EEN TOCHT OM VREDE
AF TE DWINGEN.
TOCHT NAAR CHATHAM.
Het is dit jaar 350 jaar geleden dat de tocht naar Chatham plaats vond om een aanval te doen op de Engelse marinebasis aan de Medway gedurende de Tweede Engelse - Nederlandse Oorlog, van 1665 tot 1667.
De tocht naar Chatham, expeditie uitgevoerd naar de Engelse marinebasis aan de Medway in juni 1667 met als doelde gestagneerde vredesonderhandelingen op voor de Republiek gunstige wijze te forceren, ter liquidatie van de Tweede Engelse Oorlog.
Initiatiefnemer was Raadpensionaris Johan de Witt (links), de leiders van de eigenlijke expeditie waren diens broer Cornelis de Witt als gedeputeerde op de vloot (rechts).
Als opperbevelhebber van de expeditie vloot was aangewezen luitenant-admiraal Michiel Adriaenszoon de Ruyter (linksonder) en luitenant-admiraal Willem Joseph baron van Ghent (rechtsonder) als commandant van het eskader lichte schepen dat de Medway opvoer terwijl de rest van de vloot, in totaal ongeveer 90 bodems, groot en klein, in de monding van de Theems bleef liggen als dekking.
Op 20 juni 1667 werd het nog niet geheel voltooide en zeer zwak verdedigde fort Sheerness, veroverd.
Hierna voeren de schepen stroomopwaarts en kwamen op 22 juni aan bij de versperring die over de rivier was aangebracht.
Hoe het forceren van deze versperring precies in zijn werk is gegaan en of er ter plaatse inderdaad een ketting over de rivier was aangebracht staat niet met zekerheid vast.
Bij deze operatie onderscheidde zich Jan van Brakel en de branderkapitein Jan Danielszoon zich.
Hierna lag de marinehaven open voor de aanval van de Nederlandse schepen.
Bij deze aanval werd het grote Engelse marine schip "The Royal Charles' veroverd, wat later naar Nederland werd gebracht en waarvan de hekversiering in het Rijksmuseum te Amsterdam te zien is.
De volgende dag werden bij Upnor Castle, tegenover Chatham, liggende grote Engelse schepen 'Royal Oak', 'Royal London' en 'Royal James' door de Nederlanders verbrand.
Hierna aanvaarde de Nederlandse vloot de terugtocht, omdat men het te riskant vond langer in de Medway te blijven. De Engelse oeververdediging werd sterker en men vreesde het risico in de rivier te worden opgesloten.
De onderneming slaagde omdat de verdedigingswerken ter plaatse, in hoofdzaak door corruptie en geldgebrek, niet volgens plan waren uitgevoerd.
De slag op de Medway.
Verder waren de verdedigingswerken onderbezet en niet van genoeg munitie voorzien. Bovendien waren, eveneens wegens geldgebrek de meeste grotere Engelse oorlogsschepen, ook de hier eerder genoemde, 'laid up in ordinary': half onttakeld, ontdaan van een deel van hun geschut en slechts bemand door een aantal 'shipkeepers', zogenaamde walkapiteins.
( Hekversiering van de 'Royal Charles'.)
Het hoofddoel van de tocht naar Chatham, de eerste geslaagde invasie in Engeland na 1066, was bereikt: op 31 juli 1667 werd de vrede gesloten op voor de Republiek, de algemene staatkundige toestand in aanmerking genomen, gunstige voorwaarden, bekend staand onder het Vredesverdrag van Breda.
Dit verdrag bepaalde onder meer dat de Navigation Act in voor de Republiek gunstige zin zou worden gewijzigd en dat Suriname en Nieuw-Nederland, respectievelijk door de Nederlanders en door de Britten veroverd, in handen van de veroveraars zouden blijven.
Hierna voeren de schepen stroomopwaarts en kwamen op 22 juni aan bij de versperring die over de rivier was aangebracht.
Hoe het forceren van deze versperring precies in zijn werk is gegaan en of er ter plaatse inderdaad een ketting over de rivier was aangebracht staat niet met zekerheid vast.
Bij deze operatie onderscheidde zich Jan van Brakel en de branderkapitein Jan Danielszoon zich.
Hierna lag de marinehaven open voor de aanval van de Nederlandse schepen.
Bij deze aanval werd het grote Engelse marine schip "The Royal Charles' veroverd, wat later naar Nederland werd gebracht en waarvan de hekversiering in het Rijksmuseum te Amsterdam te zien is.
De volgende dag werden bij Upnor Castle, tegenover Chatham, liggende grote Engelse schepen 'Royal Oak', 'Royal London' en 'Royal James' door de Nederlanders verbrand.
Hierna aanvaarde de Nederlandse vloot de terugtocht, omdat men het te riskant vond langer in de Medway te blijven. De Engelse oeververdediging werd sterker en men vreesde het risico in de rivier te worden opgesloten.
De onderneming slaagde omdat de verdedigingswerken ter plaatse, in hoofdzaak door corruptie en geldgebrek, niet volgens plan waren uitgevoerd.
De slag op de Medway.
Verder waren de verdedigingswerken onderbezet en niet van genoeg munitie voorzien. Bovendien waren, eveneens wegens geldgebrek de meeste grotere Engelse oorlogsschepen, ook de hier eerder genoemde, 'laid up in ordinary': half onttakeld, ontdaan van een deel van hun geschut en slechts bemand door een aantal 'shipkeepers', zogenaamde walkapiteins.
( Hekversiering van de 'Royal Charles'.)
Het hoofddoel van de tocht naar Chatham, de eerste geslaagde invasie in Engeland na 1066, was bereikt: op 31 juli 1667 werd de vrede gesloten op voor de Republiek, de algemene staatkundige toestand in aanmerking genomen, gunstige voorwaarden, bekend staand onder het Vredesverdrag van Breda.
Dit verdrag bepaalde onder meer dat de Navigation Act in voor de Republiek gunstige zin zou worden gewijzigd en dat Suriname en Nieuw-Nederland, respectievelijk door de Nederlanders en door de Britten veroverd, in handen van de veroveraars zouden blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten