zondag 11 februari 2024

AFONSO d' ALBUQUERQUE. WIE WAS HIJ?

 

  EEN ONTDEKKINGSREIZIGER,

  VEROVERAAR EN STICHTER 

  VAN HET PORTUGEES-INDIË.





Het was gedurende een rondreis door Portugal en bij een stop in de hoofdstad Lissabon en het bezoek aan het Praça Afonso de Albuquerque, dat we de enorme zuil zagen staan ter nagedachtenis aan deze Afonso de Albuquerque.

Het park is een enorm groot plein gelegen in het district Belém, vlak bij de rivier de Taag, en het daaraan gelegen Padrao des Descobrimentos, het Ontdekkers monument.
Ook wij Nederlanders kennen de nodige ontdekkingsreizigers en veroveraars, maar wie was deze Afonso? 

AFONSO DE ALBUQUERQUE.


                                              WAPEN SCHILD VAN ALBUQUERQUE.


Hij was een Portugees admiraal en wellicht de bekwaamste strateeg ter zee van zijn dagen. Hij was de grondlegger van de Portugese macht in het Oosten, veroverde in het begin van de 16e eeuw Goa, Hormuz, Socotra, Ceylon en Malakka. Werd als opvolger van 'd Almeida onderkoning van India in 1509.

Afonso werd geboren in Alhandra, nabij Lissabon rond het jaar 1453.
Hij was de tweede zoon van, Conçalo, heer van Vila Verde dos Francos, en Dona Leonor de Menezes. Zijn vader bekleedde een belangrijke functie aan het hof en was door een verre onwettige afkomst verbonden met de Portugese monarchie. Hij was een afstammeling van de onwettige zoon van koning Denis, Afonso Sanches, heer van Albuqueque. Afonso kreeg een opleiding wiskunde en Latijn aan het hof van Afonso V van Portugal, waar hij bevriend raakte met prins Johan, de toekomstige koning Johan II van Portugal. Afonso bevorderde het drievoudige Portugese grote plan om de islam te bestrijden, het christendom te verspreiden en de handel in specerijen veilig te stellen door een Portigees Aziatisch imperium te vestigen. Hij vocht in 1471op 18 jarige leeftijd in Noord-Afrika, waarna hij enige tijd in Marokko verbleef. In 1476 vocht hij tegen Castilië, en in 1480 in de Golf van Tarente, voor de koning van Napels tegen de Ottomanen.
Bij zijn terugkeer in Portugal werd hij benoemd tot estribeiro-mor (meester van het paard en tot hoofdruiter) door koning Johan II. Met de opvolger van Johan II kon hij niet overweg, en keerde hij als militair opnieuw voor enige tijd terug naar Marokko. In 1509 trad hij uit militaire dienst.

Toen koning Manuel I van Portugal (rechts) de troon besteeg na de dood van zijn neef Johan II, had hij een voorzichtige verhouding tegenover Afonso, die een goede vriend was van zijn voorganger en zeventien jaar ouder was dan Manuel.

EERSTE REIS NAAR INDIA.

Acht jaar later, op 6 april 1503, werd Afonso samen met zijn neef Francisco, in opdracht van koning Manuel I, op zijn eerste expeditie naar India gestuurd. Elk voerde het bevel over drie schepen, varend met Duarte Pacheco Pereira en Nicolau Coelho.
Ze voerden verschillende veldslagen tegen de strijdkrachten van de Zamorin van Calicut en slaagden erin de koning van Chocin veilig op zijn troon de vestigen. In ruil daarvoor gaf de koning van Chocin de Portugezen toestemming om het Portugese fort Immanuel (Fort Konchi)  te bouwen en handelsbetrekkingen aan te knopen met Quilon. Dit legde de basis voor het Oost-Portugese rijk.

Fort Emmanuel Cochin.








TWEEDE REIS NAAR INDIA.

Afonso keerde in juli naar huis terug en werd goed ontvangen door koning Manuel I. Nadat hij had geholpen bij het opstellen van een strategie voor de Portugese inspanningen in de Oost, vertrouwde koning Manuel hem hem het bevel toe over een squadron van vijf schepen in een vloot van zestien. Begin 1506 zeilde hij wederom naar India onder leiding van Tristao da Cunha (rechts).
Het doel van de expeditie was het eiland Socotra te veroveren en daar een fort te bouwen, in de hoop de handel in de Rode Zee te sluiten.

Kaart van het Arabische schiereiland met de Rode Zee met het eiland Socotra (rood) en de Perzische Golf (blauw) met de Straat van Hormuz.

Met Tristao da Cunha kreeg hij de opdracht de Portugese macht in in Het verre Indië zo veel mogelijk te versterken.
Daarnaast kreeg hij de geheime opdracht om onder koning Francisco de Almeida na drie jaar op de volgen.
Afonso en Da Cunha kwamen bij het ronden van Kaap de Hoede Hoop in een zware storm terecht, verloren contact, maar wisten zich bij Mozambique te hergroeperen. Diverse Arabische haven aan de oostkust van Afrika werden aangevallen, en ook het eiland Socotra, strategisch gelegen bij de ingang van de Rode Zee..

Hier scheiden de wegen van Afonso en da Cunha zich, de laatste voer door naar India en daarna terug naar Portugal.

Afonso voer langs de Arabische kust en stichtte na gevechten de nodige  gewapende nederzettingen (blauw vierkant). Zo ook  de in die tijd belangrijke havenstad Hormuz in Perzië  na een overmacht de stad succesvol te belegeren aan de ingang van de Perzische Golf., en maakte de lokale heerser tot een Portugese vazal.
Verder stichtte hij handelsposten in Irak en Perzië (geel vierkant). Hij was de eerste Europeaan die de Perzische Golf binnen viel en in 1506 werd hij benoemd tot hoofd van de "vloot van de Arabische en Perzische Zee".
Het duurde tot december 1508 eer Afonso in India aankwam; er waren toen nog maar twee schepen van zijn vloot over. In 1509 volgde Afonso d' Albuqueque Almeida op als onderkoning. Hij volgde een agressieve uitbreidingspolitiek, wat al het volgende jaar leidde tot aanvallen op Calicut, Cochin en Goa.

In 1510 stuurde koning Manuel een expeditie naar Malakka, op dat moment de belangrijkste haven aan de Straat Malakka en van heet Zuidoost-Azië.
De expeditie, onder bevel van Diogo Lopes de Seqeira, was onsuccesvol en werd met zijn bemanning door de sultan van Malakka gevangen gezet. Koning Manuel zond Diogo Mendes de Vasconcellos naar Malakka, maar toen deze in India aankwam, besloot Afonso dat niet Vasconcellos maar hijzelf de leiding moest hebben.
Met 18 schepen, waaronder vier van Vasconcellos, voer hij in 1511 naar Malakka, en veroverde de stad.

                             Wapen van Afonso 'd Albuqueque als onderkoning van India.

Afonso arriveerde in december 1508 in Cannanore aan de kust van Malabar, waar hij de vergezelde brief opende die hij van koning Manuel had ontvangen in aanwezigheid van de onderkoning, Dom Francisco de Almeida.
Almeida, gesteund door officieren die Afonso bij Hormuz in de steek hadden gelaten, weigerde dit toe te geven daar zijn ambtstermijn pas in januari afliep.
Hiermee begon een laster campagne tegen Afonso waarin hij ongeschikt werd verklaard voor bestuur en hij uiteindelijk in hechtenis naar Fort St. Angelo in Gannanore werd gestuurd.

Fort St. Angelo te Gannanore.

Afonso werd na drie maande opsluiting vrijgelaten, bij aankomst in Cannanore van de maarschalk van Portugal Fernando Coutinho met een grote vloot gestuurd door de koning, vijftien schepen en 3000 manschappen, om de rechten van Afonso te verdedigen en Calicut in te nemen.
Op 4 november 1509 werd Afonso de tweede gouverneur van Portugees India, een functie die hij tot aan zijn dood zou bekleden.


In 1511 stuurde Afonso de eerste Portugese expeditie onder leiding van Francisco Serrao naar de zogenaamde Specerij-eilanden, De Banda eilanden en de Molukken.
In 1513 vertrok Afonso vanuit Goa naar Aden. Hij trachtte de stad te veroveren, maar dit mislukte. Hij voer daarop 300 kilometer de Rode Zee binnen, maar de ongunstige wind en gebrek aan drinkwater dwongen hem terug te keren. Op de terugweg trachtte hij opnieuw Aden te veroveren wat wederom mislukte. In 1515 was er een opstand uitgebroken in Hormuz tegen de Portugezen, welke door Afonso met kracht werd neergeslagen.


                           De heden nog bestaande resten van het Portugese fort te Hormuz.

Afonso's gezondheid was inmiddels door klimaat en spanning aangetast en hij wendde de laatste vijf jaar van leven tot bestuur.
Hij hield toezicht op expedities de resulteerden in het leggen van diplomatieke contacten met het Javaanse Koninkrijk Ayutthaya nadat hij er niet in was geslaagd om het Koninkrijk Demak op Java te verslaan, via zijn gezant Duarte Fernandes.
Verder met Pegu in Myanmar, en met Timor en de Molukken en Ethiopië. Via Rafael Perestrello legde hij de weg open voor de Europese handel met Ming China.


Een kaart met in het paars de Portugese koloniale gebieden in het Verre-Oosten tussen 1511 - 1975.

Afonso's ziekte werd in 1515 gemeld en in november begon hij aan een reis terug naar Goa.
Intussen waren zijn politieke vijanden aan het Portugese hof zijn ondergang aan het voorbereiden.
Zij insinueren tegen koning Manuel dat Afonso van plan was de macht in Portugees India zich toe te eigenen. Zo gebeurde het dat de koning een vloot naar India stuurde met aan boord Afonso's persoonlijke vijand Lopo Soares de Albergaria, om Afonso te vervangen.

Omdat Afonso het gevoel had dat zijn einde spoedig zou naderen door zijn ziekte, trok hij het wapenkleed van de Orde van Santiago aan, waarvan hij ridder was, en stelde zijn testament op, benoemde de kapitein en hoge functionarissen van Hormuz, en organiseerde een laatste raad met zijn kapiteins om over belangrijke zaken te beslissen, gevolgen de Portugese staat India.
Hij schreef een korte brief aan zijn koning Manuel, waarin hij hem vroeg om zijn natuurlijke zoon "alle hoge eer en beloningen' te verlenen die hij zelf had ontvangen, en waarin hij Manuel verzekerde van zijn loyaliteit.

OP 16 december 1515 stierf Afonso in het zicht van de haven van Goa. Toen zijn dood bekend werd ontstond er  "een groot gejammer "en gingen de bewoners de straat op om te zien hoe zijn lichaam door zijn belangrijkste kapiteins op een stoel werd gedragen, in een processie verlicht door fakkels. Afonso's lichaam  werd volgens zijn testament begraven in Goa in de kerk van Nossa Senhora da Serra ( onze Lieve Vrouw van de Heuvel), die hij in 1513 had gebouwd om de madonna te bedanken voor zijn ontsnapping van het eiland Kamaran.
Die nacht verzamelde de bevolking van Goa, zowel hindoeïstisch als Portugees, zich om zijn dood te rouwen.
Na 51 jaar, in 1566, werd zijn lichaam verplaatst naar de Nossa Senhora da Graça-kerk in Lissabon, die werd verwoest en herbouwd na de grote aardbeving in Lissabon in 1755.
Deze kerk werd later afgebroken tussen 1811 en 1842.

HET EERBETOON EN HET MONUMENT.

Er zijn talloze soorten eerbeton gebracht aan Afonso. Hij is te zien in het Prarao dos Descobrimentos- monument. Er is een plein naar hem genoemd in Lissabon, waar ook een bronzen beeld van hem staat, evenals een prominent beeld van zijn omhulde figuur op een tuinplein in Bairro Gomes da Costa in Porto.


Boven op een fraaie tientallen meters hoge zuil staat het bronzen standbeeld van Afonso met zijn linkerhand op zijn zwaard en de wijsvinger van zij rechterhand wijzend naar een hoop wapens onder zijn voeten benadrukkend zijn gouverneurs en oorlog capaciteiten. Het beeld staat op een kolom versierd met militaire  bollen, wapenschilden, koorden en touwen.


Het voetstuk van het monument geeft weer vier engelen waarvan het voetstuk is gesierd met een olifantenkop de hoeken. Van links naar rechts: (Genie) een vrouwelijke engel met vlag en een sjerp met daarop de naam van Afonso; (Gerechtigheid) een vrouwelijke engel met zwaard en het tablet met de tien geboden: (Moed) een vrouwelijke engel met een boek en het scheepsroer: (Kracht) een mannelijke engel met zwaard en schild.





Boven tussen de vleugels van de engelen staan de schepen afgebeeld van zijn reizen van Portugal naar India en met welke hij de havensteden overviel aan de Arabische kust en de Perzische Golf.






Tussen de engelen staal afbeeldingen van Afonso's historische feiten uit zijn leven.
Met de klok mee: De nederlaag van het leger van de koning van Hormuz en de overgave daarvan; De aankomst te Goa en de overhandiging van de sleutels van de stad; De aanval op de stad Malakka; 
De ambassadeur van de koning van Noranga overhandigd zijn geloofsbrieven.




Een allegorisch fresco aanwezig in het paleis van Justitie van Vola Franca de Xira.

Twee Portugese marineschepen zijn naar hem vernoemd: de sloep NRP Afonso de Albuquerque (1884) en het oorlogschip NRP Afonso de Albuquerque.

Dankzij de vele brieven die Afonso aan zijn zoon stuurde en veel kwesties tot grote strategieën in zijn dagboeken beschreef welke bewaard zijn gebleven, was het mogelijk dat zijn zoon in 1557 de biografie over zijn vader publiceerde onder de titel Commentarios do Grande Affonso d'Alboquerque.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten