dat de Gentsepoort, de daarvoor liggende bruggen en het ravelijn moest dekken.
De naam Princebolwerk is ontleend aan de plaatsvervangende bevelhebber van Hulst tijdens het beleg van 1596. In de wallen van het Princebolwerk is een toegang tot ondergrondse gangen, ook wel luistergangen genoemd. Deze gangen schijnen op meerdere plekken in de wallen te zitten. Bij de bouw van de stadsmolen in 1792 zouden er een aantal luistergangen volgestort zijn om dat er anders problemen met de fundering zouden ontstaan. Het gangenstelsel is afgesloten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten