HET SYMBOOL VAN DE SCHEEPVAART. (3)
( Een gecombineerde anker- en trossenspil op het voorschip van een mammoettanker.)
ANKER IS RECHT OP EN NEER.
Bij het opgaan van het anker wordt door de ankerlier de ketting binnen gehaald.
Er wordt niet achteloos aan de ketting getrokken om deze binnen te halen, maar er wordt steeds met zeer langzaam machine vermogen mee gevaren, om te voorkomen dat er te grote krachten op de ketting komen te staan en deze zou kunnen breken.
Op een zeker moment zal aan de brug worden door gegeven dat de ankerketting "recht op en neer" staat. Hierna wordt de machine gestopt en kan het anker uit de grond worden gebroken.
Zodra dan de ketting verticaal naast het schip in het water hangt is het schip varende en kan de machine volledig ingezet worden voor de voortstuwing van het schip.
Bij een moderne ankerlier zoals hierboven afgebeeld kunnen alle delen van het werktuig onafhankelijk van elkaar in werking worden gesteld. De ankerketting komt binnen via het kluisgat en loopt via de goot van de kettingstopper over de kettingrol of nestenschijf. In deze kettingrol zijn uitsparingen waarin de schalmen van de ketting passen, waardoor er meer grip is op de ketting bij het inhieuwen ervan.
Van de kettingrol valt de ketting via de kettingkoker in de kettingbak.
Naast de kettingrol bevindt zich een trommel waarop een remband is aangebracht. Ligt het schip nu ten anker dan wordt deze bandstoppen aangedraaid om de ketting vast te houden. Dit wordt ook gedaan als de ketting met anker volledig zijn binnen gehieuwd. Een dergelijke bandstopper is ook aangebracht op de staaldraad trommels voor het meren van het schip.
De ketting stopper is voorzien van een zwaargewicht. Is nu de anker volledig thuis gehieuwd dan laat men het gewicht achten een schalm vallen waardoor de ketting niet meer kan zakken.
Tijdens de vaart trilt een schip en bij slecht weer kan het hevig schokken tegen de golven waardoor het gewicht van de ankerstopper los kan schieten uit zijn positie. Om nu het uitlopen van de ketting tijdens de vaart te voorkomen wordt deze met behulp van een stalenstrop en spanner geborgd aan de dichtst bijzijnde bolder op het dek.
Kluisgat en kettingkoker worden met een stalenschuif afgedicht en bij een oceaan oversteek vak volledig gedicht met cement.
ANKEREN.
Een anker laten vallen of zakken met de bedoeling het schip hiermede aan de bodem van het vaarwater vast te leggen.
Bij het naderen van de ankerplaats wordt de ketting alleen nog vast gehouden door de bandstopper. Wordt deze losgedraaid dan zal door de schuine stand van de ankerkluis en het gewicht van het anker, deze met ketting vallen.
Het laten vallen vallen wordt niet altijd zonder meer toegepast en is afhankelijk hoe hoog het anker zich boven de waterspiegel bevindt.
Vaart nu bijvoorbeeld een tanker in ballast dan zal de hoogte tot de waterspiegel soms meer dan 10 meter bedragen. Laat men nu het anker vallen dan ken het mogelijk zijn dat door de kracht waarmee het op het wateroppervlak terecht komt de vloeien afbreken. In een dergelijke situatie wordt het anker 'uitgepompt' tot net boven de waterspiegel.
Bij het naderen van de ankerplaats word het schip door achteruit te slaan met de machine eerst stil gelegd.
Heeft men nu voldoende ketting uitgebracht bij het ankeren dan wordt er weer achteruit gevaren om het anker grip te geven in de bodem.
ANKERBAL.
Een in de scheepvaart internationaal symbool dat het schip ten anker ligt.
Het is een zwart geschilderde bal van 61 centimeter middellijn en wordt gevoerd op het voorschip of in een van de hoogste, bijvoorbeeld de radarmast, mast van het schip zodat het goed zichtbaar is.
In vroegere tijden gebruikte men hiervoor een van rotan gevlochten bol die zwart geschilderd was. Heden ten dage zijn het vier scharnierende metalen of kunststof schijven, indien uitgeklapt, op een bol lijken. Ingeklapt neemt dit soort bol weinig ruimte bij het opbergen.
Bij nacht wordt er het ankerlicht gevoerd in de hoogste mast van het schip.
ANKERGROND.
Dit is bodem die geschikt is om een schip op te ankeren. Goede ankergronden op de rede van een land worden aangegeven op de zeekaarten of zijn vermeld met positie in de zeemansgids.
Het is duidelijk dat er niet overal zomaar kan worden geankerd. Men dient rekening te houden met de ligging van onderzeese telefoon- of spanningskabels en gebieden waar explosieven in zee zijn gestort.
Een goede ankerplaats word bepaald door de ondergrond zelf: klei, modder en grof zand vormen een goede houvast. Bij grind en fijn zand bestaat de kans dat het anker gaat krabben.
Dit krabben houd in; dat het anker niet houdt en schokgewijs verplaatst wordt over de zeebodem. Dit kan men zien als de ankerketting beurtelings strak komt te staan.
Rots en koraalgrond geven het minste houvast om te ankeren omdat de vloeien zich hierin niet kunnen vastzetten. Mocht dit dan toch gebeuren in een rotsrichel dan bestaat vaak de kans dat men het anker niet meer los krijgt en men de ketting moet kappen.
ANKERGELD.
Ankergeld wordt ook wel havengeld genoemd. Dit is het bedrag dat een schip ,per dag moet betalen aan de haven autoriteiten. Het bedrag is afhankelijk van de grootte van het schip.
De havengelden welke per ton betaald moeten worden kunnen per haven sterk uiteenlopen. Dit bedrag moet voldaan worden in internationaal gangbare valuta.
Concurrentie tussen verschillende grote wereldhavens kunnen een belangrijke invloed hebben waar de lading te lossen, bijvoorbeeld in Antwerpen of in Rotterdam.
HOEVEEL ANKERS ?
In principe zij alle schepen uitgerust met twee ankers geplaatst voor aan de boeg van het schip.
Soms kan het voorkomen dat een schip een derde anker heeft op het achterschip, het zogenaamde hekanker. Dit anker is kleiner dan de ankers op het voorschip.
Er is een tijd geweest dat schepen een reserve anker aan boord hadden. Dit stond op een speciale stalen fundatie vast op het hoofddek vastgezet met beugels tegen het schot van de bak of lag op een fundatie op het hoofddek vastgebout.
( Op de bovenste afbeelding is duidelijk te zien hoe groot een anker is vergeleken bij een volwassen mens.)
Een reserve anker werd als alles goed ging nooit gebruikt en ging met het schip uiteindelijk mee naar de sloopwerf. Maar had men het nodig omdat men een anker had verloren bij het inhieuwen, dan was het voor de opvarenden zo goed als onmogelijk dit enorme gewicht te verplaatsen en met de weer daaraan bevestigde ankerketting overboord te zetten.
Dergelijke werkzaamheden werden met een kraan op een ponton gedaan of bij een scheepswerf. Een schip is verplicht een haven aan te doen met twee bruikbare ankers.