zondag 26 januari 2020

THAMES BARGE.

        EEN SCHEEPJE SPECIAAL 

                VOOR DE VAART 

          OP ONDIEPE RIVIEREN.


THAMES BARGE.


De Thames Barge was het klassieke vrachtvaartuig op de rivieren, riviermondingen en kustwateren in het zuidoosten van Engeland tussen de rivieren Yare in Norfolk en Stour in Kent.
Het is een scheepje met een platte bodem met een ondiepe  diepgang en lage boorden. Hoewel de platboomde barge in zijn oorspronkelijke verschijningsvorm dwarsgetuigd was heeft het niet lang geduurd voordat het zijn bekende langsscheepse tuigage met sprietzeilen kreeg.


De grote mast voerde een groot sprietzeil met een driehoekig, een enkele keer aan een ra gehesen, topzeil en de druilmast die opvallend kort was en voor de roerkoning stond, een navenant klein sprietzeil. De rest van het tuig bestond uit een stagfok en meestal een enkele kluiver.
Andere kenmerken van de Thames barge waren zijn zijzwaarden en de strijkinrichting van de masten. Zijn ondiepe bodem en de zijzwaarden maakten het mogelijk dat de barge in ondiep water kon varen en zich vlak op een drooggevallen  bodem kon neerzetten, maar toch genoeg aan-de-windse kwaliteiten behield, terwijl het strijkbaar zijn van de masten het in staat stelde onder vaste bruggen door te varen.
De gemiddelde grote was ongeveer 120 ton en ze droegen 390 m² canvaszeil in zes werkende zeilen.
Afhankelijk van de tonnen maat waren deze scheepjes  tussen de 24 en 27 meter lang met een breedte van 5,8 tot 6,1 meter met een diepgang van een meter. De bemanning bestond uit twee personen.
De eerste van deze scheepjes waren van hout gebouwd, maar later deed ook hier de stalen romp zijn intrede.
De grotere van deze binnenvaartschepen waren zeewaardig en werkten langs de kusten van Kent en Essex en staken zelfs Het Kanaal over naar Frankrijk.


De kleinere schepen waren smaller, zodat ze de kanalen van de Regent en Surrey konden passeren.
Hun lading bestond over het algemeen uit bakstenen, cement, hooi, afval (wat op zee gedumpt werd), zand, kolen graan en buskruit.
Hout, bakstenen en hooi werden op het dek gestapeld, terwijl graan en cement los in het ruim werden vervoert.
Vooral voor deze scheepjes was het belangrijk dat de masten in tabernakels waren gemonteerd, zodat ze konden worden neergelaten.

In de periode van 1810 tot 1900 kwamen er veranderingen: het grote ruim werd overdekt met een groot, enkel dekluik, de oorspronkelijk spitse voorsteven werd rond, het grote topzeil werd toegevoegd en er kwam een kluiverboom waardoor meerdere voorzeilen konden worden gevoerd. De sprietzeilen waren gemakkelijk te bedienen door een bemanning van slechts twee koppen en het extra voordeel van het ontbreken van een grootzeilgiek was dat het grootzeil kon worden gegeid en dan de toegang tot het laadruim absoluut niet hinderde.


DE TUIGAGE.

De tuigage bestond meestal uit spritszeilen op twee masten. De meesten hadden een bovenzeil boven het grote grootzeil en een groot voorzeil.
De bezaan was een veel kleinere mast waarop een enkel zeil was geplaatst waarvan het belangrijkste doel was om te helpen sturen bij het overstag gaan. Het tuig stond ook een relatief groot zeiloppervlak op het bovenste deel van de mast toe om wind te vangen wanneer afgemeerde schepen, gebouwen of bomen de wind op het wateroppervlak blokkeerden. Het bovenzeil kon blijven zitten, zelfs wanneer het grootzeil tegen de mast was geslagen.

KLEUR VAN DE ZEILEN.

De typische roestrode kleur van de vlaszeilen was te wijten aan het verband dat werd gebruikt om de zeilen te behandelen die permanent omhoog stonden, traditioneel gemaakt van rode oker, kabeljauwolie, urine en zeewater De rode kleur was er om te voorkomen dat het ultraviolet in het zonlicht de zeilen degradeerde.


Thames barges werden gebouwd tot 1931, eerst van hout later van staal al was het einde van deze barges al in zicht omdat weg- en spoortransport zoveel beter en sneller waren geworden en ook de scheepvaart economischer was geworden. In een poging de levensvatbaarheid van Thames barge te redden, werden vele uitgerust met een hulpmotor.
De bloeitijd van de Thames barge lag net voor de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), toen er beduidend meer dan 2000 van deze vaartuigen waren, waarvan vele in staat waren het Kanaal over te steken en de rivieren en kanalen van Noord-Frankrijk op te varen.
Tegen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) was hun aantal reeds verminderd tot ongeveer zeshonderd, maar vele deden nog mee bij het ontzetten van de Britse troepen bij Duinkerken. In de vroege jaren tachtig waren er nog z'n vijftig, alle omgebouwd tot musea, jachten en dergelijke. IN 2005 waren er nog 31 die konden varen.


Met hun statige elegantie blijven de Thames barges emoties oproepen bij hen die gevoelig zijn voor de nostalgie van een tijd waarin het leven trager verliep. Veel Thames barges werden opgeknapt, zodat ze weer konden zeilen en er werden verenigingen opgericht om ze in de vaart te houden.
Zelfs nieuwbouw volgens de oude tekeningen werden gedaan. Jaarlijks varen deze barges uit in een zeilrace op de Thames en de Medway, wat te vergelijken is wat jaarlijks gedaan wordt op de Friese meren met de skûtsjes.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten