VOORTBEWEGEN ZONDER ROEIRIEMEN.
Reddingssloepen worden over het algemeen voortbewogen met roeiriemen of met behulp van de sloepmotor. Bij zware zeegang is het roeien van een reddingssloep zo goed als ondoenlijk.
Het was de Engelse constructeur I.R.Fleming die een gepatenteerde voorstuwingsmethode voor reddingssloepen ontwikkelde met behulp van handkracht en via hefbomen en as een aangedreven schroefpropeller.
( Zij- en bovenaanzicht van een sloep met het Flemingpatent.)
De goedkeuring voor gebruik aan boord van schepen werd verkregen van het Mercantile Marine Department, Board of Trade, op 28 februari 1922.
Dit patent werd later bij de Nederlandse koopvaardij het 'Vliegende Hollander Patent' genoemd.
Het systeem bestaat uit twee lange links en rechts tegen de drijfkasten flexibel gemonteerde aandrijfstangen, waarop hefbomen zijn gemonteerd ter hoogte van de doften, welke aldus door alle inzittenden van de boot heen en weer worden bewogen. Dit moest aan beide zijden met het zelfde tempo gebeuren.
De heen en weer gaande beweging van de drijfstang wordt ter hoogte van de achterste doft via een krukas-mechanisme omgezet in een draaiende beweging, welke door middel van een haakse tandwieloverbrenging op de schroefas wordt overgebracht. De schroefas dreef de schroef aan.
Het Flemingpatent kwam vooral voor bij in de Verenigde Staten gebouwde schepen.
De heen en weer gaande beweging van de drijfstang wordt ter hoogte van de achterste doft via een krukas-mechanisme omgezet in een draaiende beweging, welke door middel van een haakse tandwieloverbrenging op de schroefas wordt overgebracht. De schroefas dreef de schroef aan.
Het Flemingpatent kwam vooral voor bij in de Verenigde Staten gebouwde schepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten