HET SCHIP VAN DE GROOTSTE
POOLONDERZOEKER.
GJOA
De op 16 juli 1872 in Borgo, tegenwoordig Frederikstad, in Zuid-Noorwegen geboren en 18 juni 1928 op de Noordelijke IJszee gestorven Roald Amundsen is een van de grootste van alle poolonderzoekers geweest.
Ronald Admundsen, komende uit een familie van scheepseigenaren en kapiteins op de grote vaart, werd als jongen geïnspireerd door de verslagen van de prestaties van Sir John Franklin en als jongeman liet hij een carrière als arts aan zich voorbij gaan om als zeeman in de poolwateren te varen en daarmee zijn stuurmanspapieren te behalen.
In de winter van 1897-1898 zat hij, evenals de overige bemanningsleden van de Gerlaches Belgica-expeditie, vast in het poolijs, en na zijn terugkeer in 1899 behaalde hij zijn kapiteinspapieren.
Admundsen voelde dat hij klaar war om zijn eigen expeditie te leiden en hij besloot dat zijn eerste doelen zouden zijn het als eerste doorsteken van de noordwestpassage en het bereiken van de magnetische noordpool. Aangemoedigd door Fridtjof Nansen, een iets oudere Noorse poolonderzoeker, kocht Admundsen de Gjoa, een oude vissersboot. Als schipper hiervan zou hij de eerste worden die de noordwestpassage doorging.
De Gjoa was een kleine maar sterke en extra versterkte, vissersboot met een sloeptuig, die de eerste doorgang van de Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan had gemaakt door de noordkust van Canada en Alaska te ronden.
Het schip had een tonnage van 67 bruto registerton, een lengte van 21,3 meter, een breedte van 6,3 meter en een diepgang van 2,3 meter. De bemanning bestond uit 7 koppen.
De Gjoa genoemd naar een Walkure en in 1872 gebouwd door Kurt Johannesson Skaale uit Rosendal in de Noordse regio Hardanger, had 28 jaar gewerkt voor en onder Asbjorn Sexe uit Hangesund en vanaf medio 1880 voor en onder H.C.Johannesson uit Tromso. Admunsen kocht de ondiep stekende boot in 1900 en bracht het daaropvolgende jaar door met proefvaarten tussen Noorwegen en Groenland, waarna hij het vaartuig een dubbele huid gaf van eikenhout met een dikte van 7,5 cm, een ijzeren boegversterking en een 13 pk kerosineverbrandingsmotor die een enkele schroef aandreef.
(Admundsens aanpassingen aan de Gjoa waren bedoeld om het schip de mogelijkheid te bieden door pakijs te varen en de druk te weerstaan wanneer het in het ijs kwam vast te zitten).
Om zijn steeds opdringeriger wordende crediteuren te ontlopen zeilde Admundsen met een zeskoppige bemanning op 16 juni 1903 Christiana, het huidige Oslo, uit.
In Godhavn aan de westzijde van Groenland laadde de bemanning van de Gjoa sleden, honden en kajaks in. Het kleine vaartuig stak vervolgens Melville Bay over, ging Lancaster Sound door en koerste zuidwaarts naar Peel Sound tussen Somerset en Prince William Islands om op 12 september 1903 King William Island te bereiken.
De expeditie bleef twee jaar in deze Gjoa Hvn om observaties te doen die, naar men hoopte, zowel de locatie op dat moment als de geleidelijke verplaatsing van de magnetische noordpool zou vaststellen.
Op 13 augustus 1905 koerste de Gjoa naar het westen tussen het continentale Canada en de zuidkust van Victoria Island en op 26 augustus ontmoette hij bij Banks Island een Amerikaanse walvisvaarder, de Charles Hanson, die vanuit de Stille Oceaan was komen zeilen en wist dat de expeditie door de noordwestpassage was gekomen.
De bemanning van de Gjoa overwinterde opnieuw bij King Point en hievandaan volgde Admundsen stroomopwaarts de rivieren Porcupine en Yukon tot in Eagle in Alaska, waar hij het nieuws van zijn succes telegrafisch de wereld inzond.
De Gjoa bereikte Nome in Alaska op 31 augustus 1906 en werd vervolgens, als een soort vakantie, naar San Francisco gezeild waar de expeditie een heldenontvangst werd bereid, zelfs nu de stad net aan het bijkomen was van de verwoestende aardbeving van 1904.
Ondanks een uitnodiging om de Gjoa het eerste vaartuig te laten worden dat door het juist voltooide Panamakanaal zou varen, ging Admundsen in op een voorstel van de Noorse gemeenschap in San Francisco en schonk zijn vaartuig aan de stad om tentoongesteld te worden in het Golden Gate Park.
De Gjoa bleef hier dertig jaar en haat toestand werd steeds slechter. Haar reconstructie werd uitgesteld ten behoeve van noodzakelijke werkzaamheden tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) en pas in 1949 voltooid.
De Gjoa bleef in San Francisco tot 1974, toen werd het teruggegeven aan Noorwegen voor haar permanente expositie in het Norsk Sjofartsmuseum in Oslo.
(Replica van de Gjoa van Admundsen.)
Ronald Admundsen, komende uit een familie van scheepseigenaren en kapiteins op de grote vaart, werd als jongen geïnspireerd door de verslagen van de prestaties van Sir John Franklin en als jongeman liet hij een carrière als arts aan zich voorbij gaan om als zeeman in de poolwateren te varen en daarmee zijn stuurmanspapieren te behalen.
In de winter van 1897-1898 zat hij, evenals de overige bemanningsleden van de Gerlaches Belgica-expeditie, vast in het poolijs, en na zijn terugkeer in 1899 behaalde hij zijn kapiteinspapieren.
Admundsen voelde dat hij klaar war om zijn eigen expeditie te leiden en hij besloot dat zijn eerste doelen zouden zijn het als eerste doorsteken van de noordwestpassage en het bereiken van de magnetische noordpool. Aangemoedigd door Fridtjof Nansen, een iets oudere Noorse poolonderzoeker, kocht Admundsen de Gjoa, een oude vissersboot. Als schipper hiervan zou hij de eerste worden die de noordwestpassage doorging.
De Gjoa was een kleine maar sterke en extra versterkte, vissersboot met een sloeptuig, die de eerste doorgang van de Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan had gemaakt door de noordkust van Canada en Alaska te ronden.
Het schip had een tonnage van 67 bruto registerton, een lengte van 21,3 meter, een breedte van 6,3 meter en een diepgang van 2,3 meter. De bemanning bestond uit 7 koppen.
De Gjoa genoemd naar een Walkure en in 1872 gebouwd door Kurt Johannesson Skaale uit Rosendal in de Noordse regio Hardanger, had 28 jaar gewerkt voor en onder Asbjorn Sexe uit Hangesund en vanaf medio 1880 voor en onder H.C.Johannesson uit Tromso. Admunsen kocht de ondiep stekende boot in 1900 en bracht het daaropvolgende jaar door met proefvaarten tussen Noorwegen en Groenland, waarna hij het vaartuig een dubbele huid gaf van eikenhout met een dikte van 7,5 cm, een ijzeren boegversterking en een 13 pk kerosineverbrandingsmotor die een enkele schroef aandreef.
(Admundsens aanpassingen aan de Gjoa waren bedoeld om het schip de mogelijkheid te bieden door pakijs te varen en de druk te weerstaan wanneer het in het ijs kwam vast te zitten).
Om zijn steeds opdringeriger wordende crediteuren te ontlopen zeilde Admundsen met een zeskoppige bemanning op 16 juni 1903 Christiana, het huidige Oslo, uit.
In Godhavn aan de westzijde van Groenland laadde de bemanning van de Gjoa sleden, honden en kajaks in. Het kleine vaartuig stak vervolgens Melville Bay over, ging Lancaster Sound door en koerste zuidwaarts naar Peel Sound tussen Somerset en Prince William Islands om op 12 september 1903 King William Island te bereiken.
De expeditie bleef twee jaar in deze Gjoa Hvn om observaties te doen die, naar men hoopte, zowel de locatie op dat moment als de geleidelijke verplaatsing van de magnetische noordpool zou vaststellen.
Op 13 augustus 1905 koerste de Gjoa naar het westen tussen het continentale Canada en de zuidkust van Victoria Island en op 26 augustus ontmoette hij bij Banks Island een Amerikaanse walvisvaarder, de Charles Hanson, die vanuit de Stille Oceaan was komen zeilen en wist dat de expeditie door de noordwestpassage was gekomen.
De bemanning van de Gjoa overwinterde opnieuw bij King Point en hievandaan volgde Admundsen stroomopwaarts de rivieren Porcupine en Yukon tot in Eagle in Alaska, waar hij het nieuws van zijn succes telegrafisch de wereld inzond.
De Gjoa bereikte Nome in Alaska op 31 augustus 1906 en werd vervolgens, als een soort vakantie, naar San Francisco gezeild waar de expeditie een heldenontvangst werd bereid, zelfs nu de stad net aan het bijkomen was van de verwoestende aardbeving van 1904.
Ondanks een uitnodiging om de Gjoa het eerste vaartuig te laten worden dat door het juist voltooide Panamakanaal zou varen, ging Admundsen in op een voorstel van de Noorse gemeenschap in San Francisco en schonk zijn vaartuig aan de stad om tentoongesteld te worden in het Golden Gate Park.
De Gjoa bleef hier dertig jaar en haat toestand werd steeds slechter. Haar reconstructie werd uitgesteld ten behoeve van noodzakelijke werkzaamheden tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) en pas in 1949 voltooid.
De Gjoa bleef in San Francisco tot 1974, toen werd het teruggegeven aan Noorwegen voor haar permanente expositie in het Norsk Sjofartsmuseum in Oslo.
(Replica van de Gjoa van Admundsen.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten