S.S. KOPIONELLA.
29 JULI 1973 T/M 18 DECEMBER 1973.
Het s.s. Kopionella is een tanker van de K-klasse. Het schip werd onder de roepletters PFLF in 1955 opgeleverd door de werf Wilton Fijenoord te Rotterdam. Met een tonnage van 19.289 BRT vervoerde het schip hoofdzakelijk zwarte lading. In 1978 werd het schip uit de vaart genomen en gesloopt.
Op 29 juli stapte ik met enige collega's te Batangas (Filippijnen) aan boord van het s.s. Kopionella.
Daar het schip een dag vertraging had opgelopen moesten we deze doorbrengen in een hotel te Batangas. Dit was op de eerste plaats wel welkom daar het een lange reis was geweest om in Batangas te komen.
Van Schiphol Amsterdam vertrokken met Philippine Airlines en met de nodige tussen stops uiteindelijk in Manilla aangekomen. Van het vliegveld van Manilla was een een lange autorit over niet al te beste wegen naar Batangas. Het hotel lag midden in een havenbuurt en bij het inchecken werden we reeds gewaarschuwd onze bagage niet onbeheerd achter te laten op onze kamers. We hadden alleen behoefte aan enige uren slaap, maar daar kwam de eerste uren weinig van daar we steeds werden wakker gemaakt door dames, met het oudste beroep van de wereld, die op onze kamerdeur stonden te kloppen voor klandizie.
Uiteindelijk de hotelbewaking er bij gehaald, maar al snel bleek dat zij van de dames een tip kregen om ze door te laten, en nu wensten ze van ons een tip om de dames niet door te laten en zodoende kozen we maar eieren voor ons geld om toch te kunnen slapen. Na een korte nachtrust werden we gewekt en naar het schip gebracht.
Na het lossen van de lading te Batangas voeren we naar Miri om daar op de boei te gaan laden voor Dampier in Noord Australië.
( De ladingslangen aangekoppeld op het schip.)
( Het laden aan de boei te Miri.)
Het was gedurende de tijd dat we in Miri lagen te laden enorm vochtig warm weer. Vooral in de machinekamer was het niet te harden en bewogen we ons van ventilatiekoker naar ventilatiekoker voor wat ver koeling. Vlak voor vertrek kregen we verkoeling van een zware tropische regenbui die zoveel water ineens over het schip uitstortte dat de afvoerpijpen het niet konden verwerken en het over de randen van het dek heen stroomde.
Een deel van de lading werd gelost te Dampier. Hier was het ook bloedje heet en was er niets anders te zien dan de erts verwerkende industrie aan de wal. Het was een troosteloze aanblik.
( Het sloependek op het achterschip.)
Van Dampier ging de reis verder rond het noordelijke deel van Australië en via het enorme natuurgebied het "Groot Barriërre Rif" naar de volgende losplaats Port Pine aan de oostkust van Australië.
(Genieten van de laatste zonnestralen tijdens de vaart door het Groot Barriërre Rif.)
( Uren achtereen konden ze achter het schip aanvliegen om dan te vechten om een rustplaatsje op de achtermast.)
Zo grauw en kaal de natuur was te Dampier zo groen was deze bij het varen naar Port Pine. Aan de laag gelegen kust waren zoutpannen ontstaan. Na het lossen te Port Pine ging de reis verder naar het zuiden om bij de raffinaderij te Geelong vlak bij Sydney te gaan laden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten