zondag 17 april 2022

TANA TORAJA. (SULAWESI-INDONESIË.) DEEL 2.

 

 

        EEN PARADIJS IN DE BERGEN

           VAN SULAWESI (CELEBES). 

                            DEEL 2.



DE BOUWKUNST VAN DE HUIZEN.




De huizen (tongkonan) van de Toraja's zijn gebouwd op stevige houten pilaren, hebben krachtig gewelfde gevels en bonte vlakversieringen van zeer grote kunstzinnigheid.
De daken van de huizen lopen zowel van voren als van achteren in een punt schuin omhoog en doen denken aan de schepen waarmee de Toraja's indertijd naar Sulawesi kwamen. De oplopende punt voor en achter doen denken aan een voor- en een achtersteven van een schip. Het zelfde vindt men in de huizen op het eiland Nias voor de westkust van Sumatra met een schipvormige bouwstijl, maar er is ook grote overeenkomst met de stamhuizen in het Sepik- en Maprikgebied op Irian Yaya. Maar ook de Katschin in Shanstaten in Mayanmar (Burma) bouwden op dezelfde wijze. Op het eerste gezicht zou men een Toraja-huis niet van een Shan-huis kunnen onderscheiden. De huizen hebben een dak dat volledig uit bamboe is opgetrokken.

De mooiste huizen vinden we in het gebied van de Sadang Rivier. men vindt ze deels in kleine groepjes op dikwijls moeilijk toegankelijke plaatsen, deels in rijen in de grotere dorpen.
Tegenover de woonhuizen liggen liggen de fraaie rijstschuren, die dikwijls nog fraaier versierd zijn dan de woonhuizen. Zowel de woonhuizen als de rijstschuren zijn gebouwd op palen, die op stenen sokkel rusten; beide worden afgedekt met dezelfde zadeldaken. Bij de rijstschuren bevindt zich een platform onder de eigenlijke voorraadruimte; deze open ruimte dient bij bepaalde plechtigheden als ereplaats voor hooggeplaatste gasten.

                                          ( De Toraja rijstschuren.)

Het dak van het Toraja-huis, dat aan een scheepsboeg doet denken, bestaat uit verschillende lagen bamboe, deze bamboe stengels worden over een trapvormige balkonconstructie gelegd en met rotan vastgebonden.
Het vooruit stekende dak wordt gesteund door een machtige houten zuil, die evenals de dwarsbalken met houtsnijwerk en beschilderde ornamenten versierd is. Ook de voorgevel van het huis en alle wanden van de rijstschuren zijn op deze manier versierd.

(Het opbouwen van het dak met bamboe stengels.)

De houtsnijders die deze versieringen met hun geometrische motieven en ook andere motieven daartussen, zoals de afbeelding van een haan, ossenkoppen of gekruiste horens van twee strijdende ossen, laten zich voor hun werk uitbetalen in buffels.
Deze ornamenten hebben een rituele betekenis; de adat schrijft precies voor welke versieringen bij welke kaste horen. ook de verhouding tussen vierkante, ruitvormige en gebogen patronen, die afwisselend naast en boven elkaar aangebracht worden, is nauwkeurig voorgeschreven; dit gebeurt namelijk precies boven de huisdeur, in het midden van de gevel of vlak onder het dak. De buffelkoppen, die men hier en daar als ornament aantreft, hebben evenals elk ander patroon, een speciale sakrale betekenis.


De Toraja's kennen ongeveer honderdvijftig verschillende motieven met een symbolische betekenis; deze worden door hen in vier verschillende groepen ingedeeld.

De eerste groep, garonto' passura', bestaat uit steeds terugkerende hoofdmotieven; de tweede groep, passuro' todolo, is gebaseerd op de oude religieuze tekens; de derde groep, passuro'malolle', heeft betrekking op het sociale leven van de Toraja's en de laatste groep, passura'pa'barean, bestaat uit geluk brengende motieven.
Ook de kleuren hebben een vastomlijnde betekenis:  rood en wit symboliseren het menselijk leven, rood is de kleur van het bloed en wit de kleur van het gebeente; geel is de kleur van de roem en de eer voor de goden terwijl zwart de kleur van de dood en de duisternis is.
De tuak een rijstwijn wordt gebruikt wordt gebruikt ter conservering van de kleuren verkregen uit de aarde, rotsen en de natuur.

Een zeer realistische afbeelding van een buffelkop met echte horens siert de voorgevel van de woning en buffelhorens zijn bevestigd op de hoofdpaal van de dak ondersteuning. 
Hoe meer horens er op de paal bevestigd zitten hoe hoger de persoon in aanzien is.

De overige balken waaruit de woning is opgetrokken, zijn met behulp van inkepingen aan elkaar bevestigd en vastgezet met houten pennen.
Er wordt dan ook totaal geen ijzer gebruikt bij de bouw van de woning.

Staande op solide palen is het woongedeelte klein vergeleken bij het enorme dak en het bevat drie tot vier vertrekken met kleine deuren en ramen. het dikke overhangede dak zorgt voor koelte in de woning.
Het huis is op die manier van bouwen gemakkelijk te demonteren en te verplaatsen naar een andere woonplaats. Hetzelfde zien we bij de bouw van de woningen van de Bataks op noordwest Sumatra.

Tegenover de woningen staan de voorraadschuren gebouwd die eruit zien als kleine woningen met vaak even fraai decoraties.
Hoe welgestelder hoe meer van deze schuren rond het huis staan.
Ze staan op glad gepolijste palen die weer onderbroken worden op zo'n zestig centimeter van de grond af, door een houten platform om het omhoogklimmen van ongedierte in de voorraadschuren tegen te gaan.
De bootvormige daken zijn vaak twee keer zo groot als de er onder gelegen ruimte voor de opslag van rijst en andere producten.
De woningen en de schuren worden altijd met een ceremonie ingewijd, wat gepaard gaat met de slacht van kippen, varkens of buffels en waarbij een groot wordt gegeven.
Evenals bij andere ceremonies worden de buffels versierd met bloemen en fruit, de varkens aangedragen in speciale bamboedragers welke met bladeren zijn versierd en de tuak (palmwijn) in lange bamboekokers.
Het feest wordt door een soort ceremonie meester in banen geleidt. De meeste gerechten worden samen met rijst en varkensvlees geroosterd of gestoomd in bamboe kokers.




CEREMONIËLE KLEDING.


Bij feestelijke gelegenheden is de kleding over het algemeen kleurrijk en traditioneel.
Vooral bij de jonge vrouwen doet dit erg indiaans aan met de versierselen van vele kleine kraaltjes in diverse kleuren, munten en voorwerpen van porselein. ook de hoofdband bestaat uit duizenden kleine gekleurde kraaltjes. In een even zo fraaie gordel wordt vaak een traditionele kiris gedragen. Veel van deze kleding gaat van moeder op dochter over in de familie en is zeer kostbaar.

Bij begrafenissen dragen de vrouwen hoofdzakelijk zwarte kleding als symbool voor de dood en de duisternis.

Bij de mannen gaat het meer om traditionele uiting om het belang weer te geven van wie men is. 
Een traditionele schouderdoek wordt over de rechterschouder gedragen en het hoofd bedekt met een sierlijk gevouwen batik doek.
Om hun hals dragen ze een snoer met daaraan tanden van wilde zwijnen afgewisseld door kralen of schelpen.

De dans van de Toraja's, buiten de mabadongdans bij begrafenissen, is erg kleurrijk en gratie, maar minder gecompliceerd dan de dansen van Java en Bali.
De hele vrolijkheid en sfeer van de dans is sterk afhankelijk van de stemming van de danser of dansers en het publiek. Hoe meer vreugde hoe wilder de dans vaak wordt.

TUAK.

                           (Het aftappen van het nectarsap.)

De tuak of palmwijn is een van de alcoholische dranken die op de makt te koop zijn.
Het is het nectarsap van de fruittros van de kokospalm, wat wordt afgetapt door de stengel af te snijden en het druppelsgewijs op te vangen van de amputeerde stomp. De boom zal dan ook geen vrucht meer dragen waar ze is geamputeerd. totdat men de fruittros weer normaal laat doorgroeien.
Men kan het sap koken totdat het tot suiker is gekristalliseerd, het bruine palmsuiker.  


(Een palmwijn venter met bamboekokers palmwijn.)

Door het op natuurlijke wijze te laten gisten verkrijgt man de palmwijn, welke wordt aangevoerd in lange bamboe kokers waarop het schuim staat van het gisten van het sap.
men laat het sap hoofdzakelijk overdag gisten en drinkt het dan in de avond uit een bokaal die van een kokosnoot is gemaakt.
Het percentage alcohol is afhankelijk van de duur van het gistingsproces.






                          Zie vervolg: TANA TORAJA (SULAWESI/INDONESIË) DEEL 3.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten