BOMEN OP STELTEN
OP TROPISCHE KUSTEN.
MANGROVEBOS.
Een mangrovebos is een vloedbos langs tropische slikkusten en estuaria.
Deze bossen komen voor aan de kust van de Stille Oceaan in Midden- en Zuid Amerika.
De oostkust van Zuid-Amerika aan de Atlantische Oceaan; de westkust van Midden-Afrika aan de Atlantische Oceaan; diverse kusten van Afrika aan de Indische Oceaan; kustgebieden van India en Indonesië en de noord-oost kust van Australië. Hoofdzakelijk dus in sub- en tropische wateren. In de best ontwikkelde, soortrijkste mangroven in Zuidoost-Azië, komen 30 tot 50 soorten voor.
Het strandbos ligt in de zone tussen hoogwater springtij en iets boven het gemiddelde zeeniveau, bestaande uit een beperkt aantal soorten bomen, die tegen ongunstige omstandigheden, zoals; getijde verschil, stromen, golfslag en zout water, opgewassen zijn. Zij zijn hieraan aangepast onder andere door het bezit van steltwortels. Het slip waarin zij wortelen is zuurstofloos en de wijd uitstaande steltwortels nemen zuurstof op en geven houvast tegen de stromen. De wortels zijn uitgerust met schorsporiën voor de gaswisseling. Door de wortels is er in de mangroven meestal slikafzetting, wat een bodem ophoging tot gevolg heeft, waardoor zonatie optreedt. De hoogstgelegen delen van de mangroven gaan geleidelijk over in andere vegetatietypen, bijvoorbeeld palmrijk regenwoud met moeraszoutvaren (Acrostichum aureum).
Deze drie soorten verschillen in het uitgroeien van de wortels van de plant.
Deze soort wordt ook wel in het Engels de 'Large-Leafed Orange Mangrove' genoemd.
In tegenstelling tot de eerder vermelde soorten staat de bladkruin hoog op de stam en hebben de luchtwortels een dikte van 20 cm.
De bloemen variëren van wit tot een goudgele kleur, zijn minder dan een centimeter breed en komen voor in clusters van drie tot vijf.
Deze mangrove heeft een bijna ronde vrucht die grote zaadlobben heeft die een nieuwe stengel van een zaailing omgeven. Dit produceert een groot vlezig zaad, dat vaak aan de boom ontkiemt en als een zaailing valt.
Het voortbestaan van mangrove bossen is jaren lang bedreigd door de houtkap. Dit had ook tot gevolg dat de slibgebieden aan de kusten door de getijdenstroming afkalfden en er land verloren ging.
Ook een groot leefgebied voor diverse vogelsoorten ging hiermee verloren.
Tegenwoordig worden de mangroven weer aangeplant voor de kustbescherming.
Het strandbos ligt in de zone tussen hoogwater springtij en iets boven het gemiddelde zeeniveau, bestaande uit een beperkt aantal soorten bomen, die tegen ongunstige omstandigheden, zoals; getijde verschil, stromen, golfslag en zout water, opgewassen zijn. Zij zijn hieraan aangepast onder andere door het bezit van steltwortels. Het slip waarin zij wortelen is zuurstofloos en de wijd uitstaande steltwortels nemen zuurstof op en geven houvast tegen de stromen. De wortels zijn uitgerust met schorsporiën voor de gaswisseling. Door de wortels is er in de mangroven meestal slikafzetting, wat een bodem ophoging tot gevolg heeft, waardoor zonatie optreedt. De hoogstgelegen delen van de mangroven gaan geleidelijk over in andere vegetatietypen, bijvoorbeeld palmrijk regenwoud met moeraszoutvaren (Acrostichum aureum).
DRIE HOOFDSOORTEN.
De drie meest voorkomende soorten zijn: Rhizophora, Bruguiera en Avicennia.Deze drie soorten verschillen in het uitgroeien van de wortels van de plant.
BRUGUIERA.
De Bruguiera gymnorhiza mangrove, wordt ook wel de 'grootblauwe sinaasappelmangrove' genoemd.
Deze mangrove leeft voornamelijk in de modder, zand en zwarte aarde en kan een hoogte bereiken tot 36 meter. De leef temperatuur voor deze mangrove ligt tussen de 22 tot 30 graden C. Het wordt gezien tot de 'ware mangrove' in heel het Verre Oosten.
De naam gymnorhiza komt van twee Griekse woorden "gymo"naakt en "rhiza"wortel, naakte wortel die verwijst naar de blootgestelde knie wortels van deze mangrove komend uit de grond. Deze kniewortel van een volwassen boom strekken zich uit in een straal van ongeveer 10 meter rond de stam en kunnen een hoogte van 60 cm bereiken.
Het grote verschil met overige mangrove soorten is dat de Bruguiera grote bladeren heeft, kleurrijke bloemen, variërend van licht-oranje tot donker roze en donkerrood, en op een sigaar lijkende zaden met een lengte van 20 tot 25 cm, en een diameter van 1 tot 2,5 cm. Deze zaden rijpen aan de boom waarna ze naar beneden vallen en verticaal in de ondergrond terecht komen, waar ze zich ontkiemen. Pas als de ankerwortels zich stevig in de bodem hebben verankert, begint de scheut zich verder te ontwikkelen.
In het geval dat het zaad in de bodem vast blijft zitten wordt het door de getijden weggedragen, blijft dan nog ruim een jaar goed om te ontkiemen en kan zo andere gebieden bereiken.
RHIZOPHORA.
Het verst in zee dringt door de Rhizophora.
De naam van dit geslacht is afgeleid uit de Griekse woorden rhiza "wortel" en phoros "dragend", verwijzend naar de ademwortels.
De plant overleeft in zoutwater door een inwendig pompmechanisme dat er voor zorgt dat overtollige zouten buiten de plant worden gehouden.
Deze en ook andere soorten hebben zaden die aan de boom kiemen en zich hier enkele dm lange slanke stammetjes ontwikkelen, die van onderen puntig zijn. Wanneer zij rijp zijn vallen zij in het slib en boren zich hierin zodat zij rechtop komen te staan. De wortels beginnen zich dan snel te ontwikkelen.
De naam van dit geslacht is afgeleid uit de Griekse woorden rhiza "wortel" en phoros "dragend", verwijzend naar de ademwortels.
De plant overleeft in zoutwater door een inwendig pompmechanisme dat er voor zorgt dat overtollige zouten buiten de plant worden gehouden.
Deze en ook andere soorten hebben zaden die aan de boom kiemen en zich hier enkele dm lange slanke stammetjes ontwikkelen, die van onderen puntig zijn. Wanneer zij rijp zijn vallen zij in het slib en boren zich hierin zodat zij rechtop komen te staan. De wortels beginnen zich dan snel te ontwikkelen.
AVICENNIA.
De Avicennia is een geslacht uit de familie Acanthaceae. Deze soorten komen voor in getijdengebieden langs tropische en subtropische kusten over de gehele wereld.
De bladeren hebben een grijs-groene kleur en de plant kan een hoogte bereiken in tropische gebieden van 14 meter.In tegenstelling tot de eerder vermelde soorten staat de bladkruin hoog op de stam en hebben de luchtwortels een dikte van 20 cm.
De bloemen variëren van wit tot een goudgele kleur, zijn minder dan een centimeter breed en komen voor in clusters van drie tot vijf.
Deze mangrove heeft een bijna ronde vrucht die grote zaadlobben heeft die een nieuwe stengel van een zaailing omgeven. Dit produceert een groot vlezig zaad, dat vaak aan de boom ontkiemt en als een zaailing valt.
Het voortbestaan van mangrove bossen is jaren lang bedreigd door de houtkap. Dit had ook tot gevolg dat de slibgebieden aan de kusten door de getijdenstroming afkalfden en er land verloren ging.
Ook een groot leefgebied voor diverse vogelsoorten ging hiermee verloren.
Tegenwoordig worden de mangroven weer aangeplant voor de kustbescherming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten