dinsdag 29 september 2020

STUWADOOR & GEREEDSCHAP.

 

         TERUG IN DE TIJD 

            VOOR DE OPKOMST

                 VAN DE CONTAINERS.



STUWADOOR.

Stuwadoor, ook stouwer, iemand die zijn beroep of bedrijf maakt van laden en lossen van schepen, hetzij voor een bepaalde som, hetzij voor een bedrag per ton of per andere eenheid.
Deze werkzaamheden waren in grote havens meestal in handen van een stuwadoorsonderneming (wettelijk iedere onderneming waarin, zij het niet voortdurend, stuwadoorsarbeid wordt verricht. Sommige  grote scheepvaartmaatschappijen hadden hun eigen stuwadoorsbedrijf, hoewel da laatste decennia dit is vermindert.

STUWADOORSARBEID.


Stuwadoorsarbeid omvatte alle werkzaamheden welke nodig waren om koopmansgoederen te laden en te lossen in en uit het schip, het verwerken op de kade en het verwerken uit of in pakhuizen, opslagplaatsen, lichters, voertuigen; hieronder werd ook verstaan het controleren, wegen , meten en het nemen van monsters van de goederen; alsmede het bedienen en onderhouden van inrichtingen of werktuigen die hierbij nodig waren, en het houden van toezicht.
Stuwadoors en -ondernemingen hadden voor het uitvoeren van het werk havenarbeiders in loondienst.

De havenarbeider was een ieder die stuwadoorsarbeid verrichtte en niet behoort tot de bemanning van het schip. 

STUWADOORSGEREEDSCHAP.

Stuwadoorsgereedschap, alle uitrustingsstukken en kleinere losse mechanische middelen voor laden, lossen, verwerken en stuwen van de goederen zowel aan de wal als in het schip. De grote inrichtingen aan de wal en aan boord worden hiertoe niet gerekend. 
Na de Tweede Wereldoorlog hebben grote veranderingen plaats gevonden in verpakking van goederen, in behandeling en in vervoer. Dit proces, ten doel hebbend grotere en snellere laad- en losprestaties, minder havenligdagen, minder beschadiging van de goederen en grotere veiligheid, is nog steeds in volle gang.
Samengaand met pallettisering, containervervoer, rij-op/rij-af systemen, enzovoort, werd vooral het klein-mechanische machinepark aanzienlijk uitgebreid. In vele havens en op nieuw gebouwde schepen werd het conventionele gereedschap min of meer verdrongen.
Van de vele uitrustingsstukken worden er hier enige genoemd:

AUTOSTROPPEN.

Autostroppen  zijn speciaal geconstrueerde stroppen, voorzien van vioolstukken om onverpakte auto's zonder schade te laden of te lossen. Voor verschillende merken auto's zijn diverse uitvoeringen gemaakt. De voor- en achterwielen komen te staan op dwarsscheeps eronder gebrachte repen zeildoek, touwen of stalen netten, stellen buizen e.d. Een en ander wordt bevestigd aan spruiten, welke boven de auto door vioolstukken op afstand worden gehouden.

BAALHAAK.


Een baalhaak dient voor het verwerken van balen manufacturen, zakkengoed e.d. Het is een dubbel haakje met kleine puntjes, (onderste op afbeelding) zodat geen schade veroorzaakt kan worden.
Voor het verwerken van zakken met suiker, fijne zaden en soortgelijke goederen gebruikt men de lepelhaak, (links op de afbeelding) een handvat met platijzer waarop een aantal fijne puntjes zijn aangebracht.

BAALTANG, KISTTANG, RAILTANG, BALKTANG, E.D.

Dit zijn gesmede tangvormige gereedschappen, bestaande uit twee scharnierende delen, verbonden aan een ketting.

(railtang.)

Aan één eind van de tangdelen is een oog gesmeed. Deze ogen zijn of bevestigd aan een kettingspruit, of men heeft er een ketting doorgeschoren waarvan de uiteinden samenkomen aan een ring. De vorm van de tang hangt af van de soort colli welke ermee verwerkt moet worden. het aangrijpen of inklemmen of vasthaken geschiedt als de laadreep doorgezset wordt.

BOOTWERKERSHAAK.

De bootwerkershaak, ook krulhaak of sjouwershaak, is een kromme haak met een scherpe punt en een handvat.
Er zijn grote en kleine haken die alleen gebruikt mogen worden bij het verwerken van kisten en kratten.


BROEKSTROP.


De broekstrop, ook broekingstrop, is een manillastrop waarvan de parten over een gedeelte verbonden zijn door een reep zeildoek. 
Hierdoor wordt de druk van de strop over een groter oppervlak verdeeld en voorkomt men insnijden van de colli.
Ze komen in verschillende vormen voor, bijvoorbeeld: tabakstroppen, koffiestroppen, salpeterstroppen, cementstroppen e,d. en zijn speciaal gemaakt voor één soort lading.
De doorsteekplaats en de plaats van inhoeken van de laadhaak is steeds hetzelfde; daarom worden deze plaatsen vaak bekleed met smeerleer.


ERTSBAK.


Een ertsbak wordt gebruikt voor lossen en laden van ertsen, kolen e.d. in havens waar geen moderne losmiddelen beschikbaar zijn. Het zijn ijzeren bakken met drie ophangpunten, welke aan één zijde open zijn.
Ze worden aan een kettingdriespruit opgehesen. De ketting aan het gesloten einde  is langer dan de beide andere.
Op de stortplaats viert men de bak neer, haakt de kettingen aan de zijwanden los. Vervolgens hieuwt men de bak op aan de ketting op het gesloten einde en stort deze leeg.




KOEBROEK.


De koebroek, welke ook voor paarden gebruikt kan worden, bestaat uit twee spiertjes, waartussen een brede lap zwaar zeildoek.
Dient voor het overnemen van grotere dieren als paarden, runderen en andere grote viervoeters, als er geen betere middelen ter beschikking zijn. De strook zeildoek komt onder de buik van het dier. Aan de open einden is lijktouw genaaid, waarvan de borsthoogte en onder de staart een kop- en staarttouw is vast gemaakt.
Op de uiteinden van de spiertjes maakt men de tampen van een vierspruit vast. (Moderne koebroek op afbeelding.)


LADINGNET.

Het ladingnet was eertijds bekend onder de naam boternet, en is een net van touw of van staaldraad. De naam boternet is uit de tijd dat de boter in kleine ronde houten vaatjes werd verpakt voor verzending.
Ladingnetten komen in vele afmetingen en modellen voor, zijn vierkant, zeshoekig of achthoekig van vorm.
Ze worden gebruikt voor colli die lastig met een strop aangeslagen kunnen worden.
Ter voorkoming van schade aan zwakke colli legt men er wel een schaalbord in.

      
(Links een netboord en rechts een schaalbord.)

PAKSTROP.


Eem pakstrop, ook laadstrop[ of leng gemaakt van drie en een half tot vier duims manilla touwwerk.
De uiteinden worden met een korte splits of met twee oogsplitsen aan elkaar verbonden. Men gebrukt ze voor het aanslaan van kisten , balen, zakgoed e.d, terwijl voor zwaardere kisten ook wel staaldraad lengen worden gebruikt. 
Tegen het inknijpen brengt men planken aan tussen de strop en de colli.

SUIKERHAAK.

Een suikerhaak is een dunne ijzeren staaf met handvat en grote scherpe haak, welke men gebruikte bij stuwen van krandjangs (gevlochten manden) suiker.

WOLHAAK.

Een wolhaak is een haak met een lange punt. De haken zijn bevestigd aan een ketting en worden gebruikt bij het verwerken en uit de laag halen van balen wol, katoen e.d. De punten worden onder het bandijzer gestoken dat om de colli zit.

MECHANISCHE KRACHT.

Onder de mechanische kracht valt de vorkheftruck, een mechanisch bewogen wagen, voorzien van een horizontale vork en hefinrichting.
Verder kennen we de dommekracht een soort krik om zware lasten op te tillen of te ondersteunen, en de plaatklem om staalplaten op te hijsen. Deze behoren tot de modernere gereedschappen.



                                                                                                                                                                                      
                                                 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten