zondag 31 januari 2016

WEERSVERWACHTING IN BELGIË.

KONINKLIJK METEOROLOGISCH 

INSTITUUT. 




Het Koninklijk Meteorologisch Instituut is gevestigd in België te Ukkel en is de tegenhanger van ons Nederlandse instituut voor weersvoorspellingen het KNMI in de Bilt.
Beide stations zenden op vaste tijden de weersvoorspellingen uit voor de komende 24 uur en verder dat geen wat ze verwachten.
Vaak is het zo dat in de Nederlandse provincies Limburg en Brabant men weer op de voorspellingen van het KMI kunnen afgaan dat op de voorspellingen van het KNMI.
Beide instituten hebben her en der in het landschap kleien weerstations staan waar men metingen verricht.

WEERBERICHT.

Een weerbericht wordt in alle Europese landen op een vast tijdstip uitgezonden op verschillende delen van de dag.
Men geeft de weersverwachtingen, stormwaarschuwingen en het algemene overzicht betreffende de weersgesteldheid in verschillende delen van het land, kustgebieden, zeeën en andere landen van Europa. Zo blijft op de hoogte of de temperaturen variëren van badpak tot bontjas. De gesteldheid van het wegdek bij winterse neerslag of dat mijn de schaatsen moet gaan slijpen.
We kunnen niet meer zonder. 

WEERSTATION.

Wie heeft tegenwoordig er nu niet een digitaal weerstation in de huiskamer staan.
Een batterijen vretend apparaat, dat de weersgesteldheid op dat moment weergeeft, de zon schijnt, het regent. het is bewolkt, het sneeuwt of het vriest.
Daarbij ook nog de juiste tijd, datum, luchtvochtigheid en temperatuur binnen en buiten.
Wil je helemaal op de hoogte blijven, dan zet je een duur apparaat op je dak en kan je ook nog de windrichting en snelheid meten. Daarbij kan ook nog gewenst op de hoogte blijven hoe laat de zon opkomt en ondergaat en de stand van de maan.
Al met al zijn het vaak dure apparaten en niet ieder mens kan er mee overweg of begrijpt wat het scherm weergeeft.
Om het nu voor een ieder begrijpelijk te maken en op de hoogte te houden wat voor weer het buiten is, heeft men in België een zeer eenvoudig weerstation ontworpen die eenieder ook nog zelf kan maken.

BELGISCH WEERSTATION ONTWORPEN IN UKKEL.

  

WANT EN JUFFERBLOKKEN. WAT ZIJN DAT?

EEN VERZAMELNAAM

VOOR AL HET TOUWWERK

EN STAALDRAAD VAN DE

TUIGAGE VAN EEN ZEILSCHIP.




WANT.

Het want is het staand tuig dat een mast zijdelings steunt.
Het loopt van het hoofddek tot in de top van de mast.
Het bestaat uit hoofdtouwen, aanvankelijk van touw, later staaldraad.
Vroeger waren deze voorzien van weeflijnen om in het want te kunnen klimmen. Tegenwoordig zijn dit latten.
Op de afbeelding rechts zijn de weeflijnen nog zichtbaar onder en boven het kraaiennest.

KRAAIENNEST.

Een kraaiennest is een kuipvormig platform hoof in de mast van zeeschepen om een uitkijk een grotere gezichtskring te bieden en/of hem te beschermen tegen weersinvloeden en overkomende zeeën. 
Dit was in de zeilvaart vooral van belang daar men vanaf het achterschip waar de plaats van de roerganger was geen vrij zicht had over de zee voor het schip gelegen.


HET WANT MET JUFFERBLOKKEN.



























Een tekening van het onderste deel van het want aan bakboordzijde met jufferblokken.
Dit systeem werd op de oudere zeilschepen toegepast voor het gebruik van want- of spanschroeven bij een want met staaldraden werd toegepast.
Bij dit systeem bestaat het want volledig uit touwwerk.



( links de jufferblokken en talreep van opzij gezien)

Verklaring van de cijfers:
1 - Hoofdtouwen, gedeeltelijk gekleed met schiemansgaren.
2 - Bovenste juffer, wantjuffer.
3 - Juffer, kortestag gewijs ingebonden.
4 - Onderste, met ijzer beslagen juffer, met een sluitbout op een van de puttingsijzers
     opgesloten.
5 - Puttingijzer vast gezet op de scheepsdek.
6 - Talreep.
7 - Talreepknoop, in het einde van de talreep.
9 - Halende part van de talreep; deze is tussen jufferblok en hoofdtouw doorgestoken
     teruggelegd en langs een der parten van de talreep met "knijper" belegd.
10 - Knijper.
18 - Mastworp waarmee de weeflijnen rond het want aan de binnenste hoofdtouwen
       zijn vastgemaakt. (zie detail)
19 - Wijze waarop de weeflijn aan de buitenste hoofdtouwen is gebindseld. (zie detail)
20 - Aan de hoofdtouwen gebindselde houtenlat. (spreilat; indien rond en van ijzer:
        sprei-ijzer)

     




HET SPANNEN VAN 

DE HOOFDTOUWEN

DOOR DE TALREEP.


Het is van het grootste belang dat de hoofdtouwen goed gespannen staan zodat de mast niet kan bewegen of scheef komt te staan.
Daar touw als het nat is oprekt en als het droog wordt weer krimpt is een regelmatige controle van de spanning van de hoofdtouwen van belang.

Verklaring van de cijfers:
13 - Garen- of wantstrop waarmee de onderste talie aan het hoofdtouw vast zit.
        Dit laatste is met smarting gekleed om het tegen schavielen te behoeden.
14 - Garen- of wantstrop waarmee de onderste talie met behulp van een knevel op
        de talreep is gezet.
15 - Dubbele haaksteek, dubbele nekslag waarmee de halende part van de loper van
        de onderste talie op de haak van het onderblok van de bovenste talie is gestoken.
16 - Het enkele onderblok van de bovenste talie; het dubbele bovenblok daarvan is
        gestoken op het hoofdtouw.
17 - Staande part van de talreep, met een oogsplits rond de nek van de juffer ge-
        noemen.

Het is duidelijk dat voor het krachtwerk bij een dergelijk zwaar werk gebruik wordt gemaakt van twee klaplopers, waarvan de bovenste aan een hoger gelegen punt is vastgemaakt; een ander hoofdtouw of aan een hoger punt aan de mast.
Zodra de talreep om spanning is bij de juiste positie worden deze touwen eerst met knijpers (10) vastgezet zodat ze niet meer kunnen verschuiven, waarna het halende part wordt belegd tussen het jufferblok en het hoofdtouw als in figuur 9.


Op de afbeelding rechts zijn zeven benamingen in beeld:
Linksonder de nagelbank met korvijnagels met daarachter een aantal onderste- en bovenste jufferblokken met geschoren talreep om het staand want op spanning te houden.
Het bovenste jufferblok heet ook wel wantjuffer, de onderste gewoon onderste juffer.
Op de talreep tussen de jufferblokken zijn (wit) de knijpers te zien.
De lossse einden van het lopend want zijn keurig op de nagelbank over de korvijnagels opgeschoten, wat ook wel snaren temmen wordt genoemd.


JUFFERBLOKKEN.

Een jufferblok komt nooit alleen voor. Ze zijn in paren verbonden met de valreep.
Een jufferblok is een rond blok van hardhout, meestal pokhout, met drie gaten (ogen) en onder elk gat een groef (neut), waardoor de valreep naar het correnponderen oog van de andere juffer geschoten wordt.
De middeleeuwse juffer was niet rond, maar had een druppelvorm. Van boven smal van onder breed.
De Romeinse juffer had maar een groot gat met drie gleuven en wordt ook wel doodshoofd genoemd. (zie onder)


Afhankelijk van de toepassing waren er ook puttingjuffers, stagjuffers met alleen maar gleuven en spinnejuffers met tot wel zeven gaten
Over de herkomst van de naam juffers is weinig bekend. De Franse benaming 'cap de mouton' (schaapskop) en het Engelse 'deadeye' geven geen verklaring. Het 'deadeye'kan verwijzen naar het dooshoofd. Het vreemde is dat het woord juffer in de woordherkomst (etymologie) veel meerdere betekenissen heeft. Het blijft de vraag, ondanks dat in de zeilvaart veel woorden gebruikt zijn met een vrouwelijke naam of verwijzing, hoe men op de naam juffer is gekomen voor dit ronde blokhout.

HET WANT MET SPANSCHROEVEN. 


Houten masten maakten in de loop der jaren plaats voor stalen masten en zo ook de overige rondhouten.
De hoofdtouwen werden staaldraden die natuurlijk op een geheel andere wijze aan het dek werden bevestigd en gespannen.
Zo verdwenen touwen weeflijnen en werden deze vervangen door houten latten of ijzers. Bij veel nog varende zeilschepen zijn deze uit kunststof vervaardigd.
Deze veranderingen zijn duidelijk te zien op de rechter afbeelding.
Het gebruik van de want- of spanschroeven maakte het werk minder arbeidsintensief en minder onderhoud.

Duidelijk is te zien dat de spanschroeven ook geheel bekleed zijn.

Verklaring van de cijfers in een want met
stalen 'hoofdtouwen' en wantschroeven:

1 - Staaldraad of pardoen gedeeltelijk gekleed met
      schiemansgaren.
2 - Bindsels van gegalvaniseerd draad, met twee
      kruisslagen bezet.
3 - Spreidingsijzer lopend door een gat in de hart-
      vormige kous.
4 - Het draaibare deel van de want- of spanschroef.
5 - Bovenzijde van de rustijzers op het hoofddek.
6 - Borg tegen het losdraaien van de spanschroef.






Verbinding tussen staaldraad en spanschroef.
Verklaring van de cijfers:
1 - Staaldraad of pardoen.
2 - Bindsels.
3 - Hartvormige kous met opening voor het sprei-ijzer.
4 - Boveneind van de spanschroef.

Om de voorkomen dat water in de draad van de spanschroef terecht komt en deze kans maakt vast te roesten wordt deze bekleed zoals eerder beschreven in dit artikel.


zaterdag 30 januari 2016

SPLITSEN, KLEDEN EN KLEEDKUIL. WAT IS DAT?

VOOR HET TOUWWERK, TROSSEN

EEN STAALDRADEN VAN HET SCHIP.



Ieder schip of het nu een zeischip is of een modern container- of passagiersschip heeft touwwerk aan boord, trossen en staaldraden om te meren en staalstroppen voor het hijswerk aan boord.
Een gebroken tros, staaldraad of stroppen worden gerepareerd of op lengte gemaakt door middel van splitsen. Dit heeft de naam "schiemanswerk".

SPLITSEN.


Splitsen ie een bewerking van touwer en staalkabels.

Dit kan in uit draden gevormde nagenoeg elke materiaal soort, maar hoe meer strengen hoe moeilijker het is.
Zo laat touw en kunststof zich zich met minder moeite splitsen dan staaldraad.
Het splitsen van meer dan vier strengen in touw, kunststof en staaldraad is meestal professioneel schiemanswerk. Een werk waarmee

over het algemeen de bootsman was
belast in opdracht van de eerste stuurman.
Bekende splitsen zijn de hier rechts afgebeelde korte splits, de lange splits, 
de oogsplits en de eindsplits of Spaanse takeling.
Bij het splitsen worden strengen of staaldraden aan het uiteinde uiteen gehaald en zo door middel van de andere ineen te vlechten een doorlopen verbinding tot stand te brengen.
De strengen worden ook wel kardelen genoemd.
Uit ervaring weet men dat in klassiek touwwerk drie doorsteken naar iedere zijde voldoende is, zo ook in de kunststof. Alleen staaldraad vraagt om meerdere doorsteken.



 (Spaanse takeling of eindsplits)

De bedoeling is dat het doorsteken en aanhalen een regelmatig gevormde splits oplevert. Het is daarbij van belang er op te letten dat de strengen zich niet uitrollen. Bij het splitsen van touw doet men de splits onder de voet rollen waardoor er een goede verdeling ontstaat.





Boven is een oogsplits weergegeven. In het oog kan als een extra versteviging een kous worden aangebracht, wat weer verstevigd in het oog wordt vastgezet. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat het oog dichttrekt als een spanning op komt te staan en men de pen van de eventueel aangebracht D-sluiting er niet neer in- of uit kan krijgen.



Links is een lange splits afgebeeld: van boven naar beneden, het uitdraaien; indraaien; samenvoegen; en het wegsplitsen

Aan het einde van een scheepstros, welke vroeger van touw was gemaakt en tegenwoordig van een kunststof, en ook aan de staaldraden om het schip mee aan te meren zit een grote los welke om de bolder op de kade wordt belegd. Dit is een van de zwakste punten en moet dan ook vaak weer door midden van splitsen aan de tros of staaldraad gemaakt worden.


De uiteinden van de strengen worden met speciale tapen afgewerkt om uitrafelen ervan te voorkomen. Ook wordt dit gedeelte wel bekleed.

Vaak wordt ook de lus van de tros bekleed om de lus te beschermen en het doorschuren van de strengen in de lus tegen te gaan.
(een tros kan een diameter hebben van 12 centimeter of meer)
Daar het rollen met de voet van een splitsing in tros wat moeilijker gaat dan bij gewoon touwwerk, wordt de splitsing met een houten hamer beslagen en zo een glad geheel te verkrijgen.



In plaats vandoor middel van splitsen van staaldraad maakt men tegenwoordig ook ogen in staaldraad door middel van het persen van persklemmen als de taluriklem over het rond een kous genomen eind en de draad zelf.


TALURITKLEM.

Taluritklem ook wel persklem, een metalen manchet die om een staalkabel wordt geperst. Dit wordt gedaan ter vervanging van de oogsplits. De kabel wordt door een ovalen persklem gestoken, rond de kous genomen en door de persklem teruggestoken.
Tussen twee passende, halfronde matrijzen wordt de manchet in een hydraulisch persje, voor kleine maten met een speciale tang, tot een ronde vorm gedrukt. het materiaal van de manchet is dan volledig tegen de buitenste draden van de kabel geperst, deze kan niet meer uit de klem glijden. 
voor gegalvaniseerd staaldraad worden manchetten van een lichtmetaallegering gebruikt, voor roestvrij staaldraad een koperlegering.
Het nadeel van persklemmen is, dat deze moeten worden beschermd tegen inwateren, omdat aan de binnenzijde van de klem metalen van een verschillende samenstelling in zeer goed geleidend contact met elkaar zijn; daardoor kan bij toetreding van vocht een galvanische werking optreden, wat een verzwakking kan veroorzaken. Vast opgestelde staaldraden met een persklem worden daarom ingesmeerd met bitumen en  bekleed.

KLEDEN OF BEKLEDEN.

Voor het kleden of bekleden wordt speciaal gereedschap gebruikt wat sinds de zeilvaart weinig is veranderd, alhoewel het tegenwoordig in de touwslagerijen ook machinaal gedaan kan worden, maar aan boord bij vast opgestelde staaldraden nog met de hand.






Men gebruikt hiervoor een kleedkuil, een kleedspaan of moskuil. het zijn houten werktuigen voor het bekleden van staal- touwwerk waarbij de slagen vaster gelegd kunnen worden dan met de hand mogelijk is. Er bestaan verschillende vormen. Sommige kuilen hebben de vorm van een houten hamer. Op de bovenkant van de hamer is een lange groef gemaakt die past om de te bekleden kabel.
Soms wordt dwars op de steel een klos bevestigd die het kleed- of het schiemansgaren bevat.
Dit garen wordt met een slag om de steel van de kuil gelegd on daarna een paar slagen om de kuil en het te bewerken touw of kabel. Om dunner touw of staaldraad te bekleden wordt een kleedspaan gebruikt. Aan de steel zit dan een spaan met holle onderkant en bolle bovenkant.


                                                       Kleden of bekleden van staaldraad.

Het kleden of bekleden is het omwinden van reeds getrensd en of gesmart touwwerk of staaldraad met schiemansgaren, huizing of marlijn, ter bescherming tegen weer en wind.
Trenzen: Een lijn, gewoonlijk huizing of marlijn, tussen de strengen van het touwwerk of staaldraad leggen om inwateren tegen te gaan en een vlak oppervlak te verkrijgen.
Smarten: Het getrensde touw omwinden met stroken oud geteerd zeildoek. Bij staaldraad gebruikt men jutte, gedrenkt in lijnolie of loodwit.
Deze stroken, ter breedte van ongeveer de omtrek ven het touw of draad, worden van onderen af aangebracht, dus afwaterend.
Marlen: Om het gesmarte zeildoek met halve steken een lijn aanbrengen. Het kleden van het gestrensde , gesmarte en eventueel gemarlde touw- of draadwerk geschiedt met behulp van een
kleedkuil.

Men werkt daarbij in de richting tegengesteld aan die waarin het touw- of draadwerk is geslagen.
Lapzalven: Is het van tijd tot tijd bewerken van de bekleding met Zweeds teer, die met een dot bruinwerk wordt aangebracht.
Als de teer goed droog is, ziet het beklede touw of staaldraad eruit alsof alsof het met een laag vernis bedekt is.









vrijdag 29 januari 2016

KLAPLOPER. WAT IS DAT?

DE OORSPRONG LIGT IN DE

 ZEILVAART,

MAAR HEDEN KOM JE ZE OOK NOG 

TEGEN.


DE KLAPLOPER.

Een klaploper is iemand die misbruikt maakt van de gastvrijheid, gulheid of vriendelijkheid van een ander.
Ook wel bekend onder de naam profiteurs.
Ze hebben zo lang de mensheid bestaat bestaan.
Ga maar eens een avondje gezellig uit met een groepje. Er zijn er altijd bij die onder het afrekenen uit weten te komen, maar nooit een rondje overslaan.
Maar je komt ze tegen in alle soorten en maten en alle gebieden waar maar wat te profiteren valt.


EEN KLAPLOPER.

Een klaploper is een hulptakel, meestal voorzien van een vierloper of derdehand, om extra kracht te zetten bijvoorbeeld bij het stijfzetten van hoofdtouwen, stagen trossen, geien van laadgerei of bij het hijsen van zeilen.

Hiernaast een voorbeeld van een klaploper in een vast opgestelde positie.
In dit geval wordt het een marseval genoemd en is in gebruik op een klein zeilschip bijvoorbeeld een schoenerbark.

Verklaring van de cijfers:
1 - Het uiteinde van een ketting.
2 - Muizing op de haak van het bovenblok ter voorkoming van het losschieten.
3 - Dubbel bovenblok van de talie, een vierloper.
4 - Hondsvot; dit maakt deel uit van het binnenbeslag van het blok, waaraan de loper  
      met een oog en harpsluiting is bevestigd.
5 - Loper, het vaste part op het bovenblok, het halende part belegd op een korvijnagel
      in de nagelbank.
6 - Nagelbank.
7 - Korvijnagel.
8 - Verschansinglijst, reling. 

In principe hoe meer schijven er in een bolk zitten hoe minder kracht men dient te gebruiken om het aan te halen object te verplaatsen.


 
   


woensdag 27 januari 2016

OORLAM OF SCHOOTAN. WAT IS DAT?


EEN BORREL ONTSTAAN IN DE 

ZEILVAART.



TERUG IN DE TIJD.

In de glorie tijd van onze VOC, de tijd van de zogenaamde "christelijke zeilvaart" was het gebruik van alcohol bij de bemanning uit de boze. 
Zelfs op het eventueel stiekeme gebruik of diefstal ervan uit de vaten in het ruim stonden zeer zware lijfstraffen.
Het was alleen de kapitein en de meevarende 'heren' van de VOC toegestaan om tijdens het gezamenlijke avondeten enige alcohol te nuttigen in de vorm van wijn of een gedistilleerde drank. Op de Engelse vloot was dat vaak sherry en portwijn.
Natuurlijk wist de bemanning altijd wel aan een alcoholische consumptie te komen, als was het alleen al van de resten van de aardappelschillen die men stilletjes liet gisten door de scheepskok.
Al met al dronkenschap was niet toegestaan.
Het is dan ook te begrijpen dat als de bemanning de gelegenheid had ergens aan wal te gaan dat ze ook volledig ontspoorden en trachten de lokale dranken aan boord te smokkelen.
Onze schepen van de VOC deden Brazilië aan alvorens gebruik  te maken van de wind de Atlantische Oceaan over te steken, en daar kende men rum gestookt uit suikerriet.

BELONING.

Het oversteken van de Atlantische Oceaan was vooral in de winter- en de moesson periode zwaar werk voor de bemanning en vaak niet zonder levensgevaar of het verlies van opvarenden. 
In die periode kwam het vaak voor dat de kapitein van het schip de bootsman opdracht gaf na een veilige oversteek de bemanning een borrel in te schenken. Hierbij stonden dan alle opvaren op een rij volgens rang en stand, werd de borrel  vaak een grog ingeschonken  en onder het toeziend oog van de bootsman uitgedronken.
Natuurlijk genoot de bootsman en zijn maten van die borrels, die niet gedronken werden door hen die niet dronken. Deze borrel kreeg later de naam 'oorlam'.

VERMOEDELIJKE OORSPRONG VAN DE NAAM OORLAM.

Tevens was er een gebruik dat de bemanning een 'oorlam' kregen te drinken bij het passeren van de evenaar en het ronden van Kaap de Goede Hoop, maar een juiste benaming bestond er in die tijd nog niet voor.
Ten tijden van de kaapvaart en het ontstaan van de Hollandse Kolonie, het latere Kaapstad, hadden veel Hollanders die daar woonden huispersoneel in dienst uit Indië. Deze mensen hadden een bijnaam in het Maleis voor de Hollanders die de thuisreis van de Kaap aandeden en noemden hen 'orang lama datang', wat vrij vertaald betekend 'oudgediende''.
Dit woord is vermoedelijk verbasterd tot het woord oorlam. De tijd die de opvarenden in die tijd op de wal doorbrachten was bekend om hun drankzucht. Hier komt dan ook misschien de uitdrukking vandaan "je lam zuipen".
Tevens was later het oorlam een alcoholisch rantsoen aan boord en het gebruik ervan werd later van het gage afgetrokken, wat een manier was om geldelijke uitgaven te besparen. 

SCHOOTAAN OF SCHOOT-AN.

Het oorlam werd later vooral bij de marine een 'Schoot-an' genoemd. Dit was dan een borrel voor de avondmaaltijd. Het was dus in feite 'een borrel halen', maar in de loop der jaren is het verbasterd door 'aangeschoten'.
Ook dit woord vindt weer zijn oorsprong in de oude zeilvaart. 

Het woord schoot komt uit de zeilvaart en het is op langsgetuigde schepen de naam voor een touwlijn waarmee de stand van een zeil ten opzichte van het schip geregeld kan worden.
Door de schoot uit te vieren kan het zeil verder uitstaan, door de schoot in te halen staat het zeil meer in de lengterichting van het schip.
Het heeft dus allemaal te maken met het snelheid maken van het schip afhankelijk van de wind. 
Vooral in de tijd van de klippers was snelheid van het grootste belang om de vracht zo snel mogelijk van de ene haven naar de andere te vervoeren. Bij harde wind, storm en slecht weer was dit een zeer zwaar werk, waarna de schipper daarna op een borrel trakteerde en deze vermoedelijk de naam 'schootaan' of 'schoot-an' heeft gekregen.
Bij de Amerikaanse marine werd deze gratis borrel als eerste afgeschaft en bij de Nederlandse Koninklijke Marine in 1905.


WAAR UIT TE DRINKEN?

Het oorlam of de schootaan werd in een speciaal tinnen bekertje, maat bekertje, geschonken voor de bemanning. De kapitein de 'heren' en de officieren dronken uit fraai glaswerk.
De inhoud van het bekertje was niet meer dan de inhoud van drie vingerhoedjes  en vaak was de borrel dan nog aangelengd met water. 

Tot in de 20e eeuw kreeg de Hollandse bemanning op zaterdag na het werk de oorlam of schootaan aangeboden. Het was dan wel in de vorm van jonge- of oude jenever.
Veel jongere bemanningsleden dronken dit niet en ruilden deze hun te sterke borrel tegen een flesje bier met hen die dit wel graag dronken.
Heden ten dagen is het gebruik van alcohol op marine- en koopvaardij schepen nog steeds sterk aan banden gelegd, vaak niet meer dan drie alcoholische consumpties per etmaal en voor de aanvang van de wacht is het drinken van alcohol helemaal taboe.



Zelfs in een van de vele oude zeemansliedjes wordt de oorlam nog bezongen.






Tegenwoordig is het vaak nog de naam van een oud gezellig café waar men dan nog de borrel met de zelfde naam uitschenkt. Proost en een behouden vaart!





GROOT BARRIÈRERIF EN KORAAL. WAT, WAAR EN HOE ?

HET GROOTSTE ONDERWATER 

NATUURPARK VAN DE WERELD

EN BEDREIGD WERELDERFGOED.


GREAT BARRIER REEF.

Het Groot Barrièrerif is het grootse en langste rif van de wereld en is gelegen voor de noord-oostkust van Australië. 
Het rif bestaat uit 2.900 individuele riffen en 900 kleine eilanden die zich uitstrekken over een lengte van 2600 kilometer en over een gebied met een oppervlakte van 334.400 km².
Het rif begint in de Koraalzee in het noorden en loopt tot het midden van de Australische oostkust. 
Het rif omvat de grootste collectie aan soorten koraal van de wereld. Zo vindt men er ruim 360 soorten hard koraal, 500 verschillende soorten vissen en 5.000 weekdierensoorten.
Tevens is het een leefgebied voor 175 soorten vogels,  verschillende sponsdieren, anemonen, zeewormen en schaaldieren. Het is het natuurlijk leefgebied van de zeekoe en de dugong, de grote groenen schildpad en de prachtige nautilus schelp.
In het gebied zwemmen 30 soorten walvissen en dolfijnen en het is de kraamkamer voor de bultrug voor haar kalveren.


HET ONTSTAAN.

Het Groot Barrièrerif  is in de afgelopen millennia gevormd en gegroeid.
Het gebied heeft in het zeer verre verleden droog gestaan en het werd gedurende de laatste vier glaciale en interclaciale cyclus overspoeld.
Over de afgelopen 15.000 jaar zijn de riffen op het continentaal plat gegroeid.
In periodes van een laag zeewater niveau stonden de riffen als heuveltoppen boven het water uit en stroomde rivieren tussen deze heuvels door naar zee. Bij het stijgen van het zeewater kreeg het koraal kans om weer verder aan te groeien.
Het rif bestaat dan ook uit oud en recent koraal.



Zo blijven zich er ecologische processen voort gaan. De langgerekte vorm van het rif en de verticale groei wordt beïnvloed door de oceaanstromingen. Deze stromingen zorgen voor de aanvoer van larven en migratie. Erosie en aanwas van de koraalriffen, de vorming van zandbanken en vergelijkbare processen langs de kust zorgen voor een steeds voortdurend veranderd landschap.
Zo is er door de tijd zowel onder- als bovenwater een prachtige wereld ontstaan met een onvoorstelbare kleuren pracht.





BEDREIGING.

Voordat de eerste eerste kolonisten massaal zich vestigden in Queensland rond 1870, was het rif zeker mooier dan tegenwoordig.
De eerste achteruitgang is te wijten aan de boskap en de bemesting van het land.
Slib meegevoerd van de hellingen bij regenval, door de boskap en het meevoeren van mestresten waren het begin waardoor het koraal minder goed groeide of stierf. De steden aan kust en de afvoer van vervuild water, de industrie en de aanleg van havens waren reeds de oorzaak dat het koraal in de periode van 1985 tot 2012 met de helft was geslonken. 



Protesten wereldwijd tegen de uitbreiding van de kolenhaven van Abbot Point en het storten van sedimentair materiaal bij het uitbaggeren van de haven in zee was tegen dovemansoren in de regering van Australië. Het zou zo'n vaart niet lopen! Voor de uitbreiding van de haven werd in 2013 toestemming verleend. Men wil dat de overheid afziet van dumping in zee.
In 2014 dreigde UNESCO het Great Barrier Reef in 2015 op de lijst van bedreigd Werelderfgoed te zetten.
De mens kan een bedreiging zijn voor het ontstaan en het behoud van het koraal, maar koraal kan ook een bedreiging zijn voor de mens. Bij aanraking van diverse soorten kan men hevige huiduitslag en irritatie krijgen. Vol veel vissoorten is het een ideale schuilplaats daar zij hier geen hinder van ondervinden.


KORAAL.

(Bloedkoraal)

Koraal is een verzamelnaam voor zeedieren van het bloemachtig geslacht. het zijn diertjes van maar een paar millimeter groot die met hun tentakelkrans wat lijken op een zee-anemoon.
Tegenwoordig zijn er ruim 4500 soorten koraal bekend en vormen plaatselijk grote kolonie-banken en riffen.
Koraal kan verschillende kleuren en vormen hebben.
Daar het een levenden organisme zijn is het ook een voedingsbron voor andere zeedieren, zoals vissen.




(Rechts hersenkoraal)

Het koraal behoort tot de klasse Anthozoa wat zich weer onderscheidt in twee soorten: de Alcyonaria en de Zoantharia.
De Alcyonaria soort heeft acht tentakels en wordt daarom ook wel Octocorallia genoemd, octa = acht.
Deze koralen zij zachte koralen.
De Zoantharia heeft zes tentakels en wordt daarom ookwel de Hexacorallia genoemd, hexa = zes.
 Deze soort koralen zorgt voor de opbouw van de koraalriffen, formaties van kalksteen.
Deze rifbouwende koralen zijn koloniekoralen. De poliepen uit de kolonie maken gezamenlijk een  uitwendig kalkskelet aan, wat gebeurd op dode poliepen uit de elfde kolonie en zorgen ervoor dat de riffen langzaam aangroeien.

KLEUREN.

Het koraal kent verschillende kleuren; wit, rood, blauw en zwart. Hiervan is het witte koraal het meest voorkomende.
De rode koraal, bloedkoraal, is het meest gewilde soort. Afhankelijk van de vindplaats en de kwaliteit is de kleur lichtrood tot zalmkleurig, zacht roze tot ossenbloed rood. Het bloedkoraal is geliefd bij de makers van sieraden.
Zwart koraal bestaat uit een organisch hoornachtig materiaal en het is in de handel net als het blauwe koraal weinig van betekenis.

DE NAAM.

De naam koraal komt van het Latijnse woord "coralliu", respectievelijk het Griekse woord "korallion". 
De oude Egyptenaren kenden het reeds als sieraad en ook bij de Kelten was het geliefd.
Ook in de Zeeuwse klederdracht ziet men vaak versierselen van bloedkoraal gevarieerd met de zwarte git, een steensoort.
Tegenwoordig is het koraal beschermd en is het verboden om te vangen of in te voeren in veel landen.