maandag 2 oktober 2023

ALKMAAR ONTDEKKEN. GEVELS, GEVELSTENEN, ORNAMENTEN, SNIJRAMEN, ETC. (DEEL 1)

 

           "DE KAASSTAD" 

WAAR DE VICTORIE BEGON.

     

ALKMAAR.

Alkmaar is een stad en gemeente gelegen in de provincie Noord-Holland. Alkmaar is een stad met een historische centrum en een geschiedenis die terug gaat tot in de middeleeuwen.
De naam wordt sinds de middeleeuwen in verschillende vormen gebruikt: Allecmere in de 10e eeuw, Alcmere rond 1063, Alcmare in de 11e en 12e eeuw, Alkmare in 1132, Mogelijk betekend het laatste deel van de naam maar (voorheen mare) "meer", "vijver" of "moeras", terwijl de eerste term alk lijkt te komen uit de Dietse betekenis "moeras" of "tempel".

Alkmaar van origine een agrarische nederzetting, is ontstaan op een strandwal, waarover een lange landweg naar het zuiden van Holland liep. De bebouwing was geconcentreerd rond de in de 10e eeuw gestichte Sint-Laurenskerk, nu gelegen in het westelijke deel van de binnenstad. Op de strandwal lagen de akkers en iets ten oosten daarvan lagen lagergelegen veen- en kleigronden van de Mient

                                                                  (Scheteldoekshaven.)

De Scheteldoekshaven, gelegen achter de Sint-Laurenskerk bood een mogelijkheid tot handel over water via de Laat en het oostenlijk gelegen Voormeer naar de Rekere in het noorden en het Schermermeer in het zuiden en oosten. Via het Voormeer was de plaats ook verbonden met het Almere, de latere Zuiderzee.




(Woningen aan Geest.)

De agrarische bebouwing is deels nog terug te zien in het feit dat in dit deel van de stad nog steeds veel lage arbeiderswoningen staan van een laag met een kap, zoals langs de Geest en de Doelenstraat.






Op 11 juni 1254 werden aan Alkmaar stadsrechten verleend door Willem II van Holland. De stad deed toen voornamelijk dienst als grensvesting en uitvalbasis in de strijd tegen de West-Friezen. Daartoe liet de graaf van Holland ten noordwesten van de stad de Torenburg bouwen., welke ook in het stadswapen is afgebeeld. Met het verslaan van de West-Friezen werd de weg geopend voor de aanleg van dijken en wegen ten noorden van de stad. De rust bracht meer bloei in de handel en groeide de stad uit tot een internationale handelsstad en werden er jaar markten gehouden. Na de stadsbrand in 1328 werd de stad buiten de oostelijke dijk uitgebreid en via kanalen concentreerde de handel zich vervolgens rond de Mient en het Fnidsen ("Venetië"), waar schepen konden aanleggen. 
Door handel, visserij en scheepvaart kwam het economisch zwaartepunt in het oostelijk deel van de stad te liggen. In het westelijke deel werden vanaf de 14e eeuw veel klooster gebouwd. Na de Opstand van het Kaas-en broodvolk in 1492 en waardoor de stad was gedwongen haar wallen en stadpoorten te slechten, werd later een nieuwe omwalling aangelegd met 12 torens en 4 poorten.

Tijdens de Tachtigjarige oorlog, werden in juni 1572 door de calvinistische geuzen onder Diederik Sonoy de Alkmaarse franciscaner priesters en broeders opgepakt en in Enkhuizen op 25 juni 1572 omwille van hun trouw aan het katholieke geloof, na gruwelijke marteling, vermoord.
In 1573 werd Alkmaar belegerd door de Spaanse troepen, die in Oudorp hun kamp hadden opgeslagen. De Alkmaarders hielden hen echter met kokend teer en brandende takkenbossen op afstand. De dijken werden doorgestoken en de Spanjaarden vluchten voor het water en de Geuzen die met een vloot op hen afkwamen. Deze gebeurtenis, die leidde tot de bekende uitdrukking Bij Alkmaar begint de Victorie, wordt nog elk jaar gevierd op 8 oktober tijdens Alkmaars Ontzet.


In de tijd van de Franse bezetting van de Nederland werd Noord-Holland tot het 'Departement van Texel' omgevormd, waarvan Alkmaar de hoofdstad werd.

Het departement van Texel of Tessel bestond van 1798 tot 1801.
Het maakte deel uit van de Bataafse Republiek en omvatte het Noordelijke deel van het voormalige gewest Holland tot aan de Oude Rijn, behalve het gebied rond Amsterdam, dit was het departement Amstel, en het eiland Vlieland.
Het westelijke deel van het voormalige gewest Utrecht hoorde er ook bij.
In 1801 werd de herindeling ongedaan gemaakt en het oude gewest omgevormd tot het departement Holland. Het Utrechtse deel werd onderdeel van het departement Utrecht.








In 1824 werd het Noordhollandsch Kanaal geopend en liep bij de aanleg precies om Alkmaar heen.
Door de groei van de stad loopt het er tegenwoordig dwars doorheen.
In 1865 en 1867 werd de infrastructuur verder uitgebreid door de opening van de spoorlijnen van Alkmaar naar respectievelijk Den Helder en Uitgeest - Haarlem.
 In de 20e eeuw begon de stad een steeds grotere rol te spelen bij de huisvesting van het bevolkingsoverschot uit de Randstad en vooral uit Amsterdam.

WAPEN VAN ALKMAAR.

Het huidige wapen is gebaseerd op het oorspronkelijke wapen, dat waarschijnlijk werd verleend in 1254, toen Alkmaar stadsrechten kreeg van graaf Willem II van Holland. De op het wapen getoonde burcht is vermoedelijk de Torenburg, een reeds verdwenen 13e- eeuwse dwangburcht in Alkmaar.
Het oudste zegel van Alkmaar, uit 1299, toont in het randschrift Sigillum liberi oppidi de Alcmare ( het zegel van de vrije stad Alkmaar). Latere versies van het wapen, in de 16e en 17e eeuw, hadden het randschrift Sigillum salarium civitatis Alcmarienseis ( Zegel van het salaris van de stad Alkmaar).

Het huidige wapen van Alkmaar werd vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 28 december 1956.
Het wapen toont een rood schild met een burcht van zilver, voorzien van een valhek. Schilddragers zijn twee klimmende rode leeuwen en het wapen wordt gedekt door een groene lauwerkrans. Schild en dragers rusten op groene takken. Onder het schild over de groene takken een wit lint met de wapenspreuk Alcmaria victrix ("Alkmaar is de overwinnaar'), een Latijnse versie van de uitdrukking 'Bij Alkmaar begint de Victorie', die nog uit de tijd van het Alkmaars Ontzet stamt. gedurende 80-Jarige Oorlog.

ALKMAAR ONTDEKKEN.


Alkmaar ontdekken doe je niet in één dag, en het waren dus twee lange slopende dagen om alles bij elkaar te krijgen voor dit verslag. Met een vroege trein naar Alkmaar gereisd en van het station naar de oude historische stadskern gewandeld, en deze via de Bergerbrug en Zevenhuizen te betreden.
Het was de Molen van Piet die mij die kant uittrok en aan de zwerftocht deed beginnen.
Via de Geest naar de Kanisstraat gewandeld en hier het park, het voormalige Clarissenbolwerk  ingegaan. Verder via de Clarissenbuurt  bij de Ritsenvoort uitgekomen en het Hofje van Splinter en verder naar de Molen van Piet.

KANISSTRAAT 1.

Het pand in de Kanistraat 1 is een 16e eeuws pand en vermoedelijk het ouds bestaande pand van Alkmaar.
Ook hier liggen nog veel oude arbeidershuisjes, zoals aan de Geest, uit de agrarische periode van Alkmaar.
Het pand deed vroeger dienst als winkel. De voorpui is nog de originele winkelpui. Deze pui heeft twee rijen met luiken, de onderste deden dienst als toonbank en de bovenste sloten de ramen af. Doordat er in het begin geen glas in de ramen zat was de toonbank tevens verkooploket. Het pand is een hoekpand en heeft aan de voorzijde een tuitgevel. De voorgevel is overkragend, dus de verdieping steekt iets uit, en rust op consoles. Op de verdieping zijn twee kruiskozijnen geplaatst, evenals in de zijgevel die van latere datum zijn.




KRUITHUISJE.

Enigszins verscholen tussen het groen ligt op het voormalige Clarissenbolwerk, nu een park, het kruithuisje. Het kruithuisje werd hier in de 18e eeuw geplaatst om het uit de binnenstad te verwijderen voor explosiegevaar. In het huisje werd het kruit en de wapenvoorraad van de stad opgeslagen. Het huisje heeft een kelder waarin het kruit werd opgeslagen tot 1850, waarna het een ijskelder werd.





PROVENHUIS PALING EN VAN FOREEST.

Het bij de Bergerbrug gelegen aan de Geest gelegen provenhuis van Paling en Van Foreest is het oudste hofje van Alkmaar, wat nog steeds functioneert.
Het provenhuis zou ontstaan zijn in of kort na 1522. De stichters waren het echtpaar Pieter Claesz. Paling en Josina van Foreest. Beide hebben in de Grote of Sint-Laurenskerk een koperen grafplaat. Na hun dood werd ook het 'groote huys' een onderdeel van het hofje.
Na de aanleg van de nieuwe vestingwerken in 1573 kwam het hofje binnen de stadswallen te liggen.
Rond 1q600 bestond het complex uit het al eerder genoemde 'groote huys', twee aangrenzende woningen en de Geest en een vijftal huisjes om de hoek, aan de Kanisstraat, waaronder ook het pand op nummer 1. Alle woningen hadden een voordeur aan de straat.

Van links naar rechts Geest:

Alliantiewapen van Paling en Van Foreest anno 189e eeuw.

Binnentuin van hofje Paling en Van Foreest.





HOFJE VAN SPLINTER.

Het Hofje van Splinter is het Provenhuis van Margareta Splinter en is gelegen aan het Ritsenvoort.
Margareta van Splinter was van goede komaf. Haar vader was schatkistbewaarder van de Staten generaal, een neef was burgemeester van Den Haag.
Na het overlijden van haar echtgenoot in 1644 bleef zij kinderloos achter en overleed in 1645.
In haar testament had zij reeds voor haar dood vast gelegd een hofje te willen stichten. Het was bedoeld voor acht ongetrouwde dames zonder kinderen, die tot de armoede waren vervallen.
Het hofje is in 1646 nieuw gebouwd en in 1648 betrokken de eerste bewoners het nieuwe hofje. De dames kregen een 'prove' van 100 gulden per jaar. 
Tegenwoordig betalen de bewoonsters gewoon huur; proven worden al sinds 1948 niet meer verstrekt.
Het hofje heeft een fraaie ingesloten binnentuin.




Opvallend in de voorgevel is de gevelsteen, die al bij de stichting van het hofje in 1646 is aangebracht.
Op de steen zien we een vrouw met ontblote borsten en blote voeten. Het is geen afbeelding van Margareta, maar moet mogelijk het beeld 'de Gunst' voorstellen. De vrouw draagt een wapenbord met daarop een familiewapen van haar echtgenoot, Floris van Jutphaas. Oorspronkelijk droeg ze het wapen van Margareta Splinter, maar tijdens de Franse overheersing is het wapenschild van Margareta verwijderd.  Via de hoofdingang aan het Ritsevoort komt men in een overdekte, met klinkers bestrate gang langs een langgerekt pand. De hofjeshuisjes komen erop uit. Na een tweede poortje komt men in een besloten tuin, voorzien van een halfopen galerij, gebouwd op houten zuilen.
Onder  de gevelsteen een steen met de volgende tekst: DIT PROVENHUYS IS GESTICHT ENDE DOEN BOUWEN DOOR DE WELEDELE IOFFROU MARGARETA SPLINTER IN DE JARE 1646.




Van links naar rechts Ritsenvoort:

Druiventros. D = Dirk 1805 K = Knipping.
nr. 4 - 6.

Gevel pand nr. 5. v/m apotheek. In top van de gevel een gaper.











MOLEN DE GROOT.


De Groot of de Molen van Piet is een ronde stenen stellingmolen.
De molen werd gebouwd in 1769 als walmolen op het Clarissenbolwerk van de Stad, nabij de vroegere Kennemerpoort en domineert aldaar nog steeds het stadsbeeld.
In 1884 werd de molen gekocht door Cornelis Piet, die onder in de molen een woning liet maken
De familienaam van deze molen bleef in de volksmond verbonden aan de molen, en de oude naam De groot wordt nauwelijks nog gebruikt.
Sinds 1955 is de molen uitgerust met fokwieken. Er liggen drie koppel maalstenen in de molen. De koningsspil van de molen, is een oude scheepsmast en waarschijnlijk ouder dan de molen zelf.
De molen is eigendom van de gemeente, maar wordt nog steeds bewoond en bemalen door een lid van de familie van Piet.


Van de Molen van Piet wandelen we naar de Parkstraat en het Kennemerpark en steken de Emmabrug over naar de Emmastraat, die we later terug wandelen en het voetpad langs de Singelgracht volgen naar Baangracht en op de Oude Gracht uit te komen . Stoppen bij het Wildemanshofje en lopen daarna de Oude Gracht terug tot waar de Lindegracht begint.




Met de klok mee:

De Uilenburcht. Parkstraat 4.

De waagvaas. Top gevel Kennemerpark  27.

Gekroonde E (koningin Emma) 
Kennermerpark 22.

Hollandse Leeuw. Emmastraat 11.





WILDEMANSHOFJE.

Het Wildemanshofje is gelegen aan de Oude Gracht nummer 45.
Het hofje is vernoemd naar Gerrit Wildeman, welke tijdens zijn leven een van de rijkste inwoners was van Alkmaar.
Als reder en groothandelaar in koloniale waren had hij een enorm vermogen vergaard.
Toen hij kwam te overlijden, in 1702,  waren zijn vrouw en kinderen reeds overleden en had hij in zijn testament bepaald dat zijn erfenis besteed moest worden aan een nieuw te stichten provenhuis. Het hofje moest 20 tot 25 huisjes gaan tellen, en het moest gaan lijken op Meermansburg in Leiden.
Aan de Oude Gracht werden panden aangekocht om een aaneengesloten terrein te verwerven. Rond 1707 was dit gerealiseerd, maar het begin van de bouw werd uitgesteld tot voorjaar 1713: in dat jaar werd de vrede van Utrecht gesloten en was de Republiek niet langer in oorlog met Frankrijk.
De bouw duurde ruim een jaar en het provenhuis kreeg aan de voorkant een hoog poortgebouw met op de bovenverdieping een regentenkamer.

Opvallend is het grote beeld van de  'wilde Hercules' in de nis boven de ingang. 
De vier vleugels van het complex met in totaal 24 huisjes omringen een binnentuin, waarin centraal ook een beeld van de wilde Hercules staat.
Er zijn nog twee oude waterputten waaruit vroeger het water voor de was werd gehaald.
Het hofje te nog steeds bewoond door vrouwen van elke religie.

Van links naar rechts Oude Gracht:

 Onbekend wapen. nr. 241.

Twee maal een oorlogsschip. nr. 241. 



Met de klok mee Oude Gracht:

Fortuna. nr. 238 - 240.

Brasem. nr. 217.

D Clock anno 1616. nr 138.

Snijraam met vier pijlen en roos. 



Met de klok mee Oude Gracht:

Symbool van Rozekruisers. nr. 114.

Op hoop van zegen. Vismeisje. nr. 103.

Burcht met roos en jaartal 2002. nr. 99.

Melkmeisje. nr. 56.





            Zie vervolg. ALKMAAR ONTDEKKEN. GEVELS, GEVELSTENEN, ORNAMENTEN,
                                                       SNIJRAMEN, ETC. DEEL 2.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten