UIT EEN ENORME VULKAAN
ERUPTIE ONTSTAAN.
LOMBOK.
Het eiland wordt in het noorden begrenst door de Bali Zee, in het westen door Straat Alas, met aan de overzijde het eiland Sumbawa, in het zuiden door de Indische Oceaan en in het oosten door Straat Lombok. De hoofdstad van het eiland is Mataram.
Het eiland is kleiner dan Bali en minder welvarender, en bestaat uit beboste berghellingen die vaak tot aan zee doorlopen, op deze hellingen is ook terrassenbouw voor rijst en groenten. Op de meer vlakkere delen van de kuststreken, die erg vruchtbaar zijn, worden rijst, sojabonen, koffie, tabak, katoen, kaneel en vanille verbouwd.
In het midden van het noordelijke deel van het eiland ligt de op een na hoogste vulkaan van Indonesië Gunung Rinjani, met een hoogte van 3,726 meter. Rondom het eiland ligt een slingerede weg weg voor haarspeldenbochten, welke is nog aangelegd in de Nederlandse koloniale periode.
Voor de noordwestkust van Lombok liggen enkele kleine eilandjes die bekendstaan als de Gilli-eilanden, en zijn een populair gebied voor duikers, omdat ze omringt zijn door koraalriffen en een grote verscheidenheid hebben aan onderwaterdieren.
GUNUNG RINJANI.
Vroeger was Lombok in feite een grote vulkaan, de Samalas. In 1257 kwam deze vulkaan tot een enorme uitbarsting, explosies brachten 40 km² tefra tot 43 kilometer hoogte, de bovenste lagen van de atmosfeer.
Een overblijfsel is het huidige eiland met een caldera-meer van 6 bij 8 kilometer en 800 meter diep.
In het meer bevindt zich een kleine nieuwe vulkaan, de Barujari. Het geheel behoort tot het vulkanische complex van Mount Rinjani, wat een beschermd natuurgebied is.
Dit verslag dateert uit de tijd, dat Lombok nog niet overspoeld werd door het toerisme en er maar enkele personen, en niet de hedendaagse massa, deze vulkaan beklommen.
De vulkaan die zichtbaar is vanaf de westkust van Bali heeft me steeds gefascineerd met de stille wens deze eens te beklimmen. Dit kwam ter sprake in een klein gezelschap, waarvan één persoon dit reeds had gedaan, en een andere dat wenste te gaan doen. Zo besloten we dit samen te gaan doen, met de nodige informatie hoe en wat, van de persoon die er was geweest.
Het was een enorme drukte van het komen en gaan van lokale bewoners met hun vracht, maar gelukkig wisten we een plaatsje in de autobus naar Mataran, de hoofdstad van het eiland, te verkrijgen.
Het centrale busstation in Mataran leek wel een mierenhoop zo druk was het daar van komen en gaan van mini-busjes, passagiers met bagage die varieerde van enorme pakketten tot manden met kippen en zelfs geiten.
Zo kwamen we er achter dat de bus die wij moesten hebben pas in het begin van de middag van het busstation zou vertrekken. We doden de tijd met wat rond te kijken en een hapje te eten.
Het woord 'bus' was teveel gezegd, daar we meer in de openlucht zaten op houten banken omringt door bagage van de lokale bevolking, die er door ruimte gebrek zelfs bovenop zat.
De buschauffeur bleef maar passagiers aanroepen om in te stappen.
Zo vertrokken we uiteindelijk naar de plaats Pemenang, door een prachtig landschap.
Om 07.00 uur terug gekeerd naar Lombok over een gladde zee.
het leek een eindeloze reis te worden, met het gevoel dat we bij iedere palmboom stopten om mensen met hun bagage uit en in te laden. Soms moest eerst een deel bagage uitgeladen worden zodat de bus verlatende passagiers bij hun bagage konden komen.
Uiteindelijk bereikten we in de verre namiddag Pemenang, waar we trachten overnachting te vinden, wat niet lukte.
Zo besloten we naar met een koetsje mee te rijden naar het strand van Bangsal, om daar over te steken naar Gili Air, om daar te overnachten.
Met een paar andere mensen wisten we een prauw te charteren voor de overtocht. Tijdens de overtocht sloeg het weer boven Straat Lombok om, donkere luchten naderden en het water werd door de wind opgejaagd, zodat we het in de prauw niet droog hielden. Als je dan zo vlak boven het wateroppervlak vaart besef je pas hoe hoog de golven kunnen worden. Gelukkig kwamen we veilig aan op Gili Air en vonden er een appartementje bij Gili Indah een steenworp van het strand met een zicht op Lombok.
(Met de klok mee: Het landschap onderweg naar Pemenang; Het naderende slechte weer boven Straat Lombok; Het eiland Gili Air; Onze overnachting bungalow; Zonsondergang op Gili Air; Zicht op het eiland Lombok met Gunung Rinjani in de vroege ochtend.)
Na eens heerlijk in zee te hebben gezwommen en het eiland rond gewandeld te hebben, waar we precies één uur over deden, genoten we van een heerlijke vismaaltijd en een prachtige zonsondergang.
Vroeg naar bed, daar we de volgende ochtend met de eerste prauw weer terug zouden varen naar Lombok.
Eerst weer met paard en wagen naar de busterminal in Bangsal om ons verdere vervoer over het noordelijke deel van het eiland te regelen.
Het noordelijke deel maakte een stuk drogere indruk dan het westen en het zuiden van Lombok.
Het was weer een tocht in een mini-bus tussen manden met marktwaren en levend vee, maar het ergste was de lucht van de gedroogde visjes.
In de plaats Bayan uitgestapt en achter op de motorfiets naar Batu Kok gereden. Deze motorrijders staan te wachten op reizigers die naar de Rinjani willen en een gids nodig hebben. In Batu Kok lag ons logement, dat tevens basiskamp I zou zijn voor de beklimming van de vulkaan Rinjani. We zaten al zo hoog, dat we in de verte de zee konden zien liggen. Hier kwamen we de prijs voor ons logement en de gids overeen, die tevens drager zou zijn. Zo huurden we ieder een slaapzak en kochten we voedsel voor onderweg. Drinkwater dat zeker niet te vergeten. In een klaar heldere bergstroom wasten we onze vuile bezwete kleren schoon en hingen die bij het logement te drogen. In de middag nog een stevige wandeling gemaakt langs de bergstroom om bij de Sindanggile watervallen uit te komen. Het was een prachtig gezicht deze tweedelige waterval, die zich uit het groene oerwoud omlaag stortte en in het dal een kleine rivier werd. Apen slingerden zich in de bomen van tak naar tak als volleerde acrobaten.
(Boven van links naar rechts: Zicht op onze bestemming; Het landschap in noordelijk deel van Lombok; Terrassenbouw bij Batu Kok; De Sindanggile waterval bij Batu Kok.)
Bij het eerste daglicht opgestaan en na het ontbijt onze spullen klaar gemaakt voor de drager, die zich voor de rest van de tocht over ons zou ontfermen en onze gids was. Alles gereed begonnen we aan de beklimming van de op één na hoogste vulkaan van Indonesië. Onze eerste stop zou in basiskamp II zijn.
We begonnen in Batu Kok dat 500 meter boven de zeespiegel ligt en we hadden prachtig helder weer toen we vertrokken. Aan de voet van de berg was de begroeiing soms meters hoog en overwoekerde het smalle pad. We bleven dicht bij elkaar om elkaar niet kwijt te raken. Het had de afgelopen nacht goed geregend, en waren in een mum van tijd niet alleen nat van het zweten, maar ook van het vocht van de planten. Het was benauwd warm geworden tussen het groen. Na drie uur stevig doorlopen bereikten we basiskamp II en konden we even pauze houden, wat kleins eten en veel waterdrinken.
We hoopten dat de rest van de tocht ook zo voorspoedig zou verlopen.
(We bereiken basiskamp II.)
De route van basiskamp II naar basiskamp III was moeilijk en slecht begaanbaar en klom slingerend omhoog tussen de dichte bebossing en daalde soms weer een heel stuk sterk naar beneden, door de diepe kloven in de bergwand. Het was constant uitkijken waar je je voeten neerzette. Basiskamp III lag op een hoogte van 2000 meter en vlak voordat we het kamp bereikten, werden we overvallen door een onverwacht noodweer met zware regenval en onweer. We waren dan ook volledig doorweekt en bemodderd toen we de schuilhut bereikten. het wolkendek daalde en het klaarde niet meer op, zodat we besloten hier te blijven tot het weer opklaarde en dat zou de volgende ochtend zijn.
Onze gids kookte een avondmaaltijd voor ons van rijst en Indo-mie. Na dit 'Rinjani-dinner'kropen we van de kou, in de tochtige hut, in onze slaapzakken om zo nog een beetje warm te blijven.
Onverwacht kregen we gezelschap van twee Duitse jongens die aan de afdaling bezig waren en ook bleven slapen.
De nacht had ook niet veel goeds voor ons, en deden we amper een oog dicht door het geschreeuw van de apen, door het lawaai van de regen op het golfplaten ijzeren dak en de ongelijke plankenvloer waarop we lagen, die onze lichamen pijnigden. De gevolgen van het noodweer zouden we de volgende dag op onze afdaling terug naar Batu Kok goed merken. De twee Duitse jongens waren bij het eerste daglicht vertrokken. We waren de laatste die ze levend gezien hebben.
Rond zeven uur begonnen we aan onze beklimming naar de kraterwand op 2900 meter hoogte en deden er toen de spieren los waren gelopen een kleine twee uur over. De regen van afgelopen nacht had het toch al smalle pas veranderd in een modderige geul. Op onze weg naar boven kwamen we regelmatig ontwortelde bomen tegen die door de bliksem geveld waren. Hoe hoger we kwamen des te schaarser de begroeiing werd.
Eenmaal de kraterwand bereikt te hebben werd ons uitzicht op de krater volledig door een dik wolkendek weggenomen. We besloten voorlopig te wachten of het zou opklaren en de zon zou doorbreken, want de hele tocht hadden we niet voor niets ondernomen. Tot mijn stomme verbazing begon onze drager een klein vuurtje te stoken van speciale takjes en gras en strooide daar kruiden op.
Hij deed dit, zoals hij uitlegde, om de geest van de berg en de natuur vriendelijk te stellen.
Hoe het ook zijn mag, maar binnen tien minuten klaarde het weer plotseling op, en kregen we een prachtig uitzicht over de vulkaankratermeer en de daarin gelegen kleine werkende vulkaan.
Aan de andere zijde van de vulkaankrater rolden intussen dikke wolken massa's weer de krater in.
We bleven ruim een half uur op de kraterwand om van het uitzicht te genieten tot het wolkendek het uitzicht weer geheel weg nam. Afdalend tussen slierten van de wolken hadden we ineens door het doorbreken van de zon een fraai uitzicht over de berghelling. We bereikten basiskamp III in één uur tijd.
De afdaling naar kamp II was een glij en slip partij, daar het gehele pad was weggespoeld door de regen. Het ging wel snel maar was erg vermoeiend en bereikten we kamp II net voor het uitbreken van een regenbui, waar we schuilden en een kleine lunch klaar maakten. Na de regenbui gingen we vol goede moed op weg naar basiskamp I en van enig pad was niets meer te herkennen zo snel had de natuur na de regen alles overwoekerd, en waren blij de gids bij ons te hebben, daar we anders zeker verkeerd waren gelopen met de gevolgen van dien. Het laatste uur van de terugweg legden we af in de gietende regen. Na drie uur bereikten we, moe, vies, nat en vuil, maar gelukkig dat we het gehaald hadden ons logement en hadden geen fut meer om nog een poot te verzetten.
Intussen was in het logement al bekend dat er twee jongens werden vermist op de berg en dat er naar gezocht werd.
Na het avondeten een flesje lokale wijn (angur) leeg gedronken en ingesmeerd met tiger-balsem naar bed, onze beenspieren gilden het uit van de pijn, en we merkten niets van het onweer en de regenval van die nacht. het was een hele ervaring geweest deze dagen, maar volgens mijn reisgezelschap; 'eens en nooit meer'.
Wat mij op was gevallen was, dat onze gids al het afval wat er was van het bereiden van het eten weer keurig verzamelde en niet liet liggen in de natuur.
Na afgerekend te hebben werden we weer achterop de motorfiets van Batu Kok naar Bayan gereden, waar we precies op tijd waren om de bus te halen naar Mataram.
Tijdens de busrit vroeg ik mijn reisgezel of hij verder nog van plan was om iets van Lombok te zien, en tot mijn verbazing liet hij weten dat hij het gezien had en terug wenste te gaan naar Bali. Helaas moest ik toegeven dat hij ook niet die reisgezel was geweest die ik verwacht had, daar er niets van hem uitging. Zo nam ik het besluit om alleen verder te gaan en in Tanjung uit te stappen om enige aan de kust gelegen hindoe-tempels te bezoeken en wat ik verder tegen mocht komen.
( Zie vervolg: LOMBOK. TEMPELS EN SASAK DORP.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten