donderdag 20 februari 2020

KROMSTEVEN. (SCHIP)


            HET SCHIP VAN DE 

    HOLLANDSE WATERGEUZEN.



KROMSTEVEN OF 'CROMPSTER'.

De kromsteven is een tweemast, ondiepstekend oorlogschip met een laadvermogen van 80 ton, een kiellengte van 14 meter, breedte van 6,1 meter en een diepgang van 2,4 meter. 

Terwijl de meeste vroege schepen werden gebouwd door eerst de buitenbeplanking te maken en dan pas het inwendige geraamte aan te brengen ter versterking van de huid en verstijving van het geheel, ontwikkelde zich in het zuiden van Europa een omgekeerde werkwijze.
Hier werd eerst een stijf geraamte opgetrokken en dan pas werden de huidgangen erop aangebracht.
Deze beplanking was oorspronkelijk altijd overnaads, waarbij de onderste zijkant van iedere gang eronder kwam te liggen. Later ging men steeds vaker over tot de karveelbouw, waarbij de onderste zijde van iedere plank op de bovenzijde van de onderliggende werd gelegd.
Voor de waterdichtheid werd dan gezorgd door het zwellen van het hout nadat het vaartuig te water was gelaten en door vezelig materiaal, breeuwwerk genoemd, dat tussen de gangen werd geslagen om de naden te dichten. Voor verdere afdichting en om het breeuwwerk tegen rotting te behoeden, werden de naden nagestreken met hete pek of ander, soortgelijk materiaal. Deze concepten van geraamte- en karveelbouw verspreidden zich later naar het noorden van Europa.

Een goed voorbeeld van de wijze waarop deze concepten in hun uiteindelijke vorm werden toegepast, zien we in de kromsteven ( in het Engels verbasterd tot 'crompster', 'cromster' of 'crumster'.

Het vaartuig werd in de 16e eeuw in Holland ontwikkeld voor gebruik in kustwateren en riviermondingen en werd gekenmerkt door een combinatie van een flinke breedte en een geringe diepgang. De tot wel 200 ton metende kromsteven was sterk en stabiel en daardoor geschikt voor het vervoeren van nuttige ladingen, bijvoorbeeld een forse vracht voor commerciële doeleinden of een aanzienlijk zware bewapening in tijden van oorlog. 

(De kromsteven werd door de Hollanders ontwikkeld voor handels- en gevechtsdoeleinden in nauw water. Zijn combinatie van fors laadvermogen, geringe diepgang en behoorlijke wendbaarheid maakte de kromsteven ook de de Britten interessant.)



(Een kromsteven uitgevoerd als Statenjacht.)

De kromsteven had een ronde , brede kop met een boegspriet, maar geen voorkasteel. Zijn achtersteven was verhoogd met een kort achterdek, terwijl de rest van het dek vlak was.
Overwegend was het schip uitgerust met twee masten, en een enkele keer met drie, met een langsscheeps tuig: aan een relatief korte bezaansmast een latijnzeil en aan de grote mast een sprietzeil en een stagfok. 
Het meest typerende kenmerk was zijn sprietzeil in principe hetzelfde dat op de latere Thamesbarges werd gevoerd. Dit zonder giek gevaren zeil was vierhoekig, werd aan de voortop met een hoepel om de mast heen gehesen, terwijl de andere top met met een spriet omhoog werd gezet. De spriet was een lang rondhout dat diagonaal langs het zeil omhoog stak met de voet bevestigd aan een kammenklamp aan de voorzijde van de mastvoet. Het grootste gewicht van de lange spriet werd ondervangen door een takel vanaf ongeveer eenderde van zijn top naar een plaats boven het valblok van het zeil. De stagfok was met leuvers geregen aan de voorstag dat de mast steun verleende en vanaf ongeveer eenderde van de top daarvan naar de stevenbalk liep. Waarschijnlijk diende de boegspriet alleen maar om er het topstag aan de bevestigen dat de masttop steun verleende.


(Replica geuzenschip 'De Admiraal'.)


De Hollandse watergeuzen maakten van de kromsteven goed gebruik bij hun beroemde verovering op de Spanjaarden bij Brielle in 1572 en nog een keer dat jaar in de slag bij Reimerswaal.
De mogelijkheden die uit dit vaartuig in nauw water bood, werden opgemerkt door een Britse zeeman, sir Walter Raleigh, die zich bewust was van het gebrek aan goede verdediging van de kustwateren van Zuid-Engeland, vooral regen de Spaanse Galeien die in de Nederlanden hun basis hadden en heel goed gebruikt zouden kunnen worden voor bliksemaanvallen tegen havens in de zuidoostelijke hoek van Engeland.
Het duurde niet lang of de ombouw ging van start van ongeveer tweehonderd eenmastlichterschepen van zo'n 60 ton die in New Castle lagen en gebruikt werden voor de kustvaart. Ze werden improvisatorisch aangepast om zware wapens, troepen en voorraden te vervoeren.



Hoewel ze als rivierverdediger en landingsvaartuig redelijk goed voldeden, wilden de Engelsen toch een oorlogschip van het ware type kromsteven voor de kustverdediging. 
In 1590 werden daarop de Advantage, de Answer, de Crane en de Quittance gebouwd, standaard 'crompsters', maar met drie masten, een tonnage van ongeveer 200 ton laadvermogen, een kiellengte tussen 18,5 en 20 meter en een breedte tussen de 7,3 en 8 meter en met een bemanning van ongeveer honderd koppen. Ze voerden 24 kanonnen, waaronder zware en lichterveldslangen, kartouwen en sakers.




                                                          (De Anglo-Hollandse vloot.)

Tijdens hun lange leven namen ze actief deel aan gevechten, in Cadiz in 1596, de Azoren in 1600, Ierland in 1601 en Lissabon in 1602.
De bevelhebber over de Spaanse galeien, Federico Spinoza, werd in 1603 gedood en met hem de realistische bedreiging van een galei-aanval via het smalste deel van Het Kanaal, waarop de Britten geen nieuwe crompster oorlogsschepen meer bouwden.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten