EEN TERUGBLIK OP
VERSCHILLENDE SCHEPEN.
DEEL 2.
SAIL AMSTERDAM.
KAPITAN BORCHARDT.
De STS Kapitan Borchardt is een driemastschoener met gaffeltuig, gebouwd in 1918 in Nederland als vrachtschip voor de oceaan.
In de loop der jaren werd de "Nora", haar tewaterlatingsnaam, regelmatig hernoemd en bij aankomst aan de Poolse kust werd ze "Najaden" genoemd.
In 1934 vond er een aanvaring plaats met de Pinquin, een Nederlands offshore motorschip, op de Theems. Hierdoor verloor het schip haar oorspronkelijke klipperboeg.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed het schip dienst op de Oostzee bij de Duitse Kriegsmarine als opleidingsschip voor een U-bootschool in Gdynia.
Tijdens een Duitse evacuatieoperatie op de Oostzee in 1945 werd het schip naar Travemunde gesleept.
In 1989 werd Stockholm de thuishaven van het schip. Daar werd het gereconstrueerd en- voor het eerst - gebruikt voor charterpassagiersreizen op de Oostzee.
Op 30 augustus 2011 werd het schip overgedragen aan Poolse zeelieden in Nynäshamn, Zweden. OP die dag maakte het schip haar eerste reis onder Poolse vlag. Kort daarna werd ze herdoopt, op 8 oktober 2011 te Gdansk en kreeg de naam Kapitan Borchardt.
De Kapitan Borchardt valt in de klasse B en vaart onder Poolse vlag. Haar bouwjaar was 1918 en heeft als thuishaven Szczecin. Het schip is getuigd als een schoener, heeft een hoogte van 17,8 meter en een romplengte van 33,91 meter. Het schip heeft 10 vaste bemanningsleden en plaats voor 32 stagiairs.
Sinds 2011 is de Sklodowscy Yachting Sp. SKA eigenaar van STS Kapitan Borchardt.
LE BELEM.
De Belem werd bij de werf Chantiers Adolphe Dubigeon, Nantes (Chantenay-sur-Loire) gebouwd en op 10 juni 1896 te watergelaten.
Haar huidige thuishaven is Nantes.
Het schip varend onder de Franse vlag heeft een lengte van 58 meter, breedte 8,8 meter, diepgang 3,6 meter en een hoogte van 34 meter.
Roepletters zijn; FUZW.
De Belem werd geëxploiteerd door reders uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Het schip was oorspronkelijk getuigd als bark, maar werd later omgebouwd naar barkentijn.
Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam een einde aan haar jaren als transportschip. In maart 1914 kreeg de Belem een nieuwe Britse eigenaar: de 2e hertog van Westminster, welke het schip liet ombouwen tot een luxe privé-jacht. De houtenmasten werden vervangen door stalen exemplaren en er werden twee, ieder door een motor aangedreven schroeven geïnstalleerd. In het ruim werden luxe hutten gebouwd en voor de grote mast een dekhuis. Op het achterdek kwam een opvallende victoriaanse balustrade met witte kolommen.
In 1921 werd de Belem gekocht door Arthur Ernest Guinness en omgedoopt tot "Fantôme II". Het schip werd door het bedrijf gebruikt als transportmiddel en drijvend kantoor. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het schip opgelegd bij het eiland Wight, waar het zwaar werd beschadigd tijdens een bombardement door de Duitsers.
Het schip werd gerestaureerd en omgebouwd tot barkentijn em kreeg de naam Giorgio Cini, vernoemd naar de zoon van de graaf, die omkwam bij een vliegtuigongeluk in 1949.
Met ongeveer 60 jonge cadetten per reis, zeilde het schip op de Middellandse Zee. In 1965 voldeed het schip niet langer aan de nieuwe veiligheidseisen en bleef het aan de kade liggen. In 1976 werd het schip verkocht aan een Venetiaanse werf voor de sloop, maar uiteindelijk opgeknapt en te koop gezet.
Op initiatief van Luc Gosse probeerde een groep zakenlieden de Belem terug in Franse dienst te krijgen. Het initiatief lukte en in minder dan een jaar nadat het schip was teruggekeerd, werd de Stichting Belem opgericht. Het schip werd weer als bark getuigd en gerenoveerd volgens de hedendaagse normen voor zeewaardigheid en veiligheid. De Belem wordt nu gebruikt als een commercieel zeiltrainingsschip.
CAPITÁN MIRANDA.
De Capitán Miranda werd in 1930 als driemastschoener besteld door de Uruguayaanse marine bij de bouwer Sociedad Espanola de Construction Naval te Cadiz , Spanje.
Het schip was oorspronkelijk bedoeld als onderzoekschip en bleef tot 1976 in dienst.
Haar kiel werd op 3 maart 1930 gelegd en werd op 27 juli 1930 in te watergelaten.
Als hydrografisch vaartuig had ze een waterverplaatsing van 552 ton, met een totale lengte van 54,85 meter en een breedte van 8 meter.
Het schip dat een vaarsnelheid kon bereiken van 12,5 knopen, was bewapend met een 37 mm kanon en een machinegeweer en had een bemanning van 52 koppen. Ze werd vernoemd naar kapitein Francisco Prudencio Miranda (1868-1925) , een Uruguaanse marineofficier en maritiem geograaf.
Na het voltooien van de proefvaarten werd de Capitán Miranda overgedragen aan de Uruguaanse marine en bleef tot 1976 in dienst als hydrografische vaartuig, waarbij de kusten en watteren van Uruguay in kaart werden gebracht. In 1976 kwam hier een einde aan en werd het schip aangeboden voor de sloop, maar in plaats daarvan werd zij omgebouwd tot een driemastschoener en opleidingsschip. De ombouw werd voltooid op 20 oktober 1978. De Capitán Miranda heeft sindsdien deelgenomen aan talloze internationale zeilregatta.
Opvallend aan het uiterlijk van het schip zijn zowel als boegbeeld als in de zeilen de afgebeelde zon uit de Uruguayaanse nationale vlag.
FRYDERYK CHOPIN.
Het werd gebouwd tussen 1990 en 1992 op de scheepswerf "Dora" in Gdansk, in Polen, voor de "International Cl;ass Afloat Foundation" een idee van de voorzitter, kapitein Krzysztof Baranowski, en zijn naaste medewerker en plaatsvervanger, kapitein Ziemowit Baranski.
Het schip is ontworpen door Zygmunt Choren, de acteur van de "Porgia" en de "Dar Mlodziezy".
Het schip heeft een lange boegspriet, waardoor ze vijf voorzeilen kan voeren en kan profiteren van lichte wind.
Aan iedere mast zitten wel zes ra's, wat uiterst zeldzaam is.
Het totale zeiloppervlak bedraagt 1200 m².
Het schip is vernoemd naar de beroemde Poolse componist Fryderyk Chopin uit de negentiende eeuw.
Nadat het 55 meter over alles lange schip was geïmmobiliseerd, snelden nabijgelegen schepen te hulp een sleepten het schip naar veilige haven.
Inclusief de vaste bemanning waren er 47 koppen aan boord, voornamelijk tieners, waarvan de meesten net 14 jaar oud waren. Na een oncomfortabel weekend op zee doorgebracht te hebben bereikte zij veilig de haven van Falmouth.
Het schip werd door haar eerste eigenaar vooral gebruikt voor het vervoer van steenkool en ijzererts, vanuit het Ruhrgebied naar Nederland en Antwerpen. Het schip was geschikt voor kleinere partijen dan die met een sleepschip werden vervoerd. In 1911 verkocht de eerste eigenaar het schip, het tuig werd vernieuwd, de mast ingekort en een kleine bezaanmast tegen de naar het achterschip verplaatste woning gemonteerd.
Het schip is sinds 2000 eigendom van de Europese School voor recht en Administratie in Warchau.
Tegenwoordig dient het schip nog steeds hetzelfde doel: het biedt onderdak aan scholen op zee, cruises van architecten, academies onder zeil etc, georganiseerd in het kader van het Baltic University Program en trainingsprogramma's voor alle liefhebbers van tall ships.
DE VLIEGENDE HOLLANDER.
Als men in de scheepvaartwereld spreekt over de "Vliegende Hollander", dan gaat het meestal over het fictieve spookschip dat tot eeuwig varen is gedoemd in de omgeving van Kaap de Goede Hoop. Het is een legende die iedere zeevarende, van welke natie dan ook, kent en soms nog vreest.
Het zeilende vrachtschip, varende onder Nederlandse vlag heeft een hele lange geschiedenis achter zich.
Na een grondige restauratie in 200 begon het schip met de zeilende passagiersvaart. Het is een van de grotere zeilklippers op de Nederlandse wateren, Zij werd in 1966 gebouwd als traditioneel vrachtschip, met een lengte van 40 meter, breedte van 6,1 meter en kan 540 m² zeil voeren.
Door zijn gezellige accommodatie is het zeer geschikt voor vaarten in de zomer. Het schip heeft moderne hutten en sanitaire voorzieningen. Der gezellige ingerichte salon heeft een bar met piano.
De "Vliegende Hollander" is een familiebedrijf. Maximaal 48 tot 60 opvarenden. Thuishaven is Kampen.
HELENA.
De Helena is een stevenaak, gebouwd bij de werf Jonker, Kinderdijk. Haar kiellegging was in 1875. Het schip vaart onder Nederlandse vlag en haar thuishaven is de Leuvehaven in Rotterdam.
Het schip werd opgenomen in het Rijnschepenregister en kwam in 1876 voor het eerst in de vaart.
Het schip is gebouwd voor de vaart van ladingen op de rivier de Rijn en is naast het oudste ijzeren zeilende binnenvaartschip van Nederland ook een varend monument. Het schip kreeg in 1876 een certificaat van onderzoek "von Strasbourg bis am Mehr" en heeft ook nu nog een certificaat tot Bazel waarmee het tegenwoordig geschikt is voor het veren met passagiers op de Rijn.
De huidige eigenaar is sinds 1998 de Stichting Het Rotterdamse Zeilschip.
Het schip heeft in haar bestaan zeker tien verschillende eigenaren gekend. Ook verschillende namen; 1875 Helena, 1911 Antonius Maria, 1961 Argus en uiteindelijk weer haar eerste naam Helena.
De Helena is een stevenaak: lengte over alles 40 meter; lengte dek 34,76 meter, breedte 5,98 meter en diepgang 0,9 meter. Het schip is uitgerust met een Deutz motor van 186 pk en heeft een hydraulische boegschroef. Haar roepletters zijn: PF4253.
SWAENBORGH.
De Swaenborgh is een schoener uit 1907 en werd gebouwd in het Duitse havenstadje Moorege.
Het sierlijke schip deed tot ver in de tachtiger jaren dienst als vrachtvaarder tussen verschillende Oost- en Noordzeehavens.
De Swaenborgh heeft een lengte van 50 meter, breedte 5,8 meter en een zeiloppervlak van 535 vierkante meter.
Het schip beschikt over een comfortabel dekhuis met bar en representatieve salon. Het schip vaar onder de Nederlandse vlag.
FRISUS VAN ADEL.
De Frisius van Adel liep in 1906 in Raamsdonkveer van stapel en heeft tot in de jaren vijftig dienst gedaan als vrachtschip op de Zuidhollandse wateren.
In 1992 werd het schip verbouwd, ze werd verlengd en voorzien van een motor. Na de verbouwing, was het een sierlijke , ruime clipper, en geschikt voor de vaart met 60 tot 75 passagiers, met benedendeks comfortabele zit-
gelegenheden met een bar.
STEDEMAEGHT.
De Stedemaeght is een van de grootste driemasters in Nederland.
Het schip heeft een lengte van 60 meter, breedte 7 meter en een zeiloppervlakte van 1000 m².
De Stedenmaeght heeft een rijk verleden, dat begon in 1926 toen het als walvisjager in Oslo, Noorwegen, van stapel liep, bij de scheepswerf "Nylands Verkstad". In totaal werden er tien van deze scheepjes gebouwd. Ze kreeg de naam "Pol IV".
Bij een boekenantiquariaat in het Poolse Gdansk werd een tekening gevonden uit 1867 van de eerste walvisjagers met harpoenkanon de "Spes & Fides", ook bij dezelfde werf in Oslo gebouwd.
Op deze tekening is duidelijk te zien dat de rompvorm in veertig jaar ie gehandhaafd.
Deze rompvorm is op snelheid gebouwd en niet om zoveel mogelijk lading te vervoeren.
De "Spes & Fidis" was een zeilschip met een hulpstoommotor en had 44 bemanningsleden.
De "Pol IV" is als stoomschip gebouwd en was de uitrusting aan de nieuwe technische ontwikkelingen van die tijd aangepast.
De "Pol IV" heeft tot 1949 dienst gedaan als walvisjager en heeft verschillende eigenaren gehad onder de namen "Pool" en "Gribbe II".
(Van links naar rechts: Varend in het poolijs met een walvis langszij op sleep; Nog varend onder Noorse vlag; Omgebouwd tot vrachtschip.)
In 1948 werd het schip door de rederij Aktoe bolaget Hilleström uit Malmö omgebouwd tot vrachtschip en werd voorzien van twee laadmasten. Het werd omgedoopt tot "Kinnekulu". In 1957 werd de scheepsromp met 7,5 meter verlengd in door de Jadewerft in Wilhelmshaven GmbH, en kreeg de naam "Galeon" en later "Viskan". Ze kreeg een nieuwe motor ingebouwd een Alpha diesel van 265 pk, die erin heeft gestaan totdat het schip in Nederland werd omgebouwd tot zeilschip.
In 1965 kwam het schip onder Deense vlag en werd rederij Vishen uit Dansde de nieuwe eigenaar en kreeg ze de naam "A. Frabritius" en werd later weer omgedoopt tot "Bent Flinot".
In het voorjaar van 1991 werd het schip door een scheephandelaar naar Nederland gebracht. Ze werd opgelegd en aangeboden voor de sloop, wachtend tot de oud-ijzerprijs goed zou zijn.
Ze kwam niet in stukken in de hoogovens van IJmuiden terecht, maar werd in 1992 door een zekere Toon Slurink gekocht.
Het schip was hem tijden een van zijn reizen in Denemarken, reeds opgevallen van wege haar fraaie lijnen.
Zo dacht deze nieuwe eigenaar; "Dat kan een mooi zeilschip worden". Het bleef niet bij een gedachte en er werden plannen bedacht en tekeningen gemaakt.
Zo kwam het ten dode opgegeven schip uit eindelijk terecht bij de scheepswerf Metz in Urk en werd begonnen met de verbouwing van het ijzerwerk. In het najaar van 1993 werd door vrijwilligers, schippers en matrozen van Hanzastad Compagnie in Kampen met de betimmering begonnen. Een driemast tuigage werd aangebracht. De nieuwe naam "Stedemaeght" werd aangebracht.
Op 19 april 1994 werd het schip door de toen ZKH Prins Willem Alexander het eerste zeil gehesen.
Na een leven als walvisjager en vrachtvaarder begon het schip, omgetoverd tot een pronkstuk een waardig derde leven in de zeilpassagiersvaart met 150 tot 170 koppen aan boord.
In het voorjaar van 2016 is Toon Slurink met pensioen gegaan. Zijn zoon Jan-Allard Slurink heeft samen met zijn zijn vrouw Jeannet het beheer over de Stedemaeght overgenomen. Intussen is het schip weer overgegaan in de familie Slurink naar broer Pouwel.
SUYDERSEE.
De Suydersee in een zeer indrukwekkende klipper uit 1906. Destijds gebouwd voor het transport van goederen. In 2000 onderging het schip een grote verbouwing om als een tweede leven als charterschip in de pleziervaart te beginnen. Scheepstype: klipper met een kruiphoogte van 2 meter. Thuishaven Hardewijk., Bouwjaar 1897, Motorische voortstuwing Daf uit 1960 120 pk, Lengte 23,70 meter, Breedte 4,70 meter, Diepgang 4,70 meter.
GESCHIENIS VAN HET SCHIP.
Het schip werd in 1896 door J. Koch uit Wijk bij Duurstede, als eenmastklipper besteld bij de scheepswerf Ruijtenberg te Waspik. Ze liep in 1897 van stapel en kreeg de naam "Vrouwe Neeltje", naar zijn vrouw Neeltje Bruelleman.
Koch hield het schip 25 jaar lang in de vaart met het vervoer van agrarische producten vanuit Zeeland naar de Hollandse provincies.
In 1922 komt het schip in handen van W. Hensen uit Lienden en kreeg het de naam "Gelderland".
Na zeven jaar krijgt het weer een nieuwe eigenaar C.R. van der Dussen, die het omdoopte in "Litra".
Ergens tijdens het eigendom van Dussen wordt het het zeiltuig verwijderd en wordt het schip gemotoriseerd. Na 50 jaar dienst gedaan te hebben en het overlijden van Dussen komt in 1975 in handen van A. Bakker, van de Rederij Voluit, en deze heeft het schip weer opgetuigd. Achter de hoofdmast werd er ook een bezaansmast geplaatst en beide masten kregen een steng, waardoor het zeiltuig fors groter werd. Het schip werd weer verkocht aan W.Slighting en F. Vlaun die het gebruikten als charter op de Oostzee vanuit Kiel. Hierna wisselde het schip nogmaals vier keer van eigenaar.
Het komt dan weer in handen van G. Bakker die het 11 jaar in vaart hield als zeilvakantie bedrijf.
In 2013 breekt er brand uit op het schip en bij het verwijderen van de betimmering kwam het vlak bloot te liggen en werd het vernieuwd met acht millimeter staalplaat.
Vlak voor zijn overlijden verkoopt G. Bakker het schip aan een Engelsman die het vermoedelijk naar Ipswich zou verplaatsen. Hij kwam niet verder dan Groningen met het schip en strandde in een kroeg.
Het schip komt dan weer in handen van A. Wapstra die het opknapte en chartert zo nu en dan aan een groep. Wapstra koopt er een tweede nieuw schip bij en zet de klipper te koop, en zo komt het in handen van de familie Van der Wel in 2024, die het schip restaureerde, veiliger en onderhoudsvriendelijker maakte. Zo is het schip na 128 jaar nog steeds in de vaart.