dinsdag 16 juni 2020

BATEAU-BOEUF.

 

     NIET VOOR HET VERVOER

                   VAN OSSEN, 

      MAAR VOOR DE VISVANGST.



BATEAU-BOEUF.


De bateau-boeuf (ossenboot) was het type met latijnzeilen getuigde vaartuig dat in de 20e eeuw langs het Franse gedeelte van de Middellandse Zee, tussen de havens Agde en Marseille als vissersboot werd gebruikt.
De bateau-boeuf waren gebouwd als treilers en opereerden altijd in peren terwijl ze het net tussen hen in sleepten, wat een zekere gelijkenis met met een span ossen oproept met een ploeg tussen hen in, geborgd op de grote kaapstander die in een leeg gedeelte van de boot stond, achter de enkele mast die een kleine zeven meter achter de voorsteven was geplaatst.

De 'standaard' bateau-boeuf had een lengte van een kleine 16 meter over het dek, een breedte van 4,9 meter en een diepgang van 1,6 meter, maar er was ook een kleiner model dat niet groter was dan 13 meter.
De boot was betrekkelijk breed, had een vlakke bodem en kon een groot zeiloppervlak voeren om ervoor te zorgen dat er genoeg trekkracht was voor het slepen van het net.
Het sturen gebeurde door middel van een aangehangen roer met helmstok.
De bateau-bouef had een bemanning van tussen de zestien en achttien koppen omdat deze vismethode veel mankracht vergde.
Het net was een zogenaamd schrobnet met een lengte aan weerszijden van 25 meter, overgaand in een fuik van 6 tot 8 meter lengte en een halfronde, met een ijzeren lijst opengehouden opening waarvan de rechte onderzijde over de bodem werd gesleept.

(Naast het grote latijnzeil en de forse kluiver kon de bateau-boeuf een aantal lichtweerzeilen bijzetten.)

Met haar standaard uitrusting van twee driehoekige zeilen, een groot latijnzeil en een kluiver die vanaf de nok van de boegspriet naar de masttop gezet werd, had de bareau-boeuf geen reefmogelijkheden.
Mocht de wind te veel aantrekken om zo veilig te varen, dan werd de kluiver gezet op de kortste van de twee rondhouten die samen de ra voor het latijnzeil vormden; dit was ongeveer 12,50 meter lang tegenover het langste rondhout dat meer dan 15 meter lang was. Zo getuigd kon de bateu-boeuf op een beheersbare manier voor de wind zeilen.



Voor het zeilen in licht weer kon een aantal andere zeilen worden gezet. Als ballast werd grind meegevoerd.
Een anker voerden ze nooit omdat ze na het vissen altijd naar de haven terugkeerden.
Andere benodigdheden van de bateau-boeuf waren een op zijn kop op het voordek gesjorde bijboot en, om ook bij windstilte manoeuvreerbaar te zijn, vier riemen van wel 10 meter lengte. 


De spanten maten 10 cm in het vierkant en stonden op 30 cm van elkaar af, om en om een van de dekbalken dragend die naar de flanken van de boot toe waren afgerond om overkomend water gemakkelijk te kunnen lozen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten