DE STRIJD OM DE MACHT OP ZEE.
Er brak een 'gouden eeuw' aan voor de handel overzee die rijkdom bracht in vele landen. Maar ook een periode waarin kapers de zeeën onveilig maakten.
Rijkdom was dat wat vele lieden zich wensten, maar er vaak nier eerlijk aankwamen. Zelfs sommige landen gaven kapers een vrijbrief, waarmee ze veilig een haven konden aandoen van dat land, om schepen uit andere landen te beroven.
Uiteindelijk ging het om de macht over de zeeën. Zo ontstonden er zeeslagen tussen respectievelijk landen als Spanje, Engeland, Frankrijk, Holland en Zweden over de heerschappij op scheepvaartroutes of het monopolie op bepaalde handel. Het waren vooral scheepstypen als de kraak en galjoen , dat aan deze strijd deelnamen.
DE STRIJD OM DE CARAÏBISCHE ZEE.
In opdracht van de Engelse koningin Elizabeth (1558-1603) ondernam Francis Drake tussen 1566 en 1568 kaapvaarten naar de Spaanse territoria in Caraïbische Zee, om daar een einde te maken aan de Spaanse heerschappij.
Hij werd vergezeld door sir John Hawkings, zijn neef en in 1570 bedenker van het moderne galjoen. Drake was een fanatiek protestant en haatte de Spanjaarden.
In 1576 gaf koningin Elizabeth de opdracht aan Drake om door straat Magalhães de zuidelijke punt van Amerika te ronden, de Stille Oceaan kust van dat werelddeel te verkennen en, zo mogelijk, terug te keren naar Engeland door de veronderstelde noord-westelijke doorgang.
Tevens tijdens deze reis contacten aan te knopen met volkeren en deze te onderwerpen aan de Engelse Kroon zover zij nog niet door een ander Europees land onderworpen waren en daarbij alle Spaanse schepen te plunderen op zijn reizen.
( Het dekplan van de Golden Hinde onthult veel in het oog springende bijzonderheden, zoals de plaatsing van de drie masten, de bijboot, de kanonnen op het bovendek en de kraanbalken voor de ankers.)
De Golden Hinde, gebouwd als de Pelican, was een driemastgaljoen met een laadvermogen van 150 ton. Haar lengte was: ongeveer 21,3 meter (romp tussen de loodlijnen); breedte 5,8 meter en een diepgang van 2,75 meter. Het schip was bewapend met 18 kanonnen en had een bemanning van 85 koppen.
DE KRAAK.
Het galjoen is ontstaan uit de kraak. De benaming is afkomstig van het Zuid-Europese schip de carrack. In Noord-Europa werd de kraak ook hulk genoemd. Het was een groot type koopvaardijschip uit de 14e- tot 16e eeuw en was gladboordig gebouwd. (Karveelbouw)
De kraak was een zwaar gebouwd schip met een gebogen achtersteven. Het voorschip was scherper dan het volronde achterschip.
Het boord was gebouwd met versvhillende zware berghouten en ter hoogte van de mast versterkt mat een aantal vaste klampen. Boven de voorsteven werd een kasteel gebouwd, waarboven zich nog een dek bevind, afgeschermd door een wegneembare zonnetent.
Praktisch de gehele ruimte achter de grote mast was ingenomen door de opbouw, waarboven een halfdek lag, eveneens afgedekt door een wegneembare zonnetent. De achterkant van de opbouw eindigde in een galerij die ook op de 17e eeuwse schepen terug te vinden is.
Twee paviljoentjes op deze galerij waren vermoedelijk de toiletten voor de officieren.
De tuigage van de kraak bestond uit drie masten en zij was bijzonder zwaar in uitvoering. De grote, gekuipte mast stond vrijwel midscheeps en droeg een geweldig razeil. Dit zeil was dubbel uitgevoerd op die manier dat de kleden aan de voorkant verticaal en aan de achterkant horizontaal lagen.
De masten waren bekroond met een mastkorf, waarvan de die van de grote mast door middel van een jacobsladder kon worden bereikt. De fokkemast op het voor-kasteel was ook getuigd met een razeil.
De bezaansmast bevond zich vlak voor het halfdek. In de mastkorf stond een stuk geschut. Het zeil van de bezaansmast was een latijnzeil, dat in Noord-West Europa voor het eerst op dit soort schepen werd aangetroffen. De boegspriet droeg geen zeil, maar was bedoeld als dragen van een zware enterdreg. Ook op het achterdek stonden verschillende stukken geschut opgesteld.
De kraak was een zwaar gebouwd schip met een gebogen achtersteven. Het voorschip was scherper dan het volronde achterschip.
Het boord was gebouwd met versvhillende zware berghouten en ter hoogte van de mast versterkt mat een aantal vaste klampen. Boven de voorsteven werd een kasteel gebouwd, waarboven zich nog een dek bevind, afgeschermd door een wegneembare zonnetent.
Praktisch de gehele ruimte achter de grote mast was ingenomen door de opbouw, waarboven een halfdek lag, eveneens afgedekt door een wegneembare zonnetent. De achterkant van de opbouw eindigde in een galerij die ook op de 17e eeuwse schepen terug te vinden is.
Twee paviljoentjes op deze galerij waren vermoedelijk de toiletten voor de officieren.
De tuigage van de kraak bestond uit drie masten en zij was bijzonder zwaar in uitvoering. De grote, gekuipte mast stond vrijwel midscheeps en droeg een geweldig razeil. Dit zeil was dubbel uitgevoerd op die manier dat de kleden aan de voorkant verticaal en aan de achterkant horizontaal lagen.
De masten waren bekroond met een mastkorf, waarvan de die van de grote mast door middel van een jacobsladder kon worden bereikt. De fokkemast op het voor-kasteel was ook getuigd met een razeil.
De bezaansmast bevond zich vlak voor het halfdek. In de mastkorf stond een stuk geschut. Het zeil van de bezaansmast was een latijnzeil, dat in Noord-West Europa voor het eerst op dit soort schepen werd aangetroffen. De boegspriet droeg geen zeil, maar was bedoeld als dragen van een zware enterdreg. Ook op het achterdek stonden verschillende stukken geschut opgesteld.
ONTWIKKELING VAN DE ROMPOPBOUW VAN KRAAK TOT GALJOEN.
1, 2, 3, 4, 5, Ontwikkeling van de verhoogde voor- en achterkastelen bij de kraken.
6,7, ontwikkeling van de eerste galjoenen waarbij men de architectonische invloed van de kraak vaststellen kan.
8, De definitieve vorm van het galjoen.
HET GALJOEN.
( Afbeelding van een klein Hollands galjoen uit het einde van de 16e eeuw.)
Het galjoen is een viermastzeilschip dat vermoedelijk in het begin van de 16e eeuw in Spanje ontstond, doch spoedig door Venetië en Engeland werd overgenomen. Het wordt gezien als een beter bezeild schip dan de logge kraak waarvan de verhouding lengte tussen de stevens tot de lengte kielbalk tot breedte circa 3:2:1 bedroeg, terwijl dit bij de galjoenen ruwweg 4:3:1 bedroeg. Een ander kenmerkend verschil was het voorkasteel dat bij de kraken ver voor de boeg uitstak. Bij het galjoen was het zover binnen boord gehouden dat de voorste mast voor dit kasteel stond. De zijkanten waren als het ware een voortzetting van de scheepshuid en de verschansing.
Vooral in het laatste van de 16e eeuw ontwikkelden de Engelse scheepsbouwers zeer fraaie en goed bezeilde galjoenen waartegen de Spaanse oorlogschepen het moesten afleggen.
In de tuigage verschenen de bramsteng en het bramzeil aan de voor- en grote mast. De een of twee achterste masten voerden nog een latijnzeil.
Het galjoen werd ook gebruikt om gevangen te kluisteren.
Ook traden er de nodige veranderingen aan het voorschip op, wat in de loop der jaren werd gesierd met een boegbeeld.
Vooral in het laatste van de 16e eeuw ontwikkelden de Engelse scheepsbouwers zeer fraaie en goed bezeilde galjoenen waartegen de Spaanse oorlogschepen het moesten afleggen.
In de tuigage verschenen de bramsteng en het bramzeil aan de voor- en grote mast. De een of twee achterste masten voerden nog een latijnzeil.
Het galjoen werd ook gebruikt om gevangen te kluisteren.
Ook traden er de nodige veranderingen aan het voorschip op, wat in de loop der jaren werd gesierd met een boegbeeld.
Voorsteven van het galjoen.
A. - Onderlegger.
B. - Scheg.
C. - Bovenlegger.
D. - Kam.
E. - Slooikniën.
F. - Kamhout.
G. - Blaasbalg.
H. - Woelingknie.
J,K. - Relingen.
L. - Mannetjes.
M. - Papagaaistok.
N. - Scheg- of boegbeeld.
O. - Botteloef.
P. - Boegspriet.
Q. - Woelingen.
R. - Kraanbalk voor het anker.
S. - Drukker.
T,U,W, - Garten voor waterstag en krabbers.
X. - Kluisgaten.
Y. - Kussen.
Om te beletten dat de golven te hard tegen de onderkant van de knieën zouden aanbeuken werd de hoek tussen de boeg, steven en knie opgevuld met een klos of blaasbalg.
( Een Spaans galjoen gebruikt gedurende de eerste Armada. De Nuestra Señora del Rosario werd gebouwd in 1587 in Galicië. Het schip kon 1150 ton laden, was bewapend met 51 stuks geschut en had een bemanningen van 443 koppen.)
Nadat de Engelsen de achtervolging hadden opgegeven besloot Besloot Medina-Sidonia benoorden Schotland en Ierland om, thuis te varen. Daarbij strandden vele schepen in het slechte weer op de Ierse kust, waarbij het merendeel van de opvarenden verdronk of werd omgebracht door de Ierse bevolking.
In totaal gingen tijdens deze expeditie tussen de 32 en 44 schepen verloren.
( Een patas uit de eerste Spaanse Armada was een snel en wendbaar schip en deed dienst als verkenner en koerier en om de aandacht van de vijand af te leiden.
Het was een driemastgaljoen met een tonnage van 1000 ton, 48 stuks geschut en een bemanning van 650 koppen.)
A. - Onderlegger.
B. - Scheg.
C. - Bovenlegger.
D. - Kam.
E. - Slooikniën.
F. - Kamhout.
G. - Blaasbalg.
H. - Woelingknie.
J,K. - Relingen.
L. - Mannetjes.
M. - Papagaaistok.
N. - Scheg- of boegbeeld.
O. - Botteloef.
P. - Boegspriet.
Q. - Woelingen.
R. - Kraanbalk voor het anker.
S. - Drukker.
T,U,W, - Garten voor waterstag en krabbers.
X. - Kluisgaten.
Y. - Kussen.
Om te beletten dat de golven te hard tegen de onderkant van de knieën zouden aanbeuken werd de hoek tussen de boeg, steven en knie opgevuld met een klos of blaasbalg.
DE SPAANSE ARMADA.
DE EERSTE ARMADA.
Armada is een gewapende, met krijsvolk bemande vloot, in het bijzonder gebruikt voor einge Spaanse vloot ten tijde van de 80-jarige Oorlog.
De eerste armada kreeg de naam 'Armada Invencible = onoverwinnelijke vloot.) Deze eerste armada bestaande uit 130 schepen ( merendeel transportschepen met de kern van galjoenen en galjassen) vertrok op 9 mei 1588 uit Lissabon onder het bevel van Alonso, hertog van Medina-Sidonia.
Het doel was een inval in Engeland, die uitgevoerd zou worden door de meegevoerde troepen en het in Vlaanderen gereed staande leger van de hertog van Parma, Alva.
In het Engelse Kanaal werd de Armada opgewacht door Engelse eskaders onder bevel van Drake en Howard en werd in de gevechten bij Portland Bill en Howard danig gehavend.
De Armada trok zich terug en ging op 6 augustus 1588 ten anker op de rede van Calais, van waaruit niet mogelijk bleek om de vereniging met Parma te effectueren, deels omdat het deze aan bruikbare schepen ontbrak, hij had enkel platboom vaartuigen ter beschikking, dit vanwege de zeer effectieve blokkade van de Vlaamse kust door de Hollanders onder leiding van Justinus van Nassau.
In de nacht van 7 op 8 augustus 1588 ging de Armada anker op om aan een Engelse branderaanval te ontkomen. Hierop raakte zij verspreid.
De Armada werd bij haar terugtocht voortdurend door de Engelsen en de Hollanders bestookt en vele schepen gingen verloren, o.a. veroverden de Hollanders twee galjoenen, die zich op de Vlaamse kust op het strand hadden gezet. Hieronder was de 'San Mateo'.
( Een Spaans galjoen gebruikt gedurende de eerste Armada. De Nuestra Señora del Rosario werd gebouwd in 1587 in Galicië. Het schip kon 1150 ton laden, was bewapend met 51 stuks geschut en had een bemanningen van 443 koppen.)
Nadat de Engelsen de achtervolging hadden opgegeven besloot Besloot Medina-Sidonia benoorden Schotland en Ierland om, thuis te varen. Daarbij strandden vele schepen in het slechte weer op de Ierse kust, waarbij het merendeel van de opvarenden verdronk of werd omgebracht door de Ierse bevolking.
In totaal gingen tijdens deze expeditie tussen de 32 en 44 schepen verloren.
( Een patas uit de eerste Spaanse Armada was een snel en wendbaar schip en deed dienst als verkenner en koerier en om de aandacht van de vijand af te leiden.
Het was een driemastgaljoen met een tonnage van 1000 ton, 48 stuks geschut en een bemanning van 650 koppen.)
Vaak wordt de voorstelling gegeven dat de Spaanse 'reuzenschepen' verslagen werden door Engelse en Hollandse 'notedoppen' is onjuist; de kern van de Britse vloot bestond uit schepen, die tegen de Spaanse galjoenen meer dan opgewassen waren.
DE TWEEDE ARMADA.
De tweede Armada werd in 1596 uitgerust met hetzelfde doel als de eerste. Reeds vóór het uitlopen werd zij reeds ernstig verzwakt door de Engelse-Hollandse aanval op Cadiz in juni-juli 1596.
Uiteindelijk voer zij uit in 1597 en verscheen voor de Engelse kust, doch behaalde nauwelijks resultaten.
DE DERDE ARMADA.
De derde Armada werd in 1631 uitgerust in Antwerpen. Zij bestond uit ongeveer 90 lichte platboomde vaartuigen, bemand met ongeveer 1300 matrozen en 4300 soldaten, het geheel onder bevel van markies d' Aytona. |Het doel was de verovering van de Ooltgensplaat en de zuidelijke oever van het Volkerak om zo de gemeenschap tussen Holland en Zeeland af te snijden.
Op 12 september 1631 werd zij door een Hollands eskader van ongeveer 50 platbomers onder bevel van vice admiraal Marinus Hollare op het Slaak verslagen. Vrijwel alle schepen werden vernietigd of in beslag genomen.
DE VIERDE ARMADA.
( Een Spaans driemastgaljoen uit de vierde Armada. De veranderingen waren het hoge achterkasteel wat het schip erg gevoelig maakte voor rollen.
Het schip had een lengte van 45 meter; een breedte van 15 meter en een diepgang van 6 meter. Onder volle tuigage liep het een snelheid van 8 knopen. Kon uitgerust zijn met 40 tot 60 stukken geschut en had een bemanning van 350 tot 400 koppen.)
De vierde Armada werd in 1639 in de Spaanse havenstad La Coruna uitgerust om aanvulling voor het Spaanse leger in de zuidelijke Nederlanden over te brengen. De Armada bestond uit ongeveer 75 schepen, deels gehuurde koopvaarders en andere transportschepen, met een kern van oorlogsschepen. In september 1639 verliet hde Armada de haven van La Coruna onder bevel van Don Antonio d' Oquendo, 'Almirante general' van de Atlantische Oceaan.
OP 16 september en in de nacht van 17 op 18 september leverde de Armada strijd met Hollandse eskaders, eerst alleen die onder leiding van Tromp en Witte de Wit, later ook, aan het einde van het tweede gevecht, onder dat van Joost Banckert, waar in vele Spaanse schepen ernstig werden beschadigd.
Wegens de schade besloot d'Oquendo uiteindelijk niet door te breken naar Duinkerken maar een schuilplaats te zoeken op de neutrale rede van Duins. De Armada werd daar door de voortdurend in omvang toenemende Hollandse vloot onder bevel van Tromp geblokkeerd en tenslotte op 21 oktober 1639 aangevallen en gedeeltelijk op de rede en later op zee verslagen.
Slechts 11 schepen keerden terug naar Spanje, doch een groot deel, meer dan de helft, van de meegevoerde soldaten bereikte dankzij de hulp van de Engelsen en Duinkerkers zijn bestemming.
De tweede Armada werd in 1596 uitgerust met hetzelfde doel als de eerste. Reeds vóór het uitlopen werd zij reeds ernstig verzwakt door de Engelse-Hollandse aanval op Cadiz in juni-juli 1596.
Uiteindelijk voer zij uit in 1597 en verscheen voor de Engelse kust, doch behaalde nauwelijks resultaten.
DE DERDE ARMADA.
De derde Armada werd in 1631 uitgerust in Antwerpen. Zij bestond uit ongeveer 90 lichte platboomde vaartuigen, bemand met ongeveer 1300 matrozen en 4300 soldaten, het geheel onder bevel van markies d' Aytona. |Het doel was de verovering van de Ooltgensplaat en de zuidelijke oever van het Volkerak om zo de gemeenschap tussen Holland en Zeeland af te snijden.
Op 12 september 1631 werd zij door een Hollands eskader van ongeveer 50 platbomers onder bevel van vice admiraal Marinus Hollare op het Slaak verslagen. Vrijwel alle schepen werden vernietigd of in beslag genomen.
DE VIERDE ARMADA.
( Een Spaans driemastgaljoen uit de vierde Armada. De veranderingen waren het hoge achterkasteel wat het schip erg gevoelig maakte voor rollen.
Het schip had een lengte van 45 meter; een breedte van 15 meter en een diepgang van 6 meter. Onder volle tuigage liep het een snelheid van 8 knopen. Kon uitgerust zijn met 40 tot 60 stukken geschut en had een bemanning van 350 tot 400 koppen.)
De vierde Armada werd in 1639 in de Spaanse havenstad La Coruna uitgerust om aanvulling voor het Spaanse leger in de zuidelijke Nederlanden over te brengen. De Armada bestond uit ongeveer 75 schepen, deels gehuurde koopvaarders en andere transportschepen, met een kern van oorlogsschepen. In september 1639 verliet hde Armada de haven van La Coruna onder bevel van Don Antonio d' Oquendo, 'Almirante general' van de Atlantische Oceaan.
OP 16 september en in de nacht van 17 op 18 september leverde de Armada strijd met Hollandse eskaders, eerst alleen die onder leiding van Tromp en Witte de Wit, later ook, aan het einde van het tweede gevecht, onder dat van Joost Banckert, waar in vele Spaanse schepen ernstig werden beschadigd.
Wegens de schade besloot d'Oquendo uiteindelijk niet door te breken naar Duinkerken maar een schuilplaats te zoeken op de neutrale rede van Duins. De Armada werd daar door de voortdurend in omvang toenemende Hollandse vloot onder bevel van Tromp geblokkeerd en tenslotte op 21 oktober 1639 aangevallen en gedeeltelijk op de rede en later op zee verslagen.
Slechts 11 schepen keerden terug naar Spanje, doch een groot deel, meer dan de helft, van de meegevoerde soldaten bereikte dankzij de hulp van de Engelsen en Duinkerkers zijn bestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten