maandag 19 februari 2024

NOORDPOOLGEBIED (ARCTISCHE) EXPLORATIE.

 

    HET WOORD KOMT 

    VAN HET GRIEKSE 

      ARKTOS = BEER.




ARCTICA.

Arctica was een paleocontinent dat ongeveer 2,5 miljard jaar geleden rond de tegenwoordige Noordpool lag. Het bestond uit platen die nu deel uitmaken van Canada en Siberië.
Het woord komt van het Griekse arktos = beer, waarmee het sterrenbeeld Grote Beer en vandaar het noorden wordt aangeduid.

ARCTISCHE EXPLORATIE. 

In tegenstelling tot het antarctische gebied, de Zuidpool, is het arctische bevolkt, er is flora en fauna.
In pre-historische tijden bedekte het landijs grote delen van Amerika, Azië en Europa.
Bij het smelten van het ijs trokken de dieren die op het randijs leefden mee naar het noorden en met hen de jagersvolken. Grote delen van de continenten en van Groenland liggen binnen de poolcirkel, IJsland ligt op de rand. Geen wonder dat het gebied gedurende de gehele bekende geschiedenis is geëxploreerd.




In het jaar 982 vestigde de Viking Erik de Rode zich op Groenland.
Zijn zoon Leif Erikson strak Straat Davis over en verkende de kust van Labrador; hij drong naar het zuiden door tot de Delawarebaai.
Deze kennis ging verloren.

Eerst in 1497 herontdekte John Cabot New Foundland en Nova Scotia.
Zijn zoon Sebastian ontdekte de ingang van de Hudsonbaai bij een eerste poging om de noordelijke doorvaart te vinden. Een natuurlijke route naar Azië was belangrijk voor de opkomende handelsnaties Engeland en Holland, omdat bij het verdrag van Tordesillas de paus in Rome de nieuw ontdekte gebieden in een Portugese en Spaanse invloedsfeer verdeelde. Varen rond Kaap de Goede Hoop maakte inbreuk op de Portugese rechten; een andere route bestond niet vóór Magelhaes in 1519 de naar hem genoemde zeestraat vond. 

Van links naar rechts: John Cabot en zoon Sebastian.

In de jaren 1553 tot 15556 zochten Hugh Willoughby, Richard Chancelor en Stephen Burroughs de noordelijke doorvaart.
Chancelor kwam door storm gedreven in de Witte Zee en werd uitgenodigd voor een bezoek aan de staar Ivan IV te Moskou. Dit leidde in Engeland tot oprichting van de Muscovy Company in 1555, die zich ging toeleggen op de handel met Rusland via de Witte Zee en de rivier Dwina.


                   Van links naar rechts: Hugh Willoughby. Richard Chancelor en hun route kaart.

Intussen was ook in Holland belangstelling ontstaan voor de vaart naar de noordelijke streken, maar het duurde tot 1594 voor een officiële expeditie werd ondernomen, voornamelijk met het doel de noordoostelijke doorvaart te vinden.

(Willem Barentzs.)

In 1594 voeren twee expedities onder leiding van Willem Barentsz en Cornelis Cornelisz Nay gelijktijdig uit. Willem Barentzs had opdracht benoorden Nova Zembla langs te varen. Hij ontdekte Spitsbergen, liep vast in het ijs en moest terugkeren. Nay zeilde zuidelijk langs Waygatsj, naar de Karische Zee om het Samojedenschiereiland, en niets dan open water ziende meende hij dat de route naar Azië open was en keerde huiswaarts.


In 1595 werd een nieuwe expeditie ondernomen. Cornelis May en Willem Barentsz voeren met zeven schepen naar het noorden, maar hun reis liep uit op een mislukking. Aan beide tochten werd ook deelgenomen door Jan Huyghen van Linschoten.

In 1596 voer Willem Barentzs opnieuw naar het noorden, ditmaal  met Jacob van Heemskerk. 
Deze tocht eindigde met de overwintering in 'Het Behouden Huis' op Nova Zembla. Op de terug reis naar huis in open boten stierf Willen Barentzs. Voorlopig werden verdere pogingen opgegeven.


                                                       Van links naar rechts: Jacob van Heemskerk en 'Het Behouden Huis'.

Met de klok mee: Adolf Erik Nordenskjöld. de route die hij volgde en het schip de 'Vega'.

Wel werd er een prijs uitgeloofd van 20.000 gulden voor wie de noordoostelijke doorvaart zou vonden, maar die prijs werd pas geclaimed (nooit uitbetaald) door de Zweed Adolf Erik Nordenskjöld in 1879,  die met de  'Vega' de Stille Zuidzee wist te bereiken. Echter gaven de expedities de stoot tot de opkomst van de jacht op walvissen en robben.

Naar de noordwestelijke doorvaart werd met groter vasthoudendheid gezocht.

In 1607 huurde de Hollanders, Henry Hudson, in van de Muscovy Company om met de schip de 'Halve Maan' via de Noordpool China te bereiken.
Hij ontdekte Jan Mayen Land. In 1608 probeerde hij de de noordoostelijke  doorgang te vinden maar moest wegens muiterij terugkeren.



In 1610 ontdekte hij de Hudsonbaai. Weer brak er muiterij uit, hij werd met zijn zoon en vijf bemanningsleden in een kleine boot achtergelaten.


Zijn schip, de 'Discovery' werd onder bevel van  stuurman Bylot thuisgebracht. De volgende reis van de 'Discivery' onder Bylot was zeer succesvol, vooral dank zij de kundige stuurman Baffin, Baffinbaai en Smith Sound werden ontdekt, voorts twee vaargeulen die Jones Sound en later Lancaster Sound werden genoemd. 
Via Smith Sound zou veel later de Noordpool worden bereikt; via Lancaster Sound de noordwestelijke doorgang gevonden. Hiermee werd het zoeken naar de noordwestelijke doorvaart opgegeven; walvisvaarders doorkruisten de noordelijke zeeën maar hielden hun kennis omtrent routes en visgronden voor zich.

In 1721 leidde een Noorse predikant, Hans Edge (links), een expeditie die naar vergeten Noorse kolonisten op Groenland zocht.
Hij werd de grondlegger van het moderne Deense Groenland.

In 1745 en nog eens in 1776 loofde de Britse Admiraliteit een prijs uit van 5000 pond voor wie de 89e breedtegraad bereikte en van 20.000 pond voor wie de noordwestelijke doorvaart vond.

Na de Napoleontische oorlogen had de Britse Admiraliteit een groot surplus aan schepen, kundige officieren en manschappen. Ontdekkingsreizen beschouwde men als een goede training.

In  1818 voeren twee schepen uit onder John Ross. Ross was van mening dat bergen hem de weg versperden tegenover Lancaster Sound, hoewel zijn tweede man Edward Perry meende dat er een doorvaart was. Het jaar daarop had Parry het commando, hij ontdekte Straat Barrow en Melville Sound. Hij werd tot overwinteren gedwongen. Parry deed nog twee reizen om de noordwestelijke doorvaart te vinden, zonder resultaat. Bij de laatste moest hij tweemaal overwinteren.
Hij ondernam in 1827 een poging om de Noordpool te bereiken, met speciaal gebouwde amfibieboten over het pakijs. Hij bereikte een breedte van 82 graden 45 minuten Noord, 700 kilometer van de pool.

Van links naar rechts: John Ross, Edward Parry en James Clark Ross.

John Ross wilde zijn reeds genoemde vergissing hetstellen en rustte in 1829 een particulier gefinancierde expeditie uit. Zijn schip de 'Victory' was het eerste met stoommachines uitgeruste schip bij poolexpedities.

Zijn neef James Clark Ross had het commando. De machine bleek van weinig nut, werd gesloopt en overboord gegooid.
het schip werd bij Somerset eiland ingesloten. Na twee jaar verliet men het schip en reisde per slede verder. Ze vonden voedsel in een schip dat Parry negen jaar eerder had achtergelaten.
In mei 1831 ontdekte Ross de magnetische noordpool, in augustus 1833 werden ze opgepikt door een walvisvaarder in Lancaster Sound en voeren naar Engeland waar men hen al had opgegeven.


De meest opzienbarende expeditie werd die onder Sir John Franklin met de 'Erebus' en de 'Terror'.
De schepen met 129 koppen waren van alle luxe voorzien en hadden proviand voor drie jaar aan boord, sleden ontbraken echter. De schepen werden het laatst gezien door een walvisvaarder in Lancaster Sound, daarna hoorde men niets meer.
Na drie jaar begon men ongerust te worden over hun lot. Na vijf jaar loofde de Admiraliteit een prijs uit van 20.000 pond aan hem die de schepen vond en de bemanning rede. Niet minder dan 40 expedities zijn opgezet om het raadsel te ontsluieren. Eén van deze hulpexpedities, onder McClure (1850-1854), slaagde er voor het eerst in de noordwestelijke doorvaart geheel te volbrengen. 

Eerst in 1858 kreeg men volkomen opheldering over Franklin door de expeditie van Leopold McClintock met het oude stoomjacht de ´Fox´.
Men vond een brief van Franklin, relikwieën, lijken van vele mannen, gestorven op hun tocht zuidwaarts aan scheurbuik en uitputting.
Deze expedities leverden grote kennis omtrent reizen in de poolstreek.
Men leerde met sleden en honden omgaan, kleding en leefgewoonten nam men over van de Eskimo's. Het bereiken van de pool werd nu het doel.

In 1875 penetreerde Sir Georg Nares (rechts) met de schepen 'Discovery' en de 'Alert' in de nauwe zeestraat tussen Ellesmere Eiland en Groenland; een van de schepen overwinterde op 83 graden 20 minuten N.Br.

In 1880 poogde de Amerikaan De Long met het schip 'Jeanette' door de Beringstraat naar de Atlantische Oceaan te varen. Noordelijk van Wrangel Eiland vroor zijn schip vast in het ijs. In twee winters dreef het 400 mijl met het ijs voor het verloren ging. De helft van de bemanning bereikte de monding van de Lena.

In 1882-1883 kwam het wetenschappelijk onderzoek internationaal op gang. Van 12 stations uit werden waarnemingen gedaan, die vele belangrijke gegevens opleverden. In 1884 werden voorwerpen en wrakhout van de 'Jeanette' op de zuidwestelijke  kust van Groenland gevonden. Ook bleek het ij op de oostkust van Groenland plantenresten uit Oost-Siberië te bevatten.

Dit bracht de Noor Fridtjof Nansen op het idee dat er een stroom van uit de Beringstraat via de pool naar de oostkust van Groenland moest lopen.
Drijvend op het ijs zou de pool te bereiken zijn. Het schip de 'Fram' werd speciaal voor dit doel gebouwd, een aalglad en taps schip dat door het ijs omhoog werd gedrukt inplaats van verpletterd.
In 1893 voer hij uit met 13 man, zeilde naar het eiland Kotelnoj en liet zich op 23 september invriezen op 78 graden 30 minuten N.Br. In het eerste jaar bracht hij het tot 84 graden noord, in het tweede realiseerde Nansen zich dat de drift hem niet tot de pool zou brengen, dus volvoerde hij zijn tweede plan.


Samen met Frederik Johansen trok hij met hondensleden en kayaks in de richting van de pool. Toen hij deze op 215 mijl (86 graden, 13 minuten, 16 seconden N.Br. ) genaderd was moest hij keren.
Met grote moeite bereikten ze het noordelijke eiland van de Frans Joseph-groep. In het voorjaar trokken ze met hun sleden zuidwaarts, werden opgepikt door een Britse expeditie en in Vadso aan land gezet.
Inmiddels was de 'Fram' losgekomen uit het ijs en zeilde naar Tromsò waar ze in 1896 een paar dagen na Nansen arriveerde.


In 1903 leidde een andere Noor, Ronald Amundsen een kleine expeditie van zes man die met het schip de 'Gjöa' de noordwestelijke doorvaart volbracht.
Ze overwinterden tweemaal bij King William Eiland, eenmaal aan de mond van de Mackenzierivier en arriveerden in 1906 in San Francisco.




Eerst in 1909 op 6 april slaagde Ronald Edwin Peary er in de pool te bereiken na acht pogingen in 23 jaar. Hij voer met de 'Roosevelt', een door hem ontworpen schip, uitgerust met stoommachines van 1000 pk.
Toen zijn schip invroor zette hij de reis met hondensleden voort over een afstand van 660 kilometer.
Hij vond wat man vermoedde, dat de pool zich in een diepe zee bevond.


De volgende periode van het poolonderzoek werd meest met behulp van vliegtuigen en luchtschepen uitgevoerd.
In 1926 vloog Admiraal Byrd over de pool terwijl Amundsen en Lincoln Elisworth met een luchtschip van Spitsbergen naar Point Barrow vlogen.
Twee jaar later verongelukte het luchtschip 'Italia' onder 'Nobile' op de terugweg. Tegenwoordig is vliegen over de pool een routine kwestie voor alle grote luchtvaartmaatschappijen.

Van links naar rechts: USS 'Nautilus' (SSN-571) en Russische ijsbreker 'Krassin'.

Belangrijke feiten uit de jongste geschiedenis zijn het opereren van reusachtige Russische ijsbrekers als de 'Krassin' en in 1958 de tocht van de atoomkracht gedreven Amerikaanse onderzeeër 'Nautilus' onder het ijs naar de pool. Sinds 1967 is een zeeweg door de noordoostelijke doorvaart opengesteld. Russische ijsbrekers liggen klaar om de schepen te begeleiden, de gehele route ie bebakend, er is fototelegrafische apparatuur die onmiddellijk de toestand van het ijs weergeeft. Ten behoeve van buitenlandse zeelieden zijn 'instructies voor de vaart volgens de noordelijke zeeweg' uitgegeven, waarin kaarten en hydrometeorlogische karakteristieken van de poolzee zijn opgenomen.


In september 1969 slaagde de tanker 'Manhattan'van 150.000 ton er in van Philadelphia via de noordwestelijke route Alaska te bereiken, waarmee de mogelijkheid van het olietransport langs deze weg werd aangetoond.
De 'Manhattan' werd voor dit doel uitgerust met een speciale ijsbrekersboeg.



Het onderzoek naar het Noorpoolgebied is nooit stil komen te liggen, vooral vanwege de klimaat- verandering. 
Enorme stukken ijs  breken in groot tempo af van de ijskap. Het ijs dat Groenland bedekt en de gletsjers krimpt in groot tempo, daar waar vroeger ijs lag bloeien nu bloemen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten