dinsdag 1 mei 2018

OLIESTOKER; WAT IS DAT?

ZWARE OLIE ALS BRANDSTOF 

IN PLAATS VAN STEENKOLEN.


OLIESTOKER.

De uitdrukking oliestoker dateert uit de tijd dat en nog schepen waren, waarvan de stoomketel werd gestookt met steenkolen en andere waren overgegaan op het stoken van olie.

Voordelen hiervan zijn: 
1. Hogere verbrandingswaarde; 
2. Eenvoudige bediening dus minder personeel; 
3. Gemakkelijke regeling van de stoomproductie bij het manoeuvreren; 
4. Minder roetvorming in de ketelinstallatie; 
5. Hoger rendement door gelijkmatige verspreiding van de hitte in de vuurgangen of vuurhaard; 
6. Geen vorming van as en sintels, dus geen vuren schoonmaken en aswippen.
7. Gemakkelijk aansteken en doven van de vlam bij tijdelijk gestopte voortstuwingsmachine;
8. Gemakkelijk te laden in de brandstoftanks zonder stof.
9. Gemakkelijke berging in grote hoeveelheid.
10. Geen roosterbaren met slijtage en vernieuwing hiervan.
11. Minder rookvorming.

Met opkomst van de oliestook aan boord van de stoomschepen, verdwenen ook het grote aantal schoorstenen die zwarte rookwolken uitbraakten.


Het aan boord nemen van de stookolie (bunkeren) kan op twee manieren geschieden: via aan walinstallatie of via een bunkerscheepje (lichter).
Bij tankschepen mag dit alleen als het schip haar lading heeft gelost en alle open verbindingen met de ladingtanks zijn gesloten. Bij vracht- of containerschepen gebeurt dit gewoon tijdens het laden of lossen van de lading.

In het volgende schema gaan we uit van een  waltank of een lichter tot aan de olistookinstallatie:


A. Het olie laadstation aan de wal of uit een lichter.
B. Voorraadbunker aan boord. Meestal twee op het achterschip en twee op het voorschip, waarvan een aan bakboord zijde en een aan stuurboordzijde. Ook bestaat bij sommige schepen de mogelijkheid de brandstof in de dubbelbodems op te slaan.
C. Transportpomp.
D. Dag- of bezinktanks (settlingtanks).
E. Zuigfilter.
F. Brandstofpomp.
G. Brandstofvoorwarmer.
H. Persfilter.
J. Oliebranders met luchtregisters. 
note; Tussen de brandstofvoorwarmer en de oliebranders is een hogedruk brandstofpomp geplaatst.
Alle filters, voorwarmers en pompen zijn dubbel uitgevoerd.

Alle tanks en bunkers zijn voorzien van stoomverwarmingsspiralen, die de olie op een dusdanige temperatuur houden dat ze voldoende vloeibaar is om te kunnen verpompen.
Met een transportpomp wordt de olie vanuit de bunker naar de bezinktanks gepompt, waarvan er meestal twee zij geïnstalleerd en in feite in de bunkertank hangen. Deze tanks moeten regelmatig worden afgetapt om er zeker van te zijn dat er geen water in aanwezig is.
Van de bezinktanks wordt de olie verpompt naar de dagtank, waarvan soms ook twee aanwezig en de afmetingen dusdanig zijn dat zij het brandstofverbruik voor een etmaal kunnen bevatten.
Al deze tanks worden regelmatig op water gecontroleerd. Dit water kan meegevoerd zijn in de te nemen brandstof of door een lekkage in het verwarmingssysteem in de tank.
De dagtanks worden om beurten leeggezogen door de stookpompen. Is de dagtank zo goed als leeg , dan wordt er overgegaan op de andere dagtank na controle of er geen water in zit, waarna de lege dagtank weer wordt opgevuld uit de bezinktank. Door het verwarmen van de brandstof, tussen de 50 en 60 graden C. zal de olie zich verdunnen en het vocht wat erin zit naar de bodem van de tank zakken.


(Een ketelfront met vier automatische branders.)


Uit de dagtank wordt, door een zuigfilter, de brandstof door de stookpomp door de voorwarmer gepompt waarna deze een temperatuur heeft van tussen 120 en 160 graden C., hierdoor kan ze goed dun vloeibaar de branders in het ketelfront bereiken.
Deze branders (verstuivers) zijn zodanig ingericht dat ze de brandstof, vermengd met lucht of stoom, in fijn verdeelde toestand in de ketel spuiten. Daartoe zijn ze centraal geplaatst in een luchtregister, dat de doelmatige luchttoevoer regelt. Van de verstuivers zijn de drie belangrijkste uitvoeringen: de drukverstuivers, de stoomverstuivers en de mechanische verstuivers.

(Drukverstuiver.)

Bij de drukverstuiver wordt de brandstof door de houder, een ronde stalenpijp, en de verdeelplaat, door middel van tangentiaal aangebrachte sleuven in de wervelkamer gevoerd. Hierin wordt de olie in snelle rotatie gebracht, om tenslotte door het spuitgat, in fijn vernevelde toestand in de vuurhaard te worden gespoten.
Bij stoomverstuivers worden stoom en olie gescheiden in de meng- en wervelkamer toegevoerd. Hier worden stoom en olie met elkaar vermengd, om daarna door de spuitkop in fijn vernevelde toestand in de vuurhaard geblazen te worden. Wordt nu de brander terug getrokken uit zijn werkende positie, bij te veel stoomproductie, dan spuit de stoom de verstuiver schoon.
De mechanische brander bestaat uit een trommel waarin de olie wordt toegevoerd. Deze trommel wordt door een lucht turbine of elektromotor in snelle rotatie gehouden. Aan de rand van de trommel gekomen, wordt de olie in fijne druppels in de vorm van een kegel afgeworpen. De verbrandingslucht ontvangt van schoepen een draaiing, tegengesteld aan die van de trommel.

het ontsteken van de brandstof in de vuurhaard geschiedde vroeger met een toorts. Tegenwoordig wordt dit elektrisch gedaan. De branders kunnen bij eventuele verstopping gemakkelijk in hun geheel worden vervangen om schoongemaakt te worden. Hiervoor zijn op de stookplaats altijd enige reserve branders aanwezig. Het trekken van de branders geschiedde vroeger met de hand, maar dat gaat tegenwoordig mechanisch.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten