ALLEMAAL WERKTUIGEN
VOOR HET WERKEN
ONDER WATER.
DUIKKLOK OF DUIKERKLOK.
De mens heeft sinds haar bestaan altijd pogingen ondernomen om de bodem van een rivier, meer of zee te bereiken, om dat naar boven te halen wat in het water was gevallen, of puur uit nieuwsgierigheid wat daar op de bodem te vinden is. Sommige wisten zich te specialiseren in het duiken op grote diepten zonder hulpmiddelen, zoals de parelvissers. Toch zocht men naar een manier om langer onder water te blijven en op grotere diepte.
Het principe van de duikerklok werd al beschreven in de 4e eeuw voor Christus door de Griekse wijsgeer Aristoteles. Pas in 1535 werd de eerste moderne duikersklok gebouwd door de Italiaan Guglielmo de Lorena.
In Nederland verkreeg Jan Adriaanszoon Leeghwater een patent in 1605 op zijn uitvinding.
In 1687 maakte de Amerikaan William Phips, welke later gouverneur werd van de staat Massachusetts, een duikerklok om schatten van de zeebodem in West-Indië te bergen, maar zijn duikers hadden er geen vertrouwen in.
Pas in 1717 bleven mensen voor het eerst een lange tijd onderwater in een klok die was ontworpen door de Engelse astronoom Edmond Halley.
Bij dit experiment bleven mensen anderhalf uur onder water op een diepte van 17 meter. Hij voorzag de klok van lucht door verzwaarde tonnen met de lucht te laten zakken.
Een duikerklok is aan de onderzijde open naar het water en bevat dus lucht onder druk die op de bijbehorende waterdiepte heerst. het gevaar hiervan is dat bij het verlaten van de duikerklok dus caissonziekte kan optreden.
Een duikerklok is dus een ruimte waarin mensen zonder duikuitrusting onder water kunnen blijven, zolang ze lucht kregen. De vroegste typen waren open aan de onderzijde, waardoor de druk in de klok gelijk was aan die van de omgeving. Bij latere typen zorgde men door middel van een pomp dat er verse lucht in de klok kon komen.
De grote voordelen van een duikerklok zijn dat de duikers in de klok kunnen rusten tijdens hun verblijf onder water en niet al hun apparatuur en uitrusting met zich te hoeven meedragen.
(Duikerklok 'Capshell' door Shell ontworpen voor het werken op de zeebodem tot een diepte van ruim 200 meter, gebouwd bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij N.V.
De duikerklok bestaat uit een compressie/decompressiekamer en een werkruimte, waarin een inert gas, meestal stikstof, geperst wordt tot de druk gelijk is aan die op de zeebodem.)
(Duikerklok 'Capshell' door Shell ontworpen voor het werken op de zeebodem tot een diepte van ruim 200 meter, gebouwd bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij N.V.
De duikerklok bestaat uit een compressie/decompressiekamer en een werkruimte, waarin een inert gas, meestal stikstof, geperst wordt tot de druk gelijk is aan die op de zeebodem.)
DUIKKAMER OF DUIKHUIS.
(Duikkamer van een diepduikinstallatie die verbonden met de gas-
verzorgingsinstallatie aan boord ven het werkschip, aan een kabel neergelaten kan worden tot een diepte van ongeveer 200 meter.
In de ruimte bevindt zich alle nodige apparatuur, terwijl de druk gelijk gehouden wordt aan die van het omringende water.
Door een luik kunnen de duikers, voorzien van een eigen uitrusting, de kamer verlaten en erin terugkeren.
Er is plaats voor drie personen. Weer boven gekomen kan de duikkamer rechtstreeks op de decompressiekamer aangesloten worden.)
De duikkamer of duikhuis is een geheel gesloten woon-, werk- of schuilplaats voor duikers. Hierin kunnen ze onder water uitrusten en toch onder druk blijven.
De duikers behoeven nu niet meer gedecomprimeerd te worden en verblijven dan meerdere dagen op grote diepte. Tijdverlies en risico zijn op deze wijze uitgesloten. In plaats van samengeperste lucht ademen deze duikers een helium-zuurstofmengsel in. Door een eenvoudige ingang kunnen zij de duikkamer verlaten, want de luchtdruk binnen en de waterdruk buiten zijn gelijk.
De proefnemingen van Cousteau, en de Amerikaanse marine verliepen tot dusver zeer gunstig. Cousteau geeft zijn duikkamer de naam Pré-continent.
De Amerikaanse marine noemde het project van deze onderzoekingen 'Man-in-the-Sea-Program'. Al deze onderzoekingen, die begonnen in 1962, gaven veel hoop op de toekomst.
De Pré-continent III, ook wel Con-shelf genaamd , stomd in 1969 op een diepte van 119 meter; Sea-lab III in datzelfde jaar op 180 meter en sea-diver op ruim 220 meter.
Bij al deze proefnemingen staken die van de NASA met het duikhuis 'tektite' op een diepte van 15 meter, bewoond gedurende twee maanden, en van de Russen met hun 'Schernomor' in de Zwarte Zee op 14 meter diepte, wel wat ongunstig af.
Terwijl de Duitsers met hun 'Tieftauch-Labor Helgoland', gemaakt door de Bekende duikfirma Dräger, proeven genomen hebben in de Noordzee tot 90 meter diepte, hadden de Engelsen met hun duikhuis 'Bacchus' eveneens onderzoekingen in de Noordzee gedaan.
(Tekening van het Engelse duikhuis 'Bacchus'.)
Bij Sea-Lab III werkten de niet in speciale duikerpakken gestoken duikers gedurende enkele uren op een diepte van 300 meter.
De duikers behoeven nu niet meer gedecomprimeerd te worden en verblijven dan meerdere dagen op grote diepte. Tijdverlies en risico zijn op deze wijze uitgesloten. In plaats van samengeperste lucht ademen deze duikers een helium-zuurstofmengsel in. Door een eenvoudige ingang kunnen zij de duikkamer verlaten, want de luchtdruk binnen en de waterdruk buiten zijn gelijk.
De proefnemingen van Cousteau, en de Amerikaanse marine verliepen tot dusver zeer gunstig. Cousteau geeft zijn duikkamer de naam Pré-continent.
De Amerikaanse marine noemde het project van deze onderzoekingen 'Man-in-the-Sea-Program'. Al deze onderzoekingen, die begonnen in 1962, gaven veel hoop op de toekomst.
De Pré-continent III, ook wel Con-shelf genaamd , stomd in 1969 op een diepte van 119 meter; Sea-lab III in datzelfde jaar op 180 meter en sea-diver op ruim 220 meter.
Bij al deze proefnemingen staken die van de NASA met het duikhuis 'tektite' op een diepte van 15 meter, bewoond gedurende twee maanden, en van de Russen met hun 'Schernomor' in de Zwarte Zee op 14 meter diepte, wel wat ongunstig af.
Terwijl de Duitsers met hun 'Tieftauch-Labor Helgoland', gemaakt door de Bekende duikfirma Dräger, proeven genomen hebben in de Noordzee tot 90 meter diepte, hadden de Engelsen met hun duikhuis 'Bacchus' eveneens onderzoekingen in de Noordzee gedaan.
(Tekening van het Engelse duikhuis 'Bacchus'.)
Bij Sea-Lab III werkten de niet in speciale duikerpakken gestoken duikers gedurende enkele uren op een diepte van 300 meter.
DUIKVAARTUIG VOOR DIEPZEEONDERZOEK.
Een duikvaartuig voor diepzeeonderzoek (oceanografisch) is een speciaal geconstrueerde duikboot. Allereerst bestaat er een indeling naar de diepte die het duikvaartuig kan bereiken. Er zijn er die speciaal ontworpen zijn voor het onderzoek van het Continentale Plat en tot hoogstens 1000 meter kunnen duiken. Ook gebruikt men deze kleine lichtgebouwde duikvaartuigen bij trawlervloten, vooral door de Russen en de Japanners, om gegevens omtrent visscholen te verzamelen.
(Duikvaartuig 'Yomiuri', voor visserij- en zeebodemonderzoek. Duikdiepte 300 meter, elektrische- en dieselvoortstuwing, bemanning van 6 personen.
1. Luik; 2. Tanks voor drijfvermogen; 3. sonar afstands- en dieptemeting; 4. Fender;
5. Schijnwerper; 6. Grijparm; 7. Opvangkooi; 8. Ballastkiel; 9. Trimyanks;
10. Voorstuwingsmachines; 11. Waarnemingsvenster; 12. Toegangskoker; 13. Horizontaal en verticaalroer; 14. Batterijen.
Vervolgens bestaan er duikvaartuigen die gebruikt worden bij het onderzoek van de Continentale Helling en die tot 5000 meter kunnen duiken. Zij worden meestal benut voor geologisch of oceanografisch onderzoek. Tenslotte zijn er duikvaartuigen die doorgaans tot de grootste diepte van de oceanen kunnen gaan, bijvoorbeeld voor een onderzoek van de troggen, waar men een diepte meet van meer dan 10.000 meter, zoals de Bathyscaaf en de Triëste II.
(Versterkte duikkogel waarin een duiker plaats neemt, die de werkzaamheden onder water van nabij kan volgen en aanwijzingen kan geven aan de bemanning van het bergingsschip. Eventueel kan ook door de duiker, door middel van de mechanische armen, ingegrepen worden.)
Een andere indeling van deze duikvaartuigen is naar de constructiemethode. Allereerst de oudste soort: een stalen bol hangende aan een kabel. bereikte diepte ongeveer 1300 meter, de Beebe en Bathysfeer, thans niet meer in gebruik.
Vervolgens de zelfstandige duikvaartuigen, bestaande uit een lichte drijver waaronder een sterke stalen bol hangt, niet ongelijk aan die van de bathysfeer (zie artikel Bathyscaaf).
(Duikrobot, voorzien van mechanische besturing, schijnwerper, motor en TV-camera, kan vanaf het duikschip, aan de oppervlakte, door middel van kabels worden bestuurd.)
Dan de op afstand bestuurbare duikrobots.
tenslotte de moderne duikvaartuigen. Zij bezitten geen aparte drijver. De sterke chroomstalen bol, waarin de bemanning, door de kleine ruimte niet meer dan twee of drie, zich bevindt, is in de drijver van lichtmetaal opgenomen, zodat het geheel toch het uiterlijk van de bekende duikboot heeft gekregen. Vooral deze soort trekt nog steeds grote belangstelling omdat men met deze duikvaartuigen tot dusver bijna onbekende diepten van de diepzee kan ontginnen.
Op ongeveer 500 meter ligt namelijk de bovenste grens van de diepzee; immers daar waar de directe invloed van de elementen niet meer merkbaar is.
De moderne duikvaartuigen voor diepzeeonderzoek kunnen op eigen kracht dalen en stijgen en kunnen zich ook onder water horizontaal voortbewegen.
(Principeschema's van duikvaartuigen.)
1. Triëste II, 11.000 meter.
2. Beaver, 500 meter bestemd voor gebruik bij
onderwater boringen.
3. Alvin, 1750 meter, voor oceanografisch
onderzoek.
4. Deel Ocean Work Boat, 1900 meter, voor
oceanografisch onderzoek.
5. Deep Submerge Rescue Vessel, 1750 meter,
kan aan gezonken duikboot gekoppeld worden.
6. Deel Quest, 2500 meter, voor oceanisch
onderzoek.
7. Aluminaut, 4500 meter, cilindrische drukhuid
van aluminiumlegering, voor oceanisch-
grondonderzoek, kan 4 tot 6 personen bevatten.
Hun snelheid is dan niet groot, wat met de in deze diepte heersende duisternis ook niet gewenst zou zijn: gemiddeld 10 km per uur. Zij beschikken altijd over een of meer patrijspoorten van uitermate sterk kwartsglas of van kunststof en over schijnwerpers, zodat over niet al te grote afstand, hoogstens 10 tot 30 meter, de bodem kan worden waargenomen en onderzoekingen kunnen worden verricht. Verder beschikt een aantal van deze diepzeevaartuigen over mechanische grijpers die van binnen uit bediend kunnen worden. Tenslotte bevinden zich aan boord TV-camera's en een groot aantal instrumenten, afhankelijk van het onderzoek dat wordt ondernomen.
het allergrootste probleem bij het construeren van deze diepzeevaartuigen vormt de enorme waterdruk die moet worden overwonnen. Deze waterdruk neemt bij elke 10 meter diepte met ongeveer 1 kg per cm² toe. Per m² betekend dit een ton waterdruk voor elke meter duikdiepte meer!
Voor de diepste duik van ongeveer 11.000 meter door de bathyscaaf, dus een druk van 11.000 ton op elke m² van de zware kogel waarin de twee mannen zaten.
Voornamelijk in de Verenigde Staten, Rusland, Frankrijk en Japan zijn deze diepzeevaartuigen ontwikkeld.
(Duikvaartuig 'Yomiuri', voor visserij- en zeebodemonderzoek. Duikdiepte 300 meter, elektrische- en dieselvoortstuwing, bemanning van 6 personen.
1. Luik; 2. Tanks voor drijfvermogen; 3. sonar afstands- en dieptemeting; 4. Fender;
5. Schijnwerper; 6. Grijparm; 7. Opvangkooi; 8. Ballastkiel; 9. Trimyanks;
10. Voorstuwingsmachines; 11. Waarnemingsvenster; 12. Toegangskoker; 13. Horizontaal en verticaalroer; 14. Batterijen.
Vervolgens bestaan er duikvaartuigen die gebruikt worden bij het onderzoek van de Continentale Helling en die tot 5000 meter kunnen duiken. Zij worden meestal benut voor geologisch of oceanografisch onderzoek. Tenslotte zijn er duikvaartuigen die doorgaans tot de grootste diepte van de oceanen kunnen gaan, bijvoorbeeld voor een onderzoek van de troggen, waar men een diepte meet van meer dan 10.000 meter, zoals de Bathyscaaf en de Triëste II.
(Versterkte duikkogel waarin een duiker plaats neemt, die de werkzaamheden onder water van nabij kan volgen en aanwijzingen kan geven aan de bemanning van het bergingsschip. Eventueel kan ook door de duiker, door middel van de mechanische armen, ingegrepen worden.)
Een andere indeling van deze duikvaartuigen is naar de constructiemethode. Allereerst de oudste soort: een stalen bol hangende aan een kabel. bereikte diepte ongeveer 1300 meter, de Beebe en Bathysfeer, thans niet meer in gebruik.
Vervolgens de zelfstandige duikvaartuigen, bestaande uit een lichte drijver waaronder een sterke stalen bol hangt, niet ongelijk aan die van de bathysfeer (zie artikel Bathyscaaf).
(Duikrobot, voorzien van mechanische besturing, schijnwerper, motor en TV-camera, kan vanaf het duikschip, aan de oppervlakte, door middel van kabels worden bestuurd.)
Dan de op afstand bestuurbare duikrobots.
tenslotte de moderne duikvaartuigen. Zij bezitten geen aparte drijver. De sterke chroomstalen bol, waarin de bemanning, door de kleine ruimte niet meer dan twee of drie, zich bevindt, is in de drijver van lichtmetaal opgenomen, zodat het geheel toch het uiterlijk van de bekende duikboot heeft gekregen. Vooral deze soort trekt nog steeds grote belangstelling omdat men met deze duikvaartuigen tot dusver bijna onbekende diepten van de diepzee kan ontginnen.
Op ongeveer 500 meter ligt namelijk de bovenste grens van de diepzee; immers daar waar de directe invloed van de elementen niet meer merkbaar is.
De moderne duikvaartuigen voor diepzeeonderzoek kunnen op eigen kracht dalen en stijgen en kunnen zich ook onder water horizontaal voortbewegen.
(Principeschema's van duikvaartuigen.)
1. Triëste II, 11.000 meter.
2. Beaver, 500 meter bestemd voor gebruik bij
onderwater boringen.
3. Alvin, 1750 meter, voor oceanografisch
onderzoek.
4. Deel Ocean Work Boat, 1900 meter, voor
oceanografisch onderzoek.
5. Deep Submerge Rescue Vessel, 1750 meter,
kan aan gezonken duikboot gekoppeld worden.
6. Deel Quest, 2500 meter, voor oceanisch
onderzoek.
7. Aluminaut, 4500 meter, cilindrische drukhuid
van aluminiumlegering, voor oceanisch-
grondonderzoek, kan 4 tot 6 personen bevatten.
Hun snelheid is dan niet groot, wat met de in deze diepte heersende duisternis ook niet gewenst zou zijn: gemiddeld 10 km per uur. Zij beschikken altijd over een of meer patrijspoorten van uitermate sterk kwartsglas of van kunststof en over schijnwerpers, zodat over niet al te grote afstand, hoogstens 10 tot 30 meter, de bodem kan worden waargenomen en onderzoekingen kunnen worden verricht. Verder beschikt een aantal van deze diepzeevaartuigen over mechanische grijpers die van binnen uit bediend kunnen worden. Tenslotte bevinden zich aan boord TV-camera's en een groot aantal instrumenten, afhankelijk van het onderzoek dat wordt ondernomen.
het allergrootste probleem bij het construeren van deze diepzeevaartuigen vormt de enorme waterdruk die moet worden overwonnen. Deze waterdruk neemt bij elke 10 meter diepte met ongeveer 1 kg per cm² toe. Per m² betekend dit een ton waterdruk voor elke meter duikdiepte meer!
Voor de diepste duik van ongeveer 11.000 meter door de bathyscaaf, dus een druk van 11.000 ton op elke m² van de zware kogel waarin de twee mannen zaten.
Voornamelijk in de Verenigde Staten, Rusland, Frankrijk en Japan zijn deze diepzeevaartuigen ontwikkeld.
DUIKVLAG.
Deze vlag wordt gevoerd of getoond door een vaartuig dat met duikwerkzaamheden bezig is.
Aan deze internationale seinvlag voor de letter A is voor dit doel de betekenis toegekend: er bevindt zich een duiker onder water; vaart minderen en afstand houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten