HET VERVOER
STROOMAFWAARTS VAN
VRACHT EN PASSAGIERS OP
DE TIGRIS EN DE EUFRAAT.
KELEK OF KALAK.
Kelek, ook kalak, is de Iraakse benaming voor een vlot dat vooral voorkwam op de rivieren de Eufraat en de Tigris in het verre verleden.
Het werd gebruikt voor het vervoer van graan, hout, verscheidene koopwaren, en ook van passagiers.
Het vlot was samengesteld uit 50 tot 1000 opgeblazen geschoren schapen- of geitenhuiden.
Deze opgeblazen huiden werden op dwarsliggers gelegd waarop zich een dek bevond.
In de winterperiode werden er een hut en een keuken opgericht voor de passagiers en de bemanning.
Op de plaats van bestemming aangekomen, werd het vlot uit elkaar genomen. De huiden liet men leeglopen en werden gereinigd en geolied en terug stroomopwaarts vervoerd op lastdieren om een nieuwe lading op de halen.
Deze vlotten konden een lengte hebben van 12 tot 15 meter.
Deze vervoermethode werd 2300 jaar geleden al door Herodotus beschreven.
De kelek werd ook gebruikt in Albanië, Armenië, Abbessinië; Jandi genaamd, Arabië, Perzië, Afghanistan; zak genaamd, Turkistan; massak genaamd, West-China; pi-fa-tzu genaamd, en Mongolië.
(Schapenhuidenvlot bij de Gele Rivier, China.)
Zelfs in de huidige tijd worden deze schapenhuidvlotten in China op de Gele Rivier nog gebruikt voor het watertoerisme.
Ze worden in diverse maten gebruikt afhankelijk van het aantal personen dat er mee gaat varen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten