zaterdag 6 juni 2020

ZOMP. (VAARTUIG)


           EEN VAARTUIG 

        VOOR DE ONDIEPE

   NEDERLANDSE WATEREN.



ZOMP.

De zomp is een vaartuig waarvan de laatste commerciële onderneming nog in 1939 werd geregistreerd, een puur Nederlands scheepstype dat was ontwikkeld om te voldoen aan de bijzondere eisen van de vele bevaarbare waterwegen die door het lage land liepen, terwijl het wegennet tot laat in de 19e eeuw rudimentair was; na die tijd verloor de zomp snel terrein.

Zompen werden gebouwd in vijf basismaten en de grootste ervan kon wel 100 ton meten.
De vaartuigen die het meest voldeden werden gebouwd in Enter, een plaatsje aan de rivier de Regge in de provincie Overijssel. 
De laatste in Enter gebouwde zomp was de ´Recht door Zee´, die in 1875 te water werd gelaten.

                                         (Zomp; 'Recht door Zee'.)


De 'Recht door Zee'is een enkelmast-zomp met een laadvermogen van 17 ton.
Lengte 12,2 meter, breedte 2,65 meter en een diepgang van ongeveer 0,24 meter.
Het scheepje kon gevaren worden door twee personen.

De zomp was perfect ontworpen voor het werk dat het moest doen, onder andere doordat het een opmerkelijk goede zeiler was.
Om in de rivieren en kanalen goed uit de voeten te kunnen, moest de zomp licht, platboomd en smal zijn, maar daarbij ook sterk om een goede lading te kunnen innemen en een goede zeiler om snelle tochten door de kronkelige waterwegen te kunnen maken. De romp van de zomp was opgebouwd uit eikenplanken die elk even lang waren als het vaartuig zelf, wat zorgde voor sterkte ondanks de voor gewichtsbesparing bescheiden dikte van de delen.

De zomp was open met een bakdek over voor- en achterschip. Om te voorkomen dat over het lage vrijboord water in het ruim kon komen, werden grote grenenhouten zetboorden langs de zijden geplaatst. De zomp had een klein tweepersoons onder komen onder het bakdek voor, werd gestuurd met een helmstok en voerde evenals bijna alle Nederlandse schepen van die tijd, zijzwaarden.
De enkele mast was ongeveer 1,5 meter achter de voorsteven in een zeer stevig mastspoor geplaatst waardoor het want kon worden weggelaten en de mast alleen werd gesteund door het voorstag, waaraan met leuvers de stagfok werd gehesen.
het grootzeil was driehoekig en werd zonder giek gevaren, terwijl het achterlijk werd opgehouden door twee sprieten waarvan de voet met een touwen lus aan de mast was bevestigd.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten