DE ZEEROUTE NAAR
CATHAY (CHINA) EN EEN
'NIEUWE WERELD'
ONTDEKKEN. (1)
NIÑA EN PINTA.
Het karveel was een klein handelsvaartuig dat tussen de 14e en 17e eeuw de Middellandse Zee bevoer, maar vanaf de later 15e eeuw door Portugal en Spanje niet alleen voor handelsdoeleinden werd gebruikt, maar ook voor hun ontdekkingsreizen.
Het karveel was in beginsel een wat groter gemaakte, gewone open boot en had dus ramsteven noch achter kasteel; deze waren vervangen door een simpele, gebogen voorsteven en een vlak achterdek met een centraal opgehangen roer.
(De Niña ving haar eerste reis naar Amerika aan als een 'caravela latina' met latijnzeilen aan alle drie de masten.)
De oorspronkelijke variant van het karveel was de 'caravela latina' uit de Middellandse Zee, uitgerust met latijnzeilen op de twee, soms drie masten.
Deze tuigage werd echter al gauw ontmaskerd als onhandelbaar omdat alleen overstag kon worden gegaan nadat de lange ra's waren neergehaald om aan de andere kant van de mast weer gehesen te worden.
Op langere reizen, met vaker wisselende winden, was dit werk niet alleen zwaar, maar ook vervelend. Hierdoor evolueerde de 'caravela latina' in een 'caravela redonda' die drie masten had waarvan de voorste twee dwarsgetuigd waren terwijl de bezaansmast zijn latijnzeil had behouden. In vergelijking met de 'caravela latina' bleek de 'caravela redonda' een aanmerkelijk beter zeilplan te hebben en op langere reizen over de oceaan de taak van de bemanning zeer te verlichten.
Wat het karveel gemeen had had met andere scheepstypen uit die periode was dat hij in diverse maten werd gebouwd. De definitieve 'caravela redonda'is in drie maten bekend: de kleinste had een lengte tussen de 17 en 19 meter, de middelste tussen de 23 en 25 meter en de grootste kon wel ruim 30 meter lang zijn. Deze grootste van de karvelen kwam spaarzaam voor en van de andere twee werd de grotere het meeste gezien en was hij, in ieder geval inzake de handel belangrijker dan de kleinste.
(Een bijzonder kenmerk van de vierkante zeilen van de 'caravela redonda' als de Pinta was het geringe oppervlak van het zeil dat aan de vallende voormast werd gevoerd in vergelijking met dat van de rechtop staande grote mast.)
Alle drie de schepen waarmee Columbus in 1492 uit Spanje vertrok om een westelijke route naar Chathy (China) te vinden, maar in plaats daarvan Amerika ontdekte, waren karvelen.
Van het belang van het karveel voor de Iberische ontdekkingsreizen rond het begin van de 15e eeuw getuigt voorts dat Bartholomeu Diaz in een dergelijk vaartuig rond Kaap de Goede Hoop aan de zuidelijke punt van Afrika zeilde en daarmee de weg naar India en Oost-Indië verkende.
Ook de kleine vloot waarmee Fernão de Magalhãnes de eerste reis rond de aarde (1519-1522) aanving bestond uit karvelen.
De Niña was een 'caravela latina' met latijnzeilen aan alle drie de masten waarvan de grootste, die ook het grootzeil droeg bijna midscheeps stond. De eigenaar was Juan Niño de Moguer en de officiële naam was Santa Clara, maar bekend is het vaartuig geworden als de Niña, naar de Spaanse traditie om schepen de vrouwelijke vorm van de eigenaars te geven. het scheepje was Columbus in handen gekomen als schuldinlossing van een boete van de burgers van Los Palos aan koning Ferdinand en koningin Isabella en onder commando gesteld van Vincente Yáñez Pinzòn, wiens broer Martin Alonso het bevel over de Pinta voerde. De Niña zeilde samen met de Santa Maria en de Pinta op 3 augustus 1492 de haven van Los Palos uit.
In Las Palmas veranderde Pinzón de Niña van een 'caravela latina' in een 'caravela redonda' met een latijnzeil als bezaan, een vierkant zeil aan de grote mast (vroeger de voorste mast) en ook een vierkant zeil aan de nieuwe voormast die niet ver achter de voorsteven werd geplaatst.
Dit alles maakte het schip beter geschikt om voor de Atlantische passaatwind te zeilen.
De vaartuigen bereikten de bahama's op 12 oktober en gingen verder met hun ontdekkingstocht, maar nadat de Santa Maria op 25 december op een koraalrif was gelopen, werd duidelijk dat zijn 40 koppige bemanning niet op de Niña ondergebracht kon worden, terwijl de Pinta zich al had verwijderd. Van het hout van de Santa Maria werd toen een fort gebouwd waarin 39 vrijwilligers achterbleven. Columbus stapte over op de Niña en nadat de Pinta zich daar weer had bijgevoegd, werd op 16 januari 1493 de thuisreis naar Spanje aangevangen.
Op 12 februari raakten de schepen elkaar kwijt in een storm en het werd 15 maart voordat de Niña Los Palos bereikte, slechts enkele uren voordat ook de Pinta arriveerde en acht maanden na de uitreis van het smaldeel.
Columbus werd gepromoveerd tot 'Admiraal van de Oceaanzee' en hij zette vrijwel meteen een tweede reis op touw.
De Niña was te klein om als vlaggenschip van een vloot te fungeren en er werd een nieuwe Santa maria uitgekozen. het nieuwe smaldeel, bestaande uit niet minder dan 17 schepen, zeilde op 25 september 1493 de haven van Cadiz uit en bereikte na een weinig gevaarvolle reis op 3 november Dominica. In april 1494 koos Columbus drie karvelen, de Niña waarvan hij nu mede eigenaar was, de San Juan en de Cardera voor een ontdekkingstocht die vier maanden zou duren.
Op 10 maart 1496 ondernam de Niña met een van de andere vaartuigen, met samen ongeveer 2555 koppen aan boord, de reis naar Spanje terug waar op 11 juni de baai van Cadiz werd binnengevaren.
Terwijl Columbus zijn derde reis naar Amerika voorbereidde, besloot de kapitein van de Niña, Alonso Medel, een handelsreis naar Rome temaken. Hij werd echter door Sardijnse piraten gevangengenomen, al werd zijn schip door de bemanning heroverd en naar Cadiz terggezeild, op tijd om op 23 januari 1498 vanuit Sanlúcar uit te varen onder bevel van Pedro Francés kort voordat het grootste deel van Columbus vloot uitvoer voor zijn derde reis. De verdere lotgevallen van de Niña in de Caribische Zee zijn onbekend en het laatste verslag van het vaartuig is gedateerd 1501.
Het kleinste minst bekende vaartuig van Columbus eerste reis in 1492-1493, de Pinta, was een 'caravela redonda', die geheel gebouwd was als handelsschip met een enkel rechthoekig zeil aan de voorste en de grote mast en een latijnzeil aan de bezaansmast.
( Al vanaf de aanvang van de reis naar Cathay van 1492 was de Pinta getuigd als 'caravela redonda', met vierkante zeilen aan de grote en voorste mast en een latijnzeil aan de bezaansmast.)
Zoals ook het geval was met de Niña, was de Pinta door Columbus als betaling van een boete die door koning Ferdinand en koningin Isabella was opgelegd gevorderd van een zekere Cristóbal Quintero, die als gewoon matroos aanmonsterde en meevoer. De Pinta stond onder bevel van Alonzo Pinzón en voer samen met de Santa Maria en de Niña op 3 augustus uit vanuit Los Palos. Drie dagen later kreeg de Pinta problemen met het roer, die pas naar behoren zouden kunnen worden opgelost in Las Palmas op Gran Cananria. Columbus zeilde intussen verder door naar Gomera in de hoop een vervangend schip te kunnen vinden en toen hij op 25 augustus, twee weken later, ook in Las Palmas aankwam, was de Pinta daar nauwelijks een dag eerder gearriveerd. Nadat de Pinta was gerepareerd, zeilde het smaldeel op 1 september opnieuw uit. Na twee dagen op Gomera ging de reis op 6 september verder.
Vroeg in de ochtend van 12 oktober maakte de uitkijk van de Pinta, Rodrigo di Triana, voor het eerst de verifineerbare melding van land in zicht. De Pinta scheidde zich later af van de andere twee schepen, maar melde zich op 6 januari 1494 weer bij Columbus nadat diens Santa Maria schipbreuk had geleden. Twee dagen later vingen de Niña en de Pinta de terugreis naar Spanje aan, maar werden door een storm op 13 februari van elkaar gescheiden. De Pinta zeilde naar het noorden en kwam ten noorden van Portugal in Bayona terecht, waarschijnlijk tegen het einde van februari.
Pinzón stuurde daarvandaan brieven naar Ferdinand en Isabelle met het verzoek hen over de succesvolle reis te mogen vertellen. Toen dat verzoek werd geweigerd, voer hij terug naar Los Palos, waar hij net achter Columbus arriveerde. De toen al zieke Pinzón trok zich thuis terug en overleed spoedig daarna. Wat er verder met de Pinta is geworden, is niet opgetekend.
DE NIÑA.
(De Niña ving haar eerste reis naar Amerika aan als een 'caravela latina' met latijnzeilen aan alle drie de masten.)
De oorspronkelijke variant van het karveel was de 'caravela latina' uit de Middellandse Zee, uitgerust met latijnzeilen op de twee, soms drie masten.
Deze tuigage werd echter al gauw ontmaskerd als onhandelbaar omdat alleen overstag kon worden gegaan nadat de lange ra's waren neergehaald om aan de andere kant van de mast weer gehesen te worden.
Op langere reizen, met vaker wisselende winden, was dit werk niet alleen zwaar, maar ook vervelend. Hierdoor evolueerde de 'caravela latina' in een 'caravela redonda' die drie masten had waarvan de voorste twee dwarsgetuigd waren terwijl de bezaansmast zijn latijnzeil had behouden. In vergelijking met de 'caravela latina' bleek de 'caravela redonda' een aanmerkelijk beter zeilplan te hebben en op langere reizen over de oceaan de taak van de bemanning zeer te verlichten.
Wat het karveel gemeen had had met andere scheepstypen uit die periode was dat hij in diverse maten werd gebouwd. De definitieve 'caravela redonda'is in drie maten bekend: de kleinste had een lengte tussen de 17 en 19 meter, de middelste tussen de 23 en 25 meter en de grootste kon wel ruim 30 meter lang zijn. Deze grootste van de karvelen kwam spaarzaam voor en van de andere twee werd de grotere het meeste gezien en was hij, in ieder geval inzake de handel belangrijker dan de kleinste.
(Een bijzonder kenmerk van de vierkante zeilen van de 'caravela redonda' als de Pinta was het geringe oppervlak van het zeil dat aan de vallende voormast werd gevoerd in vergelijking met dat van de rechtop staande grote mast.)
Alle drie de schepen waarmee Columbus in 1492 uit Spanje vertrok om een westelijke route naar Chathy (China) te vinden, maar in plaats daarvan Amerika ontdekte, waren karvelen.
Van het belang van het karveel voor de Iberische ontdekkingsreizen rond het begin van de 15e eeuw getuigt voorts dat Bartholomeu Diaz in een dergelijk vaartuig rond Kaap de Goede Hoop aan de zuidelijke punt van Afrika zeilde en daarmee de weg naar India en Oost-Indië verkende.
Ook de kleine vloot waarmee Fernão de Magalhãnes de eerste reis rond de aarde (1519-1522) aanving bestond uit karvelen.
De Niña was een 'caravela latina' met latijnzeilen aan alle drie de masten waarvan de grootste, die ook het grootzeil droeg bijna midscheeps stond. De eigenaar was Juan Niño de Moguer en de officiële naam was Santa Clara, maar bekend is het vaartuig geworden als de Niña, naar de Spaanse traditie om schepen de vrouwelijke vorm van de eigenaars te geven. het scheepje was Columbus in handen gekomen als schuldinlossing van een boete van de burgers van Los Palos aan koning Ferdinand en koningin Isabella en onder commando gesteld van Vincente Yáñez Pinzòn, wiens broer Martin Alonso het bevel over de Pinta voerde. De Niña zeilde samen met de Santa Maria en de Pinta op 3 augustus 1492 de haven van Los Palos uit.
In Las Palmas veranderde Pinzón de Niña van een 'caravela latina' in een 'caravela redonda' met een latijnzeil als bezaan, een vierkant zeil aan de grote mast (vroeger de voorste mast) en ook een vierkant zeil aan de nieuwe voormast die niet ver achter de voorsteven werd geplaatst.
Dit alles maakte het schip beter geschikt om voor de Atlantische passaatwind te zeilen.
De vaartuigen bereikten de bahama's op 12 oktober en gingen verder met hun ontdekkingstocht, maar nadat de Santa Maria op 25 december op een koraalrif was gelopen, werd duidelijk dat zijn 40 koppige bemanning niet op de Niña ondergebracht kon worden, terwijl de Pinta zich al had verwijderd. Van het hout van de Santa Maria werd toen een fort gebouwd waarin 39 vrijwilligers achterbleven. Columbus stapte over op de Niña en nadat de Pinta zich daar weer had bijgevoegd, werd op 16 januari 1493 de thuisreis naar Spanje aangevangen.
Op 12 februari raakten de schepen elkaar kwijt in een storm en het werd 15 maart voordat de Niña Los Palos bereikte, slechts enkele uren voordat ook de Pinta arriveerde en acht maanden na de uitreis van het smaldeel.
Columbus werd gepromoveerd tot 'Admiraal van de Oceaanzee' en hij zette vrijwel meteen een tweede reis op touw.
De Niña was te klein om als vlaggenschip van een vloot te fungeren en er werd een nieuwe Santa maria uitgekozen. het nieuwe smaldeel, bestaande uit niet minder dan 17 schepen, zeilde op 25 september 1493 de haven van Cadiz uit en bereikte na een weinig gevaarvolle reis op 3 november Dominica. In april 1494 koos Columbus drie karvelen, de Niña waarvan hij nu mede eigenaar was, de San Juan en de Cardera voor een ontdekkingstocht die vier maanden zou duren.
Op 10 maart 1496 ondernam de Niña met een van de andere vaartuigen, met samen ongeveer 2555 koppen aan boord, de reis naar Spanje terug waar op 11 juni de baai van Cadiz werd binnengevaren.
Terwijl Columbus zijn derde reis naar Amerika voorbereidde, besloot de kapitein van de Niña, Alonso Medel, een handelsreis naar Rome temaken. Hij werd echter door Sardijnse piraten gevangengenomen, al werd zijn schip door de bemanning heroverd en naar Cadiz terggezeild, op tijd om op 23 januari 1498 vanuit Sanlúcar uit te varen onder bevel van Pedro Francés kort voordat het grootste deel van Columbus vloot uitvoer voor zijn derde reis. De verdere lotgevallen van de Niña in de Caribische Zee zijn onbekend en het laatste verslag van het vaartuig is gedateerd 1501.
DE PINTA.
Het kleinste minst bekende vaartuig van Columbus eerste reis in 1492-1493, de Pinta, was een 'caravela redonda', die geheel gebouwd was als handelsschip met een enkel rechthoekig zeil aan de voorste en de grote mast en een latijnzeil aan de bezaansmast.
( Al vanaf de aanvang van de reis naar Cathay van 1492 was de Pinta getuigd als 'caravela redonda', met vierkante zeilen aan de grote en voorste mast en een latijnzeil aan de bezaansmast.)
Zoals ook het geval was met de Niña, was de Pinta door Columbus als betaling van een boete die door koning Ferdinand en koningin Isabella was opgelegd gevorderd van een zekere Cristóbal Quintero, die als gewoon matroos aanmonsterde en meevoer. De Pinta stond onder bevel van Alonzo Pinzón en voer samen met de Santa Maria en de Niña op 3 augustus uit vanuit Los Palos. Drie dagen later kreeg de Pinta problemen met het roer, die pas naar behoren zouden kunnen worden opgelost in Las Palmas op Gran Cananria. Columbus zeilde intussen verder door naar Gomera in de hoop een vervangend schip te kunnen vinden en toen hij op 25 augustus, twee weken later, ook in Las Palmas aankwam, was de Pinta daar nauwelijks een dag eerder gearriveerd. Nadat de Pinta was gerepareerd, zeilde het smaldeel op 1 september opnieuw uit. Na twee dagen op Gomera ging de reis op 6 september verder.
Vroeg in de ochtend van 12 oktober maakte de uitkijk van de Pinta, Rodrigo di Triana, voor het eerst de verifineerbare melding van land in zicht. De Pinta scheidde zich later af van de andere twee schepen, maar melde zich op 6 januari 1494 weer bij Columbus nadat diens Santa Maria schipbreuk had geleden. Twee dagen later vingen de Niña en de Pinta de terugreis naar Spanje aan, maar werden door een storm op 13 februari van elkaar gescheiden. De Pinta zeilde naar het noorden en kwam ten noorden van Portugal in Bayona terecht, waarschijnlijk tegen het einde van februari.
Pinzón stuurde daarvandaan brieven naar Ferdinand en Isabelle met het verzoek hen over de succesvolle reis te mogen vertellen. Toen dat verzoek werd geweigerd, voer hij terug naar Los Palos, waar hij net achter Columbus arriveerde. De toen al zieke Pinzón trok zich thuis terug en overleed spoedig daarna. Wat er verder met de Pinta is geworden, is niet opgetekend.
SCHEEPSGEGEVENS.
NIÑA.
Type: Driemast caravela redonda.
Waterverplaatsing: 55 ton in ballast, 94 ton geladen.
Afmetingen: Lengte 15 meter op de waterlijn, 21 meter over alles: breedte 5 meter op de waterlijn
en zes meter over alles; diepgang 2 meter.
Bewapening: 1 lombardo (scheepskanon) van 90 mm en verschillende falconetten (lichte kanonnen)
van 45 mm.
Bemanning: 24 koppen.
PINTA.
Type: Driemast raravala redonda.
Waterverplaatsing: 75 ton in ballast, 116 ton geladen.
Afmetingen: lengte 17 meter op de waterlijn, 23 meter over alles; breedte 5 meter op de waterlijn
en 7 meter over alles; diepgang 2 meter.
Bewapening: 1 lombardo van 90 mm en verschillende falconetten van 45 mm.
Bemanning: 26 koppen.
Zie vervolg: COLUMBUS ZIJN SCHEPEN. (DEEL 2 - SANTA MARIA.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten