HET KNOPEN
VAN TOUW EN STAALDRAAD.
SCHIEMANSWERK.
Onder schiemanswerk verstaat men alle bewerkingen en verbindingen die men met touwwerk en staaldraad voor scheepsgebruik kan toepassen, zoals het leggen van steken en knopen, bindsels en naaiingen, het splitsen, trenzen en smarten, het kleden, het slaan van platting, het zeilnaaien en het maken van verfraaiingen.Er bestaat een verschil tussen een knoop en een steek, al worden deze termen vaak door elkaar gebruikt. In de engste zin is een knoop een stopper op het eind van een touw. men legt ook een knoop als twee touwen op zo'n manier in elkaar worden verstrengeld dat ze elkaar beknijpen en niet vanzelf losgaan. Een steek wordt gelegd om een touw rond een voorwerp (rondhout) te bevestigen, of in het algemeen door een lus te leggen die niet tot een knoop in elkaar kan worden getrokken.
KNOPEN EN STEKEN.
Sommige knopen worden genoemd naar het doel waarvoor ze bestemd zijn, andere naar hun aanzicht of herkomst. Zij bestaan in vele honderden varianten.
De meest bekende is de halve steek (A), ook wel de 'oude wijven' of 'boeren knoop genoemd, een slecht gemaakte platte knoop waarvan de parten op verkeerde wijze dooreen zijn gestrengeld, zodat de knoop slipt en bij dun touw niet zonder moeite kan worden losgemaakt. De voornaamste zijn: de achtknoop of Vlaamse steek (B). Zij verhindert het uit een blok of leioog slippen van een eind. Wordt gelegd op de tamp van een schoot. Een tamp is het uiteinde van een touw.
Een andere bekende knoop is de platte knoop (C), een eenvoudige knoop voor het aan elkaar zetten van twee even dikke touwen. Verkeerd gelegd wordt het een oud wijf.
De schootsteek (D) gebruikt men voor het aan elkaar bevestigen van twee niet even dikke touwen, zoals de schoot en de schoothoorn van een zeil. Deze kan ook dubbel uitgevoerd zijn (E).
De paalsteek (enkele F en dubbele G) is een steek voor het leggen van een niet dichtschuivend oog in een tamp.
De schildknoop wordt gebruikt als verdikking in een lijn, kan ook dienen als stopper. Het is ook het begin van vele sierknopen.
De mastworp (H) is een steek om een lijn of tros aan een rondhout te bevestigen. Bestaat uit twee halve steken, tegen elkaar gelegd. Er kan kracht op worden uitgeoefend, loodrecht op het rondhout of tros. Moet die kracht worden uitgeoefend min of meer in de lengterichting, dan gebruikt men bij voorkeur de mastworp met voorslag; door een extra rondtorn schuift die minder gemakkelijk zijdelings weg.
Twee halve steken (I); de halve steek is een zeer eenvoudige knoop die zeer veel toegepast als onderdeel van andere knopen. Zo bestaat de platte knoop uit twee halve steken. Een halve steek op zich dient weinig nut. Hij wordt weleens gebruikt als stoppersknoop.
De vissersteek (J) of vissersknoop is een knoop die bedoeld is om natte en gladde touwen aan elkaar te verbinden.
De mastworp (K) dient om een touw rond een bolder, paal of rondhout of een ander touw te bevestigen.
De timmersteek (L) of muilslag is een halve steek om een rondhout of plank gelegd, met het halende part een flink eind boven boven de timmersteek., om zodoende het stuk hout rechtstandig op te kunnen halen.
De splitsteek (M) wordt gelegd als een touw gemakkelijk moet kunnen worden losgetrokken van onder een andere steek.
De bochtsteek of nekslag (N) legt men in een eind waarop men de haak van een takel wenst te haken.
De trompetsteek (O) wordt gelegd voor het inkorten van een touw waar kracht op staat. Valt de kracht weg dan valt ook de steek uit elkaar.
De ankersteek of werpankersteek is een knoop waarmee een lijn aan een oog bevestigd kan woerden. De ankersteek is een steek die niet eenvoudig is los te maken, en wordt met name gebruikt voor verbindingen die definitief zijn.
De hieling- ketting- of karaakstaak (boven) is een sterke knoop die ook gemakkelijk weer is los te halen, wat de knoop geschikt maakt voor het verbinden van twee einden waarop veel kracht wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld een sleeptros.
De knoop lijkt veel op de platte knoop en wordt daarom vaak verkeerd voorgedaan. De uiteinden horen schuin tegenover elkaar te eindigen. Met de beide uiteinden aan dezelfde kant wordt het een wakeknoop, een heraldische knoop genoemd naar Hereward de Wake.
De marlsteek is een type knoop die gebruikt wordt bij het zeilen, om het zeil aan de giek en de gaffel te bevestigen.
Marlen is het met een marllijn bevestigen van het grootzeil aan het rondhout (giek en gaffel).
de marlsteek wordt ook gebruikt om een bos touw op te binden of een rol bij elkaar te houden.
SCHIEMAN.
Een schieman had in de zeiltijd een onderofficiers-rang die volgde op de bootsman. De schieman was belast met het tuig van de fokkemast, de bootsman met dat van de grote mast, de bootsmansmaat met dat van de bezaansmast. Ondergeschikten van de schieman waren de schiemansmaten, die het toezicht op de boegspriet hadden.
De matrozen die ondergeschikt waren aan de schieman, werden de schiemansgasten genoemd. Het woord schieman in de betekenis van een rang wordt niet meer gebruikt, maar is wel blijven voortbestaan in het werkwoord schiemannen.
SCHIEMANNEN.
Schiemannen zijn zij die het schiemanswerk verrichten. Tot de gereedschappen, benodigd voor het schiemanswerk behoren onder andere de marlspijker, de wantschroef, de kleedkuil en gereedschappen en hulpmiddelen van de zeilmakersuitrusting.
Met verdwijnen van de zeilvaart zijn verschillende bewerkingen in ongebruik geraakt. Op de werktuigelijk voortbewogen vaartuigen komt veel van de tuigage, die voornamelijk gebruikt wordt voor het meren en het laad- en losgerei. klaar voor gebruik aan boord.
TAKELING.
(Het aanleggen van een eindtakeling. De uiteinden van de takeling worden afgeknipt.)
Takeling is omwoeling van het eind van een touw, staaldraad of tros om losspringen of uit elkaar rafelen van de strengen te voorkomen.
Gewone of eindtakeling: wordt om het einde van een tros gelegd.
Middentakeling: wordt midden in een tros gelegd, bijvoorbeeld wanneer een tros of staaldraad ter plaatse moet worden afgekapt.
Genaaide en kruistakeling (rechts) is een verfijning van de eindtakeling, waarbij de mogelijkheid van afschuiven van de takeling wordt voorkomen.
Tegenwoordig gebruikt men om het uitrafelen van strengen te voorkomen ook wel een krimpkous, dit is een plastic omhulsel dat bijverwarming krimpt en zich strak rond de tamp samentrekt.