zaterdag 8 oktober 2022

WEST-JAVA. JAKARTA EN OMGEVING. (DEEL 4)

 

        JAKARTA TOEN NOG DE 

HOOFDSTAD VAN DE REPUBLIEK

                   INDONESIË.

                                     DEEL 4.



PULANG KE INDONESIA.

Het tijdelijk verblijf in Singapore duurde langer dan ik had verwacht. Vloog intussen een keer naar Nederland voor werkoverleg en medische keuring, en daarna weer naar Singapore. Uiteindelijk na maanden teruggekeerd in Jakarta.
Iets wat je in Singapore in het geheel niet zag aan en op de openbare weg, waren de straatventers met hun etenswaren, wel kwamen die in Singapore op bepaalde plaatsen samen, waar het was toegestaan.

STRAAT VENTERS.

Het kan zo gek niet zijn, maar je komt ze tegen in Jakarta, de venters met hun etenswaren.
De oudste vorm van hun waar aan de man te brengen was, dat de venter aan een stevige bamboelat, die hij over zijn schouder draagt, met aan de uiteinden hangend twee manden of kastjes, waarin hij zijn complete keuken en etenswaren vervoerd. Zo heeft iedere venter zijn eigen producten om te verkopen en kan je ze onderscheiden aan hun roep, fluit, bel of een of ander signaal. Voor ons westerlingen een geluid wat ons niets zegt, maar voor de lokale bevolking het teken van welke venter er aan komt, en wat hij verkoopt. 

In vroegere dagen verdienden deze arbeidskrachten amper genoeg om zelf van rond te kunnen komen, daar zij volledig werden uitgebuit door hun werkgever. Maar tegenwoordig zijn ze zelfs georganiseerd.

Omdat de Indonesiërs wonen in een land met een variabele variëteit aan eten en drinken, gaan de Indonesiërs wel uit eten, maar de meerderheid gaat niet naar een restaurant. De lokale eetcultuur is sterk afhankelijk van straatvoedsel. Zo kunnen zij dag en nacht genieten van de heerlijke maaltijden, welke worden aangeboden door de alomtegenwoordige straatverkopers; ontbijt, lunch en diner, of gewoon een hapje tussendoor.

Straatvoedsel is in feite een snelle maaltijd die wordt verkocht door een verkoper met een mand, duwkar, bij een kraam van mogelijk een winkel waar de kalneten de bereiding van voedsel duidelijk kunnen zien.
Het zorg voor een nauwe band tussen de klant en het straatvoedsel, in het kader tot een bord met eten in een restaurant.
het aangeboden voedsel varieert van eenvoudige stukken fruit tot een portie saté en nasi goreng. Een feit is zeker dat twee gerechten met een zelfde naam van verschillende kramen ook zeker verschillend smaken.

Een heel populair straatvoedsel is soto. Het bestaat hoofdzakelijk uit bouillon en verse groenten en vleesballetjes. De meest gebruikte vleessoorten zijn rundvlees (sapi), kip (ajam) en geit (kambing).
Varkensvlees wordt zelden verwerkt daar dit niet halal is.
Soto wordt aangeboden met witte rijst of samengeperste rijst (longtong). 
Zo kent men soto Madura, van het eiland Madura, soto Betawi uit Jakarta, soto Padang uit West-Sumatra, soto Bandung uit West-Java, soro Banjar uit Zuid-Kalimantan, en soto Makassar uit Zuid-Sulawesi.


Een heel ander soort van straat verkoop dat hoofdzakelijk wordt gedaan door vrouwen is de verkoop van kruidendrankjes (jamu).
Deze kruiden drankjes zijn natuurlijke medicijnen of pepmiddelen, die door de vrouwen op traditionele wijze worden klaar gemaakt en daar flessen mee vullen.
Ze gaan vaak van huis tot huis voor de verkoop en waar je last van mag hebben, ze hebben er altijd wel een drankje voor. (Je moet er zelf wel in geloven!)

Es, Es, Es, roept de ijsverkoper die met zijn karretje langs de huizen gaat.
Deze ijsverkopers verkopen niet het verpakte ijs van bekende merken, koel gehouden in koelboxen, maar het zogeheten geraspte ijs waaraan hij weer sappen van uitgeperste vruchten aan toevoegt. het ijs raspt hij van een enorm blok ijs, dat hij in een bak vervoerd en uiteraard langzaam aan het smelten is.

De lokale bevolking is er gek op en schijnt er niet ziek van te worden, maar ik kan het een westerling niet aanraden, daar dit ijs wel van water uit de kraan wordt gemaakt, maar niet dat zoals bij ons waar het zonder meer drinkbaar is.
Maar deze ijsventers bestonden er reeds in de koloniale periode  en gingen ook bij de blanke bewoners langs met hun hebben en houwen over hun schouder dragend aan een bamboe lat.


Straatverkopers zijn zonder meer gebruikelijk in de straten van de Indonesische steden. Zij die hun goederen op fietsen of karren aan de man trachten te brengen.
Straatvoedsel heeft een lange geschiedenis in de Indonesische traditie. Sommige panelen met het bas-reliëfs op de Borobudur beschrijven reizende verkopers van eten en drinken, wat suggereert dat het kleinschalige voedselondernemingsschap al in de 9e eeuw in het oude Java was gevestigd



Al deze voedselventers hebben hun eigen vervoersmiddelen, waaronder pikulan, gerobak, sepeda etc.

PIKULAN.


De pikulan nauwkeuriger omschreven als een draagmiddel door twee manden of houtenkasten in evenwicht te brengen met behulp van een bamboe paal of een stang op de schouder.
Het is van de langzaam verdwijnende manier van het voedselventen.




SUNGGI EN BAKUL.

In het Javaans betekend sunggi dingen dragen op het hoofd met behulp  van een gevlochten schaal. Terwijl bakul in het Javaans verwijst naar een geweven bamboe container.
Deze praktijk is vrij gebruikelijk op Bali, Lombok en Java.
De verkopers van sunggi saté, meestal vrouwen, dragen rauwe saté, lontongs, pindasaus op het houten dienblad op hun hoofd, terwijl ze manden dragen met grill, houtskool, bamboehandventilator, ketjapfles en een kleine houten stoel genaamd dingklik.

GEROBAK.

Gerobak betekend voedselkar. Het is een van de meest gebruikelijke manieren om straatvoedsel te verkopen.
Deze voedselhandkarren hebben  meestal een vergelijkbare grote en hetzelfde ontwerp, maar zijn onderscheidend, afhankelijk van het soort voedsel dat zij verkopen.
Ze lijken op een kast op wielen met laden en een glazen kast om de ingrediënten op te slaan en weer te geven.
Om hun product te koken of te bakken maken ze tegenwoordig gebruik van butagasflessen, behalve de saté verkoper die houtskool gebruikt. Hun producten staan duidelijk aangegeven op de zijkant van de kar.

BECAK EN SEPEDA.

Een  becak is een fietsriksja of fietstaxi, een sepada is een fiets.
Beide kunnen worden gebruik voor de verkoop van straatvoedsel. 
De gerobak wordt dan op een handige wijze aan de sepeda of de becak bevestigd en in sommige gevallen zelfs aan een motorfiets.
Het is voor de verkoper een eenvoudiger manier om grotere afstanden af te leggen.

WARUNG.


Een warung is een kleine bescheiden winkel, welke gebruikt kan worden voor de verkoop van voedsel of andere artikelen.
Het meest voorkomende is de warung tenda, een bescheiden traptentwinkel die aan een drukke straatkant is gestationeerd.
De verkoper heeft aan de voorkant van zijn kar een soort tableau, met daarvoor kleine krukjes waarop zijn klanten kunnen zitten tijdens het eten. 


HET GELUID VAN DE VENTER.

De voedsel venters komen in de woonwijken om potentiële klanten in huishoudens te bedienen.
Velen hebben hun eigen kenmerkende roep, liedje of geluid om hun waren aan te kondigen.
Een saté-venter zou bijvoorbeeld een kenmerkende schreeuw tééé satééé hebben, de bakso-venter zal op een houten kentongan, een spleettrom slaan, de bubur ayam-venter zou de zijkant van een soepkom raken, terwijl mie-ayam wordt aangekondigd door op een houten blok te slaan.
Zo zal een verkoper van bezems (sapu), borstel en dergelijke artikelen roepen puu-sapuu.
Dit wil niet zeggen dat het overal het zelfde is in Indonesië. Het kan per stad en zelfs per wijk verschillen.





Met tussen periodes bracht ik ook een tijdje door op Bali. Een van mijn bekenden die in een groot winkelcentrum in Jakarta een bakso (gehaktballensoep) restaurantje heeft, had daar in Ubud iets dergelijks opgezet, en had er een woning waar ik dan kon verblijven. Mijn eerste kennismaking met dit eiland, was met een georganiseerde busreis met een klein gezelschap uit Singapore en Maleisië, "Java - Bali overland" v/v.
Steeds als ik terugkeerde naar dit mooie groene eiland, raakte ik er meer en meer verliefd op.
Misschien wat voor later als ik met pensioen ben, je weet maar nooit. 


OUD BATAVIA.

Het gebied van het vroegere Batavia, dat in 1613 werd veroverd door Jan Pieterszoon Coen in opdracht van de VOC, omvatte de haven Sunda Kelapa, een lager gelegen gedeelte en later een hoger gelegen gedeelte.
In het lager gelegen gedeelte kampte men al snel met overstromingen en werden er dijken, kanalen en sluizen aangelegd om dit droog te houden.
In het hoger gelegen gedeelte werd een moderne stad gebouwd, waar de regeringsambtenaren, banken en handelscentra waren ondergebracht,

Maar zoals het gaat in het leven, mensen komen en gaan, maar dat wat zij gebouwd hebben weet de tijden de doorstaan. Zo ook in Jakarta waar men uiteindelijk zich realiseerde dat het een stuk geschiedenis van het land is, dat behouden moet worden.
Helaas heeft men er te laat aan gedacht, is het verval dusdanig groot, dat het nu kapitalen kost om deze gebouwen weer in oude staat terug te brengen. Maar men is ermee begonnen.

Het bleef voor mij een gebied met aantrekkingskracht vanwege de Pinisi scheepjes die hier al honderden jaren lang hun lading lossen en laden.
Wat me niet eerder was opgevallen, daar het schuil ging achter een lading doorgeroeste containers, was het scheepvaartmonumentje aan het het begin van de haven. het is een Pinisi zeilschip op een hoge golf.
Maar alleen al het soort omheining er omheen, de rommel die er gestort ligt en de wild groei, doet je de tranen in je ogen schieten. Het zal wel eens netjes worden onderhouden.
Zo slenterde ik weer eens de gehele kade af en genoot van de scheepjes, hun lading en het lossen ervan.
Je moet je zelf afsluiten van het geluid van de vrachtwagens, en dan kan je je zelf indenken hoe vroeger in de Gouden Eeuw in Holland de zeeschepen werden gelost met hun ladingen uit het Verre Oosten.  Alles met mankracht over smalle loopplanken of met een enkele boomkraan. Ach wat is dan tijd?


Zo probeerde ik bij verschillende schippers of het mogelijk was een reisje mee te maken tegen een vergoeding, maar dat lukte helaas niet



 De oude haven toren weer een beklommen voor een overzicht opname van het gebied en de oude pakhuizen waarin het scheepvaart museum is gevestigd. Hier is men druk bezig geweest met de restauratie van het verleden.


Nog even het scheepvaartmuseum bezocht, waar weinig was veranderd, en men nog steeds niet wist wat de datum boven de deuren betekenden, nieuwbouw, aanbouw of verbouwing.
Tegenover het museum hebben zich handelaren gevestigd in scheepsmaterialen, waarvan sommige tot scheepsantiek behoren. Je kon het zo gek niet voorstellen maar oud en modern was er te koop, want ook de opkomst van privé jachten was meer en meer toegenomen. Ik zag echt prachtige oude scheepsverlichting, versleten sextanten, schuifkijkers, maar de prijzen waren er wel naar. Aan de kisten buiten bij deze handelaren was te zien dat hun producten wereldwijd te oceanen overgingen.



 Uiteindelijk komen we weer bij de de oud Hollandse hefbrug uit, die alleen geopend is voor voetgangers verkeer. maar even verder  staat een brug over de rivier waar van je je afvraagt komt er nu nooit een einde aan de vervuiling van het oppervlaktewater in deze stad. Plasticzoekers zoeken zelfs op vlotten om aan een inkomen  te komen. Maar dan weer de vergane gebouwen uit een rijke periode van het land. Hoe pijnlijk het het ook is, geen kapitaal investeerder steekt er nog geld in, omdat het land aan het verzakken is, wat de reden is dat de hoofdstad van Indonesië verplaatst wordt naar Kalimantan.  
Een gedeelte van het oude Batavia wat wel goed gerestaureerd is het Fatahillah plein.

Aan het plein is het voormalige stadhuis uit de 17e eeuw gelegen, wat nu dienst doet als het Historisch Museum van Jakarta ook wel het Fatahillah Museum genoemd.
Midden op het plein staat een een fontein waar de vroegere bewoners hun watervoorraad haalden.
Verder zijn er in de gerestaureerde gebouwen diverse musea ondergebracht.


                      Op een oude plaquette staat het volgende vermeld in het oud Nederlands:

Dit stadhuis is na het afbreeken van het oude begonnen den 25 ste Januari Ao 1707 onder de Regeringe van de Heere Gouvernuer Generael Joan van Hoorn.
En vol bouwt onder de Regeringe van den Heere Goeverneur Generael Abraham van Riebeeck den 10e July Ao 1710.

In het gebouw zijn in de ruime zalen ingericht met zeer fraaie meubels uit de 18e eeuwse periode dat Batavia nog Jayakarta werd genoemd. Afbeeldingen van rechtspraak uit de koloniale periode, maar ook de gevangenis waar eens de Indonesische vrijheidsstrijder Prins Diponegoro gevangen werd gehouden.


Recht tegenover het oude stadhuis ligt het Cafe Batavia, dat werd gebouwd in 1830 en twee verdiepingen heeft. Het geheel heeft de oude koloniale sfeer weten te behouden, met hoge plafonds, brede trappen en hoge vensters die veel licht geven aan het interieur. Terwijl we op onze bestelling zaten te wachten, hadden we gelegenheid om eens rustig rond te kijken. en terug te glijden naar de pracht en praal van toen. Buiten de internationale keuken kan hier ook nog genieten van de oud Nederlandse Oost-Indische keuken.

LIEVER LUI DAN MOE!

Het is een bekend gezegde in Nederland, maar wat ook van toepassing is in Indonesië.

Deze venters hielden het al vroeg voor gezien, spreidde hun matjes uit na een hapje eten, en lagen niet veel later te snurken in de schaduw van een boom.
Het is te begrijpen dat je moe bent van het slepen van je handel tijdens je wandel, met zo'n lichaamsovergewicht. Ook hier kent men het probleem van te veel ongezond eten en drinken.

PENSIOEN.

Dan nadert de datum van het met pensioen, pensiun in het Indonesisch, gaan. Het einde van een werktijd waar ik met plezier op terug kan kijken. Het betekende terug keren naar Nederland voor het afscheid van mijn loopbaan, samen met andere collega's.
In tussen tijd naar Noord-Sumatra gereisd om afscheid te nemen van het echtpaar dat ik daar heb leren kennen. De familie had te kennen gegeven dat ze het een eer zouden vinden als ik aanwezig zou zijn bij de bijzetting van de beide oudjes in het familiegraf op het eiland Samosir. in het Toba Meer, waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Het was emotioneel en kreeg van het oudste familielid de ulos omgelegd, opdat ik tot de familie zal behoren. Zo ook onverwachts bericht gekregen, dat de Tante in Ciamis was overleden. Uit beleefdheid daar naar toe gegaan met de pleegzoon en bloemen gelegd op haar graf.
Wetend dat ik voor enige tijd terug zou keren naar Nederland en afscheid zou nemen van Jakarta, begonnen dat ik te pakken wat ik achter zou laten voor de verhuizing naar Bali.
Het was een mooie afscheidsreceptie op het kantoor samen met nog tien collega's die van hun pensioen gingen genieten en een deel van het kantoorpersoneel. We zijn daarna met de hele ploeg lekker uiteten gegaan op kosten van de baas.

Na al de nodige zaken in Nederland te hebben afgehandeld en met da naderende winter in het vooruitzicht besloot ik naar Indonesië terug te keren. Kreeg intussen bericht dat mijn eigendommen reeds waren overgebracht van Jakarta naar mijn onderkomen op Bali.
Bali dat ik eerst leerde verkennen op de fiets, later bij het verkrijgen van een Balinees rijbewijs per Susuki-jeep, maar dit was ook het begin van al mijn verdere omzwervingen over de Indonesische archipel, het zoeken naar tempels, het begrijpen van religies en het opsnuiven van culturen.
Het belangrijkste het samenleven met de lokale bevolking en het respect van hen te verdienen.



Mijn dank aan een ieder die mij in de vele jaren die ik in Indonesië het mogen leren kennen en mij met raad en daad hebben bijgestaan.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten