LIER (Frans: LIERRE)
Lier ligt in de Kempen in de provincie Antwerpen, ten zuidzuidoosten van de stad Antwerpen, aan de samenloop van de twee riviertjes: de Grote Nete en de Kleine Nete.
Lier wordt "de poort der Kempen" genoemd en kreeg vroeger de bijnaam Lierke Plezierke.
De patroonheilige van de stad is Gummarus en de bijnaam voor een inwoner van Lier is "schapekop".
De stad is onderverdeeld in vijf hoofdwijken waarvan er drie werden genoemd naar de vroegere stadspoorten: Leuvenpoort, Mechelpoort en Lisperpoort. De vierde wijk is het oude stadscentrum en de vijfde is de vroegere deelgemeente Koningshooikt.
Het oude raadhuis uit 1367 werd oorspronkelijk gebouwd als lakenhal; hierin werd ook het stadsmagistraat ondergebracht. In 1418 verhuisde men de lakenhal naar het vlakbij gelegen Vleeshuis en fungeerde het gebouw voortaan uitsluitend als stadhuis. Na eeuwen gebruik en weinig onderhoud werd het gebouw in de 18e eeuw hersteld. Men ging toen zo grondig te werk, dat het bijna een volledig nieuw gebouw werd, waarbij enkel de zijgevels nog gedeeltelijk authentiek zijn. Het in Brabantse rococo opgetrokken raadhuis is een van de zeldzame voorbeelden die in deze bouwstijl vervaardigd zijn. Het sobere geheel, gebouwd met Balegemse wit steen en Doornikse blauwe hardsteen wordt verlevendigd door het vooruitspringen van het middengedeelte. De middenpartij wordt bekroond door een driehoekig fronton waarop het Lierse stadswapen is afgebeeld. De voorpui werd in 1742 geplaatst. Op de voorgevel is een rozet aangebracht welke de hoogte aanduidt van de zeespiegel, namelijk 6 meter.
De toren waartegen de lakenhal is gebouwd, stond er al eerder en deed dienst als belfort en behoort dan ook eigenlijk niet tot het stadhuis.
Het juiste bouwjaar van de Zimmertoren is niet precies bekend, maar ligt ergens voor 1425. De toren is het resultaat van het verbouwen van de middeleeuwse Corneliustoren die een deel was van de eerste omwalling van de stad Lier. De toren werd in 1812 aangekocht door het gemeente bestuur, maar na de Eerste Wereldoorlog waren er plannen om de toren te slopen.
In 1928 schonk de klokkenmaker Zimmer de stad Lier een uurwerkmechanisme (de Jubelklok) dat diverse tijden, kosmische en andere periodieke verschijnselen aangeeft. Met bracht het uurwerk onder in de oude Corneliustoren die daarvoor werd verbouwd en sindsdien de Zimmertoren wordt genoemd.
Deze klok bevat onder meer een van de traagst bewegende mechanische wijzers ter wereld ( één omwenteling per 25.800 jaar als aanduiding van de precessie van de aarde. Later breidde Zimmer het geheel uit met een planetarium. Voor dit fraaie stukje vakwerk kreeg hij zelfs de complimenten van Albert Einstein.
Een wandeling door de oude binnenstad is zeer aan te bevelen en ook het Begijnhof uit de 13e eeuw doet de tijd even stilstaan.