EEN SNELLE REIS
OVER HET EILAND MADURA.
Gewoon eens naar Madura gaan en daar rondneuzen iets wat ik allang in mijn achterhoofd had, daar in van een oud medewerker zijn adres had gekregen en had beloofd hem en zijn familie te bezoeken.
Ik ga naar Madura, maar kreeg gelijk een hoop commentaar van mijn vrienden, want daar zijn daar onrusten en voor een blanke alleen is het niet aan te raden daar momenteel te gaan rondreizen.
Zo besloot een van de vrienden om met me mee te gaan, want zoals hij zei; "de Madurees heeft een eigen taal en verstaat het Bahasa Indonesia alleen als een Indonesiër het tegen hem spreekt".
Zo vertrokken we naar Surabaya om daar vandaan met de veerboot over te steken naar Madura.
Van deze rondreis heb ik helaas maar weinig foto's overhouden, daar men bij het ontwikkelen in de centrale een foutje heeft gemaakt. Helaas, maar het doet pijn als je er achter komt.
We vlogen naar Surabaya, waar we aankwamen met een uur negatief tijdsverschil. Het koste veel moeite om een taxi naar de stad te verkrijgen en een betaalbaar hotel te vinden voor de overnachting. Zo kwamen we uiteindelijk uit bij het Brantas Hotel, genoemd naar de rivier die door Surabaya stroomt. Het zag er op het eerste gezicht redelijk uit en na ons lekker te hebben gewassen vonden we op onze wandeling een klein etenshuisje aan de rivier, alwaar we voor zeer weinig geld goed en zeer smakelijk te eten kregen. Aangezien we de volgende ochtend vroeg op moeste staan om de veerboot naar Madura te helen gingen we op tijd naar bed. Van slapen kwam pas wat, na een intensieve jacht op de nodige muggen in de kamer. Heel Surabaya was 's avonds vergeven van de muggen.
Na eerst een bushalte gevonden te hebben, reden we met de bus naar het aanlegsteiger van de veerboot naar het eiland Madura. Het was er waanzinnig druk en het lukte ons niet om bij het ticketloket te te komen, daar we steeds aan de kant werden gedrukt. Onverwachts kregen we hulp van een heer, die er met enige felle woorden plaats voor ons maakte. Hij moest wel belangrijk zijn en bekend bij de bevolking. Dank zij hem haalden we de veerboot op tijd.
Intussen had de veerboot uit Madura haar lading aan mensen, motorvoertuigen en auto's gelost, alsof er in een mierenhoop was geroerd met een stok.
Wederom kregen we weer hulp van de onbekende heer, die ons vroeg waar de reis heen ging, en we hem het adres lieten lezen. Het bleek een klein dorpje te zijn enige kilometer van Bankalan verwijderd, en hij was zelfs zo vriendelijk ons naar het juiste busje te brengen wat in die richting reed. We dankten hem hartelijk voor zijn hulp. Het van boord gaan in Kamal verliep chaotisch en het was constant opletten voor tassendieven die zich tussen de reizigers verscholen.
MADURA.
Het eiland Madura ligt ten noordoosten van Java, iets te noorden van de stad Surabaya, grenzend in het noorden aan de Java Zee, in het oosten met enige kleinere eilanden, de Sapoediarchipel, aan de Bali Zee en in het zuiden aan Straat Madura. Het eiland heeft een Portugees en Nederlands koloniaal bewind gekend.
De belangrijkste stad op het eiland is Bankalan en de overige grote steden liggen allemaal aan de zuidkust van het eiland. De Madurezen hebben een eigen taal, het Madurees en gebruiken dit meer dan het Bahasa Indonesia. Het eiland heeft een golvend oppervlak van 210 meter in het westen tot 430 meter in het oosten, boven de zeespiegel.
De grond is over het algemeen droog en onvruchtbaar. kapok, kopra en kokosolie zijn de belangrijkste agrarische producten, verder teakhout uit de bossen, een kleinschalige veeteelt en aan de zuidkust veel zoutwinning. Het eiland heeft een enorme vissersvloot van enkele duizenden lange, snelle zeilscheepjes. Aardolie wordt op kleine schaal gewonnen. De Madurezen zijn over het algemeen streng moslim, hebben een kort lontje, wat zich vaak uit in messentrekkerij. Grootste festival op het eiland zijn de stierenraces in de maand september.
Het bleek dat de ons onbekende heer de chauffeur van het busje precies duidelijk had gemaakt daar waar we moesten zijn. We werden ontvangen door de vrouw van mij bekende, die gelijk er iemand op uitstuurde om een zoon te vinden die het Bahasa sprak en wat Engels. De baas zelf bleek aan het werk te zijn op een boorplatform op zee. Terwijl we buiten in de schaduw van een boom op een mat zaten te wachten werden we voorzien van thee en verse ananas. De zoon arriveerde met een paar vrienden, en bleek van de afspraak tussen zijn vader en mij te weten.
We moesten gelijk mee om de omgeving te verkennen. Via smalle weggetjes tussen de landerijen kwamen we in een kampong terecht vlak aan de zee. men was er druk bezig met het roken van de gevangen vis, en we werden aan iedereen voorgesteld die we maar tegenkwamen. Strand was er niet aan de zee, maar wel veel mangrove beplanting met daartussen geulen die door het getij gevormd waren.
Terug bij de woning kregen we wat te eten en werd ons aangeboden aldaar te overnachten, wat we accepteerden. Na het eten reden we met een lokaal busje naar Arasbaya en vandaar was het een kilometer lopen naar Air Mata.
ARASBAYA - AIR MATA.
Air Mata betekend 'tranen'. Hier staan de graftomben van de adellijke familie Cakraningrat van Madura.
Het waren sinds 1678 prinsen, sultans en regenten tijdens de periode van Nederlands-Indië.
Cakraningrat IV was een regerende prins, van 1718 tot 1745, uit West-Madura en was ondergeschikt aan het Mataram-sultanaat.
De lijn begon met de benoeming van een Madura-prins door sultan Agung om het gehele eiland te regeren. Tijdens zijn regeerperiode probeerde hij zijn gezag uit te breiden tot het gehele eiland Madura en de regio Oost-Java. Hij wisselde allianties af met Mataram en de VOC, en vocht zelfs afzonderlijk tegen de twee strijdkrachten in een poging om zijn doel te realiseren. In 1746 verloor hij echter de laatste oorlog tegen Mattaram, dat toen een bondgenootschap had gesloten met de VOC, en hij werd later tot aan zijn dood verbannen naar Kaap de Goede Hoop. Vanfa dat moment werd de regio West-Madura door Mataram afgestaan aan de VOC als ruil voor de kosten van de oorlog. Zijn zoon Cakraningrat V, werd in zijn plaats als vazal van de VOC.
De graftomben zijn werkelijk zeer kunstig uitgehouwen en versierd.
Het zag er indrukwekkende uit, maar maakten geen aanstalten om er in aftedalen en te onderzoeken.
In een overvol busje reden we weer n aar huis, waar we weer te eten kregen, waarna we achter op de motorfiets naar Bankalan reden, om een paar flessen bier te kopen en wat snacks. Het biet werd goed in papier ingepakt onder de toonbank door verkocht, daar alcohol officieel niet verkocht mag worden. Thuis gekomen bleef het papier om de bierflessen en werd het uitgeschonken in blauwe glazen, zodat niemand zich aan het gebruik ervan zich kon storen. Intussen werd het druk van de buurtbewoners die die blanke toean en zijn reisgezel wel eens wilden zien. De vrouwen hielden zich sterk gescheiden van de mannen. Het was erg jammer, dat het zo moeilijk was een gesprek aan te gaan met de mensen die hoofdzakelijk Madurees spraken en amper het Bahasa Indonesia, zelfs mijn reisgezel uit Bali had er moeite mee. Zo werd het tijd om eens naar bed te gaan.
De volgende ochtend, gaven zoon en zijn vriend te kennen dat ze met ons mee zouden gaan, maar ik vroeg me af of ze wel begrepen hadden dat we een paar dagen onderweg zouden zijn. We namen afscheid van onze gastvrouw, die we stiekem een envelop met inhoud gaven, want breed hadden ze het niet met een groot gezin.
In ieder inham of kleine baai lagen wel honderden Madurese vissersscheepjes, met hun prachtig geschilderde boeg en houtwerk.
We vervolgden onze weg naar Pamekasan, waar we opzoek gingen naar een restaurantje om wat te eten, wat zo midden op de dag niet meeviel. Uiteindelijk werd de honger gestild en daarna zochten we eerst een klein hotel om de komende nacht te overnachten, alvorens weer op pad te gaan. Zo vonden we een oud koloniaal hotel, Garuda, met enorme grote kamers en hoog plafond. We kregen een kamer voor vier personen die zo groot was dat we elkaar niet in de weg konden lopen. Vreemd genoeg betaalden we per kamer en niet per persoon.
API ABADI.
Met lokaal transport gingen we naar een plaats, waar een natuurlijk aardgas vuur brandde, genaamd 'Api Abadi'.
De legende verteld, dat het vuur komt uit de mond van een gevonniste reus, door de goden gestraft.
Het was dan ook weer een 'heilig' vuur.
De jeugd gebruikte het om maiskolven te roosteren voor de verkoop, maar ook lokale bewoners ook voor het koken van hun warme maaltijd.
Even verder water warmwaterbronnen die stonken naar de zwavel die er mee omhoog kwam.
Intussen was het heetste moment van de dag voorbij en keerden we terug naar de stad, waar de winkeltjes en de markt intussen weer geopend waren. Onder het genot van een kop koffie, kwam bij de twee jongens het hoge woord er uit, dat het niet was wat ze verwacht hadden en weer terug naar huis wensten te gaan. We gaven ze geld voor het vervoer en een klein bedrag om wat te kopen.
Voor het avondeten vonden we een klein Chinees eetzaakje, wat tevens winkel was. De eigenaar bereidde zelf de door ons bestelde gerechten en het smaakte zeer goed, wat we hem ook lieten weten. We kochten bij hem een fles lokale wijn (angur) die we later leeg maakten.
Door de inmiddels druk geworden winkelstraat wandeleden we terug naar ons hotel, om te overnachten in een kamer van zes bij zes meter en vier meter hoog.
We hadden intussen besloten niet via de zuidelijke eiland route naar Sumenep te gaan, daar we deze op de terugweg te zien zouden krijgen.
We staken het eiland dus dwars over om de noordelijke eiland route te nemen, en moesten voor deze tocht tot drie keer toe van vervoersmiddel wisselen.
In Waru moesten we we naar een ander vervoersmiddel uitkijken, daar ons busje niet verder bleek te gaan, wat niet de afspraak was met de chauffeur en we eisten dan ook prompt een gedeelte van ons betaalde reisgeld terug, wat we tot mijn stomme verbazing nog kregen ook.
We betaalden hiermee gelijk een chauffeur van een klein vrachtwagentje, die ons dan ook verder mee liet rijden achterin de laadbak tussen zijn lading, die varieerde van spiegels tot manden kokosnoten en groenten.
Zo hobbelden we dan, met zegen en schrijven, verder richting de noordkust en de plaats Pasean
In Pasean bleek het markt te zijn en was het er zodoende een enorme drukte, en een kleurrijk geheel. We keken er wat rond, en bij het zien van de heerlijke Madurese kipsate blesloten we de inwendige mens mee te verwennen.
Met goed gevulde maag gingen we opzoek naar ons nieuwe vervoersmiddel.
Van onze nieuwe chauffeur kregen we een plaatsje voorin de bus aangeboden, maar we hadden net zo goed voor op de bumper van een race wagen kunnen gaan zitten, want de man reed alsof de duivel hem op zijn hielen zat. Intussen waren we enkele keren gestopt en was het aantal passagiers opgelopen tot zesentwintig. Alles zat zo op elkaar gepakt, dat ik een klein kind op mijn schoot nam. gelukkig moest hij nu om zijn motor niet over de kop te draaien, wat langzamer gaan rijden. De noordkust had een prachtig wit strand met duinen en palmen, en deed een beetje denken aan de Noord-Afrikaanse Middellandse zeekust. Het was geheel anders dan de zuidkust van het eiland, wat echt niet zo groot is, maar het had zijn eigen charme. Toen we afbogen in de richting van Sumenep, wat op het oostelijke deel van het eiland ligt, werd de begroeiing weer wat dichter en groener.
In de voormiddag en in de gietende regen bereikten we Sumesep en wisten onderdak te vinden in Losmen Wijaya II. Na het vuil van de reis van ons afgewassen te hebben en de inwendige mens versterkt gingen we de stad verkennen. Het was intussen droog geworden, maar hadden toch onze regenkleding maar meegenomen. het was zowaan koel in Sumesep.
De ingang van de moskee, welke geen ronde daken had, maar puntdaken, leek meer weg te hebben van een oud Portugees fort.
De smalle oude straatjes waren rustiek. De Portugese invloed was hier nog duidelijk te zien in de architectuur. Veel oude huizen hadden nog de Portugese stijl, gebouwd met een uitlopend dak, dat ruste op Romeins aandoende witte zuilen. Het was verder een rustige en een opvallend schone stad.
(Boven; de Portugese invloed. Onder; De oude kraton.)
We bezochten de oude kraton (sultanpaleis) met zijn taman sari, de tuin van plezier. Volgens vertellingen zat de sultan meestal onder het afdak van het torentje boven de ingangspoort, en hiervandaan kon hij precies in de taman sari gelegen vrouwen bad kijken. Zodoende kreeg het torentje de bijnaam, 'torentje van de glimlach'.
Het bad was zeer vernuftig aangelegd en werd door een erin gelegen bron voorzien van vers water.
Nu zwemmen er vissen in, inplaats van mooie dames.
Het geheel was nog onder renovatie en de kraton werd als gemeentelijke vergaderplaats gebruikt.
In het nabij gelegen museum, gelegen in de oude paardenstallen, bezichtigden we nog enkele van de bewaard gebleven kunstschatten, zoals meubelstukken, wapens en gebruiksvoorwerpen uit de vergane glorie.
De regen ons via de markt weer terug naar ons logement, waar we ons na het avondeten op ons terras, voor onze kamer tegoed deden aan een fles wijn. We besloten om de volgende dag via de zuidkant van het eiland terug te reizen naar Kamal en de veerboot terug te nemen naar Surabaya.
MADURA ZOUT.
Ten zuidoosten van Sumesep liggen bij de plaats Kalianget uitgestrekte zeezoutpannen . We besloten voor de terug reis te aanvaarden daar een kijkje te nemen. Het gebied levert al meer dan 500 jaar zeezout voor Indonesië, maar werd ook als ballast vervoerd voor de thuisreis naar Amsterdam.
Het is een enorm complex en het zout wordt nog op traditionele wijze gewonnen. In het stadje zijn zoutfabrieken, waar het zout voor transport geschikt gemaakt wordt. ten oosten van het stadje ligt de 'zouthaven' Pelabuhan, waar het product in schepen wordt geladen voor export over de gehele wereld.
In het stadje Kalianget zijn nog de overblijfselen van de VOC periode te vinden zoals kalkovens, oude kerk en zoutfabrieken.
Van de zoutpannen snel terug naar het busstation in Sumesep. De meeste zitplaatsen in de bus naar Kamal waren al bezet en na enig plaatsverwisselen kregen we een plaatsje midden in de bus.
De buschauffeur nam onderweg ook steeds weer passagiers mee, meer dan het aantal zitplaatsen, welke passagiers opeengepakt in het midden gangpad moesten staan, en moesten op de grond gaan zitten als er een politie controle was langs de weg. Het zal zijn bijverdienste wel zijn geweest.
We arriveerden mooi op tijd voor de veerboot en terwijl de bus stond te wachten werden we belaagd door een niet te stoppen massa venters. Je moest je bagage heel goed in het oog houden en je hand op je zak, want terwijl de een zijn koopwaar staat aan te prijzen en je aandacht eist, plukt een ander snel je spullen weg. Een gedeelte van hen verstopte zich in de bus, om zo als een soort verstekeling over te steken met de veerboot naar Surabaya.
SURABAYA.
Surabaya is de hoofdstad van Oost-Java en de op een na grootste stad van Indonesië. De stad is gelegen aan de rivier de Mas en is een belangrijke havenstad.
Surabaya werd in 1293 gesticht door Raden Wijaya. De naam van de stad komt volgens de overlevering van de haai Sura en de krokodil Baya die in gevecht gewikkeld zouden zijn in de rivier de Kalimas ('gouden rivier'). Op de plaats waar dit gevecht is geweest ligt nu de stad.
We keerden na aankomst met de veerboot uit Madura niet terug naar het Brantas Hotel, en vonden na veel gezoek onderdak in het Cindana Hotel, wat redelijk in het centrum van de stad lag. We hadden besloten om nog een dag of twee in Surabaya te blijven, daar we ook onze terug vlucht naar Denpasar nog moesten regelen. Het duurde even voordat we onze handdoeken hadden gekregen en namen toen een goed reinigend bad. Onze vuile was, dat was bijna alles wat we nog hadden, gaven we aan de roomservice mee om te reinigen.
Het liep tegen de avond en besloten dus maar voor een Chinese hap te gaan. Helaas viel de kwaliteit en de smaak van het eten ons zwaar tegen.
Terug gewandeld naar ons hotel, terwijl in de verte de hemel regelmatig werd verlicht door de bliksem van het naderende onweer. We wisten ons hotel droog te bereiken, voordat de er uit de hemel bakken water naar beneden kwamen. het bleef de gehele nacht regenen.
Eerst bij een reisbureau onze vliegtickets besteld, die in de middag gereed zouden zijn.
Opvallend dat in het centrum veel nieuwbouw is met ook veel groen beplanting om het geheel een vriendelijker aanzicht te geven. Maar voor de nieuwbouw moesten hele wijken met smalle straatjes en huizen wijken, en werden achteloos met de grond gelijk gemaakt. Zelfs van de oude antiek markt was niets meer terug te vinden.
Waar zijn de mensen dan gebleven?
Om de tijd verder door te komen besloten we om naar de diertuin te gaan, iets waar mijn reisgezel nog nooit was geweest.
Voor de prijs van 500 rp. entree hoefden we het niet te laten, maar wat we te zien kregen vond ik persoonlijk vreselijk.
De dieren in de kooien hadden geen glans, maar waren vermagerd en vuil. Hier moest het Wereld Natuurfonds eens een kijkje gaan nemen.
Een Indiase olifant had een zware ketting om zijn poot, die weer aan een boom was bevestigd. het dier kon niets anders dan rondjes lopen.
Het was intussen drukkend warm geworden. Na eerst onze vliegtickets opgehaald te hebben, keerden we terug naar ons hotel waar de schone was op ons lag te wachten.
Deze laatste avond nam ik mijn reisgezel mee uit eten bij Chez Rose, een Frans restaurant, dat volgens het hotel zeer goed bekend stond. het zag er dan ook allemaal zeer net en verzorgd uit en de gerechten die werden geserveerd smaakten ons uitstekend.
Deze laatste avond was het op tijd naar bed, daar we de volgende ochtend vroeg op moesten om naar het vliegveld te gaan voor de vlucht naar Denpasar, Bali. Het was al met al weer een aparte reiservaring geweest.
Hoi.
BeantwoordenVerwijderenWat mooi om dit te lezen. Ik was eigenlijk alleen op zoek naar informatie over mijn Balinese barong masker.. Waarom ik wil reageren is omdat mijn opa geboren is op Madura. Onze familie heeft heel lang indonesisch restaurant "Madoera" gehad in de reguliersdwarstraat in Amsterdam. Mijn oom woont nu in Bankalan en mijn vader heeft hem een aantal jaar geleden opgezocht en samen zijn ze naar Madura gereisd met de trein(!). Toch, deze informatie die ik bij u lees vertelt mij een hele hoop meer. Nu zie ik mijn opa als klein binkie daar wel rond paraderen. 🥰Ook kan ik de (weinige) verhalen die ik nog weet, beter voor de geest halen. Zoals dat we afstammen van adel en de zout winning. U moet begrijpen dat ik ondertussen zelf al oma ben en opa vertelde mij dat toen we op de camping bij Nederhorst den Berg waren, dat is ruim 38 jaar geleden!! Maar ik dwaal af. Dank u wel dat u dit heeft gedeeld. U heeft een onbekende dame heel gelukkig gemaakt met dit kleine stukje topografie/aardrijkskunde/ geschiedenis.
Warme groet
Soraya Ramona (Raden-Ajoe) Soenarto
💙GoWithLove♥️