DE STRIJDENDE PARTIJEN. (2)
NEDERLAND, DENEMARKEN EN FRANKRIJK
TEGENOVER ENGELAND, SCHOTLAND EN
MÜNSTER.
2E ENGELSE OORLOG.
De reden van de Tweede Engelse Oorlog, die duurde van februari 1665 tot juli 1667, was opnieuw de hoofdoorzaak economische rivaliteit tussen beide zeemogendheden aan de Noordzee en meer in het bijzonder de pogingen, door een machtige groep Engelse kooplieden en edelen, die geprotegeerd werden door de Hertog van York, de latere koning Jacobus II (rechts) aangewend om zich meester te maken van overzeese vestigingen van de Republiek: al voor de oorlogsverklaring bezetten Engelse 'particuliere' expedities Nieuw-Nederland (tegenwoordig New York) en de factorijen van de WIC (West Indische Compagnie) aan de kust van Guinea (Suriname) en het eiland Curaçao.
Het antwoord hierop was het uitvaren van de vloot onder bevel van De Ruyter. Deze vloot was vooral door het toedoen van Raadspensionaris Johan de Witt aanzienlijk beter uitgerust en bemand en telde bijna geen tot oorlogsschepen getransformeerde koopvaardijschepen meer.
Toch was de eerste grote slag van deze oorlog, bij Lowestoft op 13 juni 1665 voor de Hollanders een zware nederlaag, wat vooral te wijten was aan het zwakke beleid van de opperbevelhebber, Van Wassenaer van Obdam, die in deze zeeslag sneuvelde.
In het zelfde jaar kreeg de Nederlanden te maken met een inval onder leiding van de bisschop van Münster, Bernhard von Galen, die met Engelse financiële steun Gelderland, Overijssel en Drenhte binnenviel, gebruikmakend van de verwaarlozing van het leger ter land.
In het najaar echter wist De Ruyter (rechts), die na zijn terugkeer van de slag bij Lowestoft was benoemd tot opperbevelhebber de Oost-Indische vloot, die een schuilplaats had gezocht in de Baai van bergen (Noorwegen), voor het grootste deel veilig naar de thuishaven te brengen. De Ruyter wist ook de Franse koning Lodewijk XIV aan de zijde van de Republiek te krijgen, daar de door de Engelsen beschermde kapers ook de Fransen schepen aanvielen.
In het jaar 1665 richtte De Ruyter het Korps Mariniers op, militairen ter zee.
In 1666 werd Londen geteisterd door een zware brand wat de financiële positie van het land erg wankel maakte. Deze brand vernietigde 1,5 vierkante mijl, met 87 kerken en 13.200 woningen.
Het antwoord hierop was het uitvaren van de vloot onder bevel van De Ruyter. Deze vloot was vooral door het toedoen van Raadspensionaris Johan de Witt aanzienlijk beter uitgerust en bemand en telde bijna geen tot oorlogsschepen getransformeerde koopvaardijschepen meer.
Toch was de eerste grote slag van deze oorlog, bij Lowestoft op 13 juni 1665 voor de Hollanders een zware nederlaag, wat vooral te wijten was aan het zwakke beleid van de opperbevelhebber, Van Wassenaer van Obdam, die in deze zeeslag sneuvelde.
In het zelfde jaar kreeg de Nederlanden te maken met een inval onder leiding van de bisschop van Münster, Bernhard von Galen, die met Engelse financiële steun Gelderland, Overijssel en Drenhte binnenviel, gebruikmakend van de verwaarlozing van het leger ter land.
In het najaar echter wist De Ruyter (rechts), die na zijn terugkeer van de slag bij Lowestoft was benoemd tot opperbevelhebber de Oost-Indische vloot, die een schuilplaats had gezocht in de Baai van bergen (Noorwegen), voor het grootste deel veilig naar de thuishaven te brengen. De Ruyter wist ook de Franse koning Lodewijk XIV aan de zijde van de Republiek te krijgen, daar de door de Engelsen beschermde kapers ook de Fransen schepen aanvielen.
In het jaar 1665 richtte De Ruyter het Korps Mariniers op, militairen ter zee.
In 1666 werd Londen geteisterd door een zware brand wat de financiële positie van het land erg wankel maakte. Deze brand vernietigde 1,5 vierkante mijl, met 87 kerken en 13.200 woningen.
VIERDAAGSE ZEESLAG.
Gedurende de Vierdaagse Zeeslag van deze oorlog, welke duurde van 11 tot 14 juni 1666, bevochten de Nederlandse slagvloot onder de De Ruyter, die zelf het commando voerde over het centrum, met als tweede persoon Aert van Nes, terwijl de voorhoede werd gecommandeerd door Cornelis Tromp met als tweede man Meppel en de achterhoede door Cornelis Evertsen met Tjerk Hiddes de Vries als tweede man, de Engelse vloot.
Het bevel over de Engelse vloot berustte bij prins Rupert en de hertog van Albemarle gezamenlijk, die ook het eskader van de rode vlag commandeerden, terwijl het eskader van de witte vlag onder bevel stond van Thomas Allin, later van Ayscue, en dat van de blauwe vlag eerst onder bevel van Ayscue, later Jeremy Smith.
Deze veranderingen waren het gevolg van het detacheren, op 8 juni, van een twintigtal schepen onder Prins Rupert (links) om de zuid, teneinde de Franse vloot onder bevel van de hertog van Beaufort (rechts), waarvan men vreesde dat die de Nederlanders zou komen bijstaan, op te wachten.
Hierdoor was het ook dat de Engelse hoofdmacht, toen zij op 11 juni, op de terugweg van Duins naar de Theems, zicht kreeg van de Nederlanders die tussen Duinkerken en North Foreland ten anker lagen, numeriek aanzienlijk zwakker dan de tegenstander.
Monk (links) had bij zijn vlag ongeveer 54 'ships, fit to lie in the line of battle', terwijl de Nederlandse vloot 84 dergelijke schepen telde.
Niettemin besloot Monk, die het voordeel van de loef had, aan te vallen, daar hij hoopte dat het eskader van Tromp (rechts) en Meppel te kunnen verslaan, voordat de andere Nederlanders zouden kunnen ingrijpen.
Dit gelukte hem echter niet en het gevecht werd algemeen. Toen de duisternis inviel en de twee vloten elkaar loslieten om de opgelopen averij te herstellen, hadden de Engelsen drie schepen verloren en de Nederlanders twee en waren Cornelis Evertsen en Sir William Berkeley, vice -admiraal van de Engelse witte vlag, gesneuveld.
Ettelijke schepen van beide partijen moesten voor herstel naar hun thuishaven terug keren.
De strijd op de tweede dag had het karakter van een serie passeergevechten, waarbij de Engelsen het linieverband beter handhaafden dan de Nederlanders, die meer eskaders- of groepsgewijs optraden.
Op den duur liet de Nederlandse overmacht zich echter zodanig gelden dat Monk besloot om terug te trekken naar de Engelse kust, waarbij de meest beschadigde schepen voorop voeren onder dekking van de 16 zwaarste en minst beschadigde schepen met het vlaggenschip, 'The Royal James' in het midden.
Terwijl deze terugtocht aan de gang was verkende men in de namiddag van de derde dag het eskader van prins Rupert, die op de eerste gevechtsdag was teruggeroepen. Toen Monk's achterhoede manoeuvreerde om zich zo snel mogelijk te verenigen met Rupert, raakten zes schepen vans op de zandbank Galloper.
Vijf hiervan kwamen weer los, maar de zesde, Ayscue's vlaggenschip 'The Royal Prince', moest de vlag strijken voor Tromp en Isaäc Sweers.
Ayscue werd gevangen genomen, evenals alle andere opvarenden. De Ruyter gaf opdracht het schip te verbranden dat nog steeds vast zat op de zandbank, om te voorkomen dat het alsnog deel zou kunnen deelnemen aan de strijd.
De Ruyter stuurde de volgende nacht meer om de oost om te voorkomen dat hij tussen de Engelse kust en zijn tegenstanders ingesloten raakte.
Op de vierde dag beschikten beide partijen over ongeveer evenveel 60 zwaardere bodems.
De Nederlanders hadden aanvangkelijk de loef, maar vroeg in de morgen raakten beide vloten door elkaar en ging het verband, tot in de eskaders en de smaldelen toe, verloren. In deze gevechtsfase sneuvelde onder andere vice-admiraal Sir Christopher Myngs. 's Middags omstreeks vier uur slaagde De Ruyter erin om met een 35-tal schepen vanuit loefpositie het Engelse gros aan te vallen, dat tegelijkertijd vanaf de lijzijde werd aangetast door een aantal schepen onder Tromp en Van Nes.
Prins Rupert kon Monk niet te hulp komen omdat toen juist de 'Royal James', zijn vlaggenschip, een groot deel van haar tuigage verloor. Door deze aanval werd het Engelse gros uit elkaar geslagen en vier schepen ervan werden buitgemaakt. Hierna gaven de uiteen geslagen Engelsen de strijd op.
Zij werden nog enige tijd door de Nederlander achtervolgd, totdat deze omstreeks zeven uur in de avond in een dichte mistbank terecht kwamen.
In dit gevecht verloren de Nederlanders in totaal vier schepen, die alle verbranden; 2000 man sneuvelden of raakten gewond. Onder de gesneuvelden waren behalve Cornelis Evertsen nog twee vlagofficieren: vice-admiraal Abraham van der Hulst en schout-bij-nacht Frederik Stachouwer.
Zes Engelse schepen werden buitgemaakt; daarnaast gingen nog vier Engelse schepen verloren, terwijl aan hun kant 2500 man sneuvelden en 2000 man krijgsgevangen werden gemaakt.
Deze zeeslag, een der langste en hevigste uit de geschiedenis, was duidelijk een Nederlandse overwinning. Dat de Engelse macht ter zee allerminst was gebroken, bleek echter reeds twee maanden later, bij de Tweedaagse Zeeslag.
Terwijl deze terugtocht aan de gang was verkende men in de namiddag van de derde dag het eskader van prins Rupert, die op de eerste gevechtsdag was teruggeroepen. Toen Monk's achterhoede manoeuvreerde om zich zo snel mogelijk te verenigen met Rupert, raakten zes schepen vans op de zandbank Galloper.
Vijf hiervan kwamen weer los, maar de zesde, Ayscue's vlaggenschip 'The Royal Prince', moest de vlag strijken voor Tromp en Isaäc Sweers.
Ayscue werd gevangen genomen, evenals alle andere opvarenden. De Ruyter gaf opdracht het schip te verbranden dat nog steeds vast zat op de zandbank, om te voorkomen dat het alsnog deel zou kunnen deelnemen aan de strijd.
De Ruyter stuurde de volgende nacht meer om de oost om te voorkomen dat hij tussen de Engelse kust en zijn tegenstanders ingesloten raakte.
Op de vierde dag beschikten beide partijen over ongeveer evenveel 60 zwaardere bodems.
De Nederlanders hadden aanvangkelijk de loef, maar vroeg in de morgen raakten beide vloten door elkaar en ging het verband, tot in de eskaders en de smaldelen toe, verloren. In deze gevechtsfase sneuvelde onder andere vice-admiraal Sir Christopher Myngs. 's Middags omstreeks vier uur slaagde De Ruyter erin om met een 35-tal schepen vanuit loefpositie het Engelse gros aan te vallen, dat tegelijkertijd vanaf de lijzijde werd aangetast door een aantal schepen onder Tromp en Van Nes.
Prins Rupert kon Monk niet te hulp komen omdat toen juist de 'Royal James', zijn vlaggenschip, een groot deel van haar tuigage verloor. Door deze aanval werd het Engelse gros uit elkaar geslagen en vier schepen ervan werden buitgemaakt. Hierna gaven de uiteen geslagen Engelsen de strijd op.
Zij werden nog enige tijd door de Nederlander achtervolgd, totdat deze omstreeks zeven uur in de avond in een dichte mistbank terecht kwamen.
In dit gevecht verloren de Nederlanders in totaal vier schepen, die alle verbranden; 2000 man sneuvelden of raakten gewond. Onder de gesneuvelden waren behalve Cornelis Evertsen nog twee vlagofficieren: vice-admiraal Abraham van der Hulst en schout-bij-nacht Frederik Stachouwer.
Zes Engelse schepen werden buitgemaakt; daarnaast gingen nog vier Engelse schepen verloren, terwijl aan hun kant 2500 man sneuvelden en 2000 man krijgsgevangen werden gemaakt.
Deze zeeslag, een der langste en hevigste uit de geschiedenis, was duidelijk een Nederlandse overwinning. Dat de Engelse macht ter zee allerminst was gebroken, bleek echter reeds twee maanden later, bij de Tweedaagse Zeeslag.
TWEEDAAGSE ZEESLAG.
Tegenover elkaar stonden de slagvloot van de Republiek, onder opperbevel van M. De Ruyter, die persoonlijk het midden commandeerde, terwijl de voorhoede werd gecommandeerd door Jan Evertsen en de achterhoede door Cornelis Tromp (rechts), en de Engelse slagvloot onder opperbevel van prins Rupert en Monk, welke tevens bevelhebber was het centrum, met Thomas Allin als bevelhebber van de voorhoede en Jeremy Smyth als bevelhebber van de achterhoede.
Op 1 augustus constateerde De Ruyter tot zijn onaangename verrassing dat de Engelse Vloot was uitgevaren. deze werd door een storm van de monding van de Theems weggedreven, waarop De Ruyter met 88 schepen overstak naar de Vlaamse kust om alsnog de Engelsen te onderscheppen.
Op 4 augustus bij weinig wind kwamen de eerste voorhoedes met elkaar in gevecht in de nabijheid van North Foreland, de noordelijke kaap van Kent.
Onder druk van de sterke numerieke meerderheid van de tegenstander en na het sneuvelen van de luitenant-admiraals Evertsen en Tjerk Hiddes en van vice-admiraal Coenders begon de Nederlandse voorhoede te wijken. De Engelse voorhoede achtervolgde haar enige tijd, maar wierp zich toen op het eskader van De Ruyter, dat reeds in gevecht was met het Engelse centrum. Tijdens dit gevecht verloor het vlaggenschip de 'Zeven Provinciën'een mast maar wist een dubbele aanval van de HMS 'Royal Charles' en de 'Souvereign of the Seas' af te slaan. Rupert moest zijn vlag overbrengen naar de 'Royal James'. De Ruyter zag zich toen geconfronteerd met een dusdanige overmacht dat hij het besluit nam tot de terugtocht.
Door de meesterlijke wijze, waarop hij die met een klein aantal schepen dekte, bleven de verliezen beperkt tot een drietal schepen en kwamen de overige schepen van de voorhoede en het midden veilig achter de Zeeuwse zandbanken. Later arriveerde daar ook Tromp, van wie deDe Ruyter bij de terugtocht geen steun had ontvangen omdat deze zich, Smyth achtervolgend, ver van de rest van de vloot had verwijderd. Dit voorval gaf veel onderlinge strijd tussen de bevelhebbers.
In feite was deze Tweedaagse Zeeslag een Nederlaag voor de Nederlandse vloot. Wel kwam de Nederlandse kust zodanig open te liggen dat de Engelse bevelhebber Holms de gelegenheid kreeg om op 19 augustus een aanslag te doen op Terschelling en in het Vlie liggende koopvaardijvloot en daardoor aanzienlijke schade aan te richten.
Een voor de Republiek gunstig resultaat van de vredesondehandelingen werd geforceerd door de expeditie naar de Medway, de tocht naar Chatham, op 17 tot en met 24 juni 1667.
De oorlog werd beëindigd door het vredesverdrag van Breda, dat voor de Nederlanders zoverre negatief uitpakte, dat het Navigation Act in werking zou blijven en dat de gebieden door de veroveraars, door de Nederlander en door de Engelsen in hun handen zouden blijven.
note; De boven afgebeelde Franse vlag is de Franse Koninklijke vlag , een wit veld met 50 gele Franse lelies (fleur de lis). De Denen waren niet direct bij deze oorlog betrokken, maar Bergen-Noorwegen behoorde in die tijd tot het Deense Koninkrijk.
Zie vervolg: ENGELS - NEDERLANDSE ZEEOORLOGEN (DEEL 3)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten