LOTUS.
EEN 'HEILGE BLOEM'
DE LOTUS.
Latijnse naam: Nelumbo Nucifera.
Geen andere plant heeft zo'n figuurlijke rol in de religies van Aziatische landen als de Lotus.
Zowel in Indonesië als in Malysië staat deze bekend onder de naam Bunga padam (op Bali als de Padma) en in Thailand als de Bua Luang.
Zowel in het Hindoe als in het Budhistisch geloof zien ze het als een heilig symbool en gebruiken het niet alleen in hun offers, maar ook in hun overeenkomende kunst voorwerpen.
Buiten de geel bloemige soort voortkomend in Noord-Amerika is de Lotus inheems aan Azië en bloeit in gebieden van India tot ver in China.
Anders dan de waterlelie die wij kennen en waarvan de bloemen drijven groeien deze steeds uit vijf bloembladen opgebouwde bloem op een sterke steel boven het water en kan de bloem een diameter van 25 centimeter krijgen.
De enorme ronde bladeren, met een diameter van 60 centimeter, zijn bedekt met een netwerk van microscopisch fijne haartjes en zorgen ervoor dat het blad droog
blijft als het regent.
Als de bloembladen afvallen ontstaat er een afgevlakte zaadknol welke inwendig is verdeeld in compartimenten, wat aan een wespennest doet denken.
De ondergrondse knol van de Lotus is rijk aan vitaminen 'C', proteïne (eiwitten) en zetmeel. De zaden gekookt in suiker zijn een lokale delicatesse. De bladeren worden gebruikt voor het inwikkelen van te stomen gerechten en geven aan het eten een aromatische smaak.
Ook in het 'Oude Egypte' speelde de Lotus een belangrijke rol en was deze bloem niet weg te denken uit de vijvers bij de tempels en de paleizen van de heersende farao's.
De bloem stond bij de Egyptenaren symbool voor de opkomende zon, daar de bloem zich s'nachts sluit en bij opkomende zon weer opende, de schepping en vernieuwde levenskracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten