zaterdag 23 december 2017

SLEEPBOOT.

VOOR SLEPEN OF HULPVERLENING 

       AAN ANDER VAARTUIGEN.



SLEEPBOOT.

Sleepboot een mechanisch voortbewogen vaartuig, specifiek voor het slepen van drijvende objecten.
Essentieel zijn de trekkracht, relatief groot machine vermogen, grote schroefdiameter, een sterk bevestigingspunt voor de sleeptros, sleepbeting, sleephaak, sleeplier en een goede manoeuvreerbaarheid,
De sleepboot wordt aangepast aan het te verwachten vaargebied; daardoor zijn drie typen ontstaan: de havensleepboot, de binnenvaartsleepboot en de zeesleepboot.

HAVENSLEEPBOOT.

De havensleepboot is vooral bestemd om binnenkomende schepen voor de riviermondingen aan de kust op te vangen en deze in de haven aan de kade te assisteren bij het afmeren.
Omgekeerd assisteren zij de grote schepen bij het uitvaren tot deze weer zelfstandig kunnen manoeuvreren.
Dikwijls gaat het hierbij niet om  het slepen, maar alleen om het schip in het goede vaarwater te houden en te voorkomen dat bij een eventuele technische storing aan boord van het grote schip dit aan de grond zou lopen of een aanvaring zou veroorzaken. Aan deze sleepboten worden de hoogste eisen gesteld betreffende de stabiliteit en de gemakkelijke hanteerbaarheid; ze zijn gecompliceerder dan die voor de zee- en binnenvaart.
Hun lengte moet groot genoeg zijn om bij ruw weer in de riviermondingen te opereren, maar daar tegenover zal elke meter lengte van invloed zijn op het behandelen van schepen in de haven.


(Snel lossende draaibare sleephaak.)

Het werk in de haven stelt soms een limiet betreffende de diepgang, maar het vereiste machinevermogen in ruw weer vraagt een grote diepgang om efficiënt te kunnen werken. Gewoonlijk is het ontwerp een compromis in verband met de plaatselijke condities.
De lengte van de boten varieert van 25 tot 35 meter. Heel economische in de 29 m-klasse, met een diepgang van 3,60 tot 4,20 meter. Deze afmetingen kunnen een machine vermogen herbergen van 1000 tot 1800 pk.
De sleeptrossen worden aan een snel lossende sleephaak gekoppeld, die vanaf de brug bediend wordt om bij gevaar de tros los te gooien. Meestal zijn deze sleepboten uitgerust met een brandblusinstallatie om te assisteren bij branden. In tegenstelling tot de zeeslepers hebben havensleepboten geen automatische sleeplier.
Modernere sleepboten worden ook wel met een Voith-Schneider voortstuwingsinstallatie uitgerust.


BINNENVAARTSLEEPBOOT.

De binnenvaartsleepboot is aangepast aan de veelal beperkte waterdiepte in kanalen en rivieren. In plaats van één schroef met een grote diameter, zijn er twee drie of zelfs vier kleinere schroeven, veelal draaiend in Kort-straalbuizen om de stuwkracht te vergroten. Vlak achter elke schroef is een roer aangebracht. Soms zijn de schroeven aangebracht in tunnels, om bij kleine diepgang toch een schroef van vrij grote diameter te kunnen toepassen.
In verband met de lange sleepreizen op de binnenwateren moeten zij voldoende brandstof kunnen meevoeren en voldoende accommodatie voor de opvarenden; vanwege de te passeren bruggen moet de kruiplijn echter laag worden gehouden.
Doorgaans wordt elk schip op zijn eigen tros gesleept; daarom zijn in de midscheeps vier tot acht sleeplieren geplaatst; elke sleeptros kan daardoor zo ver worden uitgevierd, dat ieder schip de gewenste positie in de sleep krijgt. Deze sleepvaart heeft de afgelopen decennia toenemende concurrentie van de duwvaart gekregen.

ZEESLEEPBOOT.

Langsdoorsnede van de zeesleepboot 'Zwarte Zee' van de Smit-Internationale Sleepdienst, gebouwd door Smit Kinderdijk, 1963. Gecombineerd vermogen van twee dieselmotoren 9000 ipk, snelheid 18 zeemijl/uur, lengte over alles 77,5 meter, 1539 brt. De sleeplier is voorzien van twee trommels met ieder een capaciteit van 1000 meter staalkabel.


(Machine kamer met twee motoren ieder 1720 pk bij 275 omw/min van de zeesleper 'Elbe'. Gebouwd in 1959 door Smit Kinderdijk. Snelheid 10 knopen. Thans museumschip.)


De zeesleepboot moet niet alleen zeewaardig genoeg zijn om in de zwaarste stormen te kunnen opereren, maar hij moet tevens een grote actie radius hebben.
Voor reddings- en bergingsdoeleinden worden zij vaak voorzien van bergingspompen, van waterkanonnen en ander blusmateriaal.
In volle zee wordt doorgaans op een lange tros gesleept; de eigen vering van die tros kan door de golven worden versterkt; daardoor kan een steeds wisselende spanning op de sleeptros ontstaan, zodat de op vol vermogen trekkende sleepboot het ene moment vooruitschiet en het volgende moment wordt tegengehouden.

(Sleepbetting met daarachter de sleeplieren.)


Dit kan worden ondervangen door toepassing van een sleeplier, voorzien van een regelapparatuur die door indraaien of afvieren van de sleeptros de spanning constant houdt; dan kan de sleepboot ook met constant vermogen trekken.
Zeesleepboten hebben doorgaans één schroef  van grote diameter, die soms via een tandwielkast door meerdere motoren wordt aangedreven.

( Het verslepen van een boorplatform.)

De afstand tussen de sleepboot en het te verslepen object kan variëren van 50 tot 100 meter; dit om een gelijkmatige spanning-verdeling over de sleeptros te verkrijgen.

De moderne zeesleepboten hebben een groot ruim achterdek, voor opslag van materiaal, daar zij veelal ook worden ingezet bij bergingsoperaties.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten