zaterdag 20 januari 2018

RIJN; RIVIER IN WEST-EUROPA.

   DE BELANGRIJKSTE

      VERKEERSADER 

     OVER WATER VAN 

        WEST-EUROPA.


DE RIJN.

De Rijn; in het Duits 'Rhein', Frans 'Rhin' en vroeger in het Oud Nederlands 'Rhijn', is met een lengte van 1233 kilometer de langste rivier van West-Europa. De rivier behoort tot het stroomgebied van de Noordzee en heeft een totale oppervlakte van 224.400 km².
De Rijn stroomt door; Zwitserland, Liechtenstein, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Dagelijks stroomt er, buiten regen en sneeuw perioden, gemiddeld 2.200 m³ water per seconde door deze rivier naar zee.
In Duitsland spreekt men ook over "Vader Rijn", die zijn drie Rijndochters het Rijngoud toevertrouwde om te beschermen. Het is een opera van Richrrd Wagner.

LOOP VAN DE RIVIER.


(Paradiegletsjer in Zwitserland.)

De Rijn ontstaat in Graubünden  op de 2,27 km lange Paradiegletsjer in de Leponische Alpen van Zwitserland op een hoogte van 2216 meter. Men spreekt hier van de Achter Rijn welke een lengte heeft van 61 kilometer.
De Voor-Rijn die zich samenvoegt met de Achter-Rijn ontspringt op 2435 meter hoogte uit het Tomameer in de buurt van de Oberalp-pas.
Het meer heeft een oppervlakte van 25 ha. en wordt als de bron van de Rijn gezien. De Achter- Rijn stroomt in het begin in noordelijke richting en neemt bij Thusis de rivier de Albula op om daarna de Voor-Rijn op te Nemen., die door een breed dal stroomt. Bij de samenvloeiing ligt de plaats Reichenau. Met een boog stroomt de Rijn dan in noordelijke richting door een steeds breder wordend dal. Beneden St. Margarethen (450 m) mondt de Rijn uit in het Bodenmeer. Om overstromingen te voorkomen is hier de loop gereguleerd in de periode van 1892 tot 1923. Bij de stad Konstanz verlaat de Rijn de Obersee. Hier begint de kilometering met km 0 bij de brug van Konstanz.



                                                       (Waterval bij Schaffhausen.)

Na 4 kilometer stroomt de Rijn in de Untersee, om deze te verlaten na 22 kilometer te verlaten bij Stein. Van Stein stroomt de Rijn in zig-zagloop in de westelijke richting door de brede lacune tussen de Zwitserse en Zwabische Jura en langs de zuidrand van het Zwarte Woud en vormt daar grotendeels de grens tussen Zwitserland en Duitsland. Bij Schaffhausen bevindt zich de grootste waterval van West-Europa met een valhoogte van ongeveer 25 meter en een breedte van 150 meter
Tussen Stein en Bazel zijn sedert 1898 over een afstand van 140 kilometer met een hoogte verschil van 150 meter elf stuwen met elektrische waterkrachtcentrales aangelegd, die tezamen ongeveer 4,5 miljard kWh per jaar produceren.

(De stroom van de Rijn.)











(De samenvloeiing van de Aare en Rijn bij Koblenz CH.)

Bij Koblenz in Zwitserland (km 102) neemt de Rijn links de Aare op, de langste puur Zwitserse rivier die zeer waterrijk is, en ter plaatse van de samenvloeiing breder is dan de Rijn.
Bij de stad Rheinfelsen ( km 149,2) wordt de Rijn voor het eerst bevaarbaar voor schepen met een maximum tot 1300 ton.
De stuwen bij Augst (km 155,6) en Birsfelden zijn voorzien van enkele schutsluizen met een schutlengte van respectievelijk 90 en 180 meter en een breedte van 12 meter.



Bij Bazel buigt de Rijn zich in Noordelijke richting en stroomt door een zzw-nno gesterkte brede laagte, de Bovenrijnse laagvlakte, tussen het Zwarte Woud en de Vogezen.
Tussen Bazel en Straatsburg bedraagt het hoogte verschil over een afstand van 127 kilometer ongeveer 110 meter, waardoor de stroomsnelheid groot is en de bevaarbaarheid gering.
Op grond van enige artikelen van het verdrag van Versailles, dat in 1918 na WO-I tussen de oorlogvoerende partijen gesloten werd, kreeg Frankrijk het recht op eigen gebied, westelijk van de Rijn, enige kanalen aan te leggen die door het water van de Rijn gevoed zouden worden en zowel ten dienste van de scheepvaart zouden staan als benut zouden worden voor de opwekking van elektriciteit. 
Bij Mulhouse werd het kanaal tussen de Rhône en de Rijn aangelegd, bij de stad Colmar een verbinding met de Rijn en een lateraal kanaal van de Rijn naar Straatsburg.
Van Zwitserse en Duitse zijde was er grote belangstelling voor het bevaarbaar maken van dit traject door een regulering van de rivier. De Centrale-Rijnvaartcommissie keurde in 1925 beide projecten goed; in 1929 werd tussen Zwitserland en Duitsland een verdrag tot uitvoering van de regulering gesloten. Zwitserland droeg 60% en Duitsland 49% van de kosten. In 1936 waren de werkzaamheden voltooid en was geregelde scheepvaart naar Bazel mogelijk.



                                                                    (Rijn bij Bazel.)

Inmiddels bouwde Frankrijk van 1929 tot 1932 ongeveer 5 kilometer stroomafwaarts van Bazel bij Kembs de eerste stuw met een waterkrachtcentrale en twee sluizen voor de scheepvaart, respectievelijk 185 en 100 meter lang en 25 meter breed, van het geprojecteerde laterale Grand Canal d' Alsace.


Eerst na WO-II werd de aanleg voortgezet met de bouw van de installaties bij Ottmarsheim (1952), Fessenheim (1956), Vogelgrün (1959), Marckolsheim (1960), Rhinau-Sundhouse (1963), Gerstheim (1967) en Straatsburg (1970).
De totale productie van de acht waterkrachtcentrales bedraagt 7 miljard kWh.
De sinds 1952 gereedgekomen stuwen zijn elk voorzien van twee scheepvaartsluizen van 185 meter lengte en respectievelijk 24 en 12 meter breedte.
De breedte van het vaarwater varieert van 150 meter tot 300 meter, de diepte van 6,75 meter tot 8,50 meter. Het Grand Canal d' Alsace loopt van Bazel tot Vogelgrün parallel aan de Rijn.

Op verzoek van de regering van de West-Duitse Bondsrepubliek werd bij later stuwen afgezien van de bouw van een volledig lateraal kanaal, om uitdroging van het Duitse oeverland te voorkomen, en werd het water na het passeren van de stuwen in de oorspronkelijke Rijnbedding teruggeleid.
Even stroomafwaarts bij Straatsburg maakt het Marne-Rijnkanaal aan de linkeroever verbinding met de Rijn. Dit Kanaal dateert uit het begin van de 19e eeuw.
Stroomafwaarts van Straatsburg worden krachtens een in 1969 gesloten overeenkomst tussen Frankrijk en de West-Duitse Bondsregering nog twee stuwen gebouwd bij Gambsheim (km 308) en Iffezheim (km 331), die respectievelijk  in 1974 en 1977 in gebruik werden genomen. De dubbele scheepvaartsluizen hebben elk een lengte van 270 meter en een breedte van 24 meter. 


(De rivier Neckar.)

Tussen Straatsburg en Mannheim werd de Rijn tussen 1818 en 1876 gereguleerd volgens de plannen van de overste Tulla. Talrijke meanders werden afgesneden, waardoor vele dode Rijnarmen ontstonden. Van 1907 tot 1916 werden  verdere verbeteringen in de rivierloop aangebracht om de bruikbare vaardiepte te vergroten en de waterafvoer te verbeteren.
Bij Mannheim neemt de Rijn rechts de Neckar op, die over een lengte van 200 kilometer tot Plochingen, 14 kilometer van Stuttgart gekanaliseerd is. Bij Mainz stroomt rechts de Main in de Rijn. 



De Main is tot Bamberg gekanaliseerd over een lengte van 386 kilometer; vandaar is een kanaal aangelegd dat Neurenberg sinds 1972 met de Main verbindt, als onderdeel van het Rhein-Main-Donau-Kanaal, dat omstreeks 1980 een doorgaande binnenscheepvaartverbinding van de Noordzee met de Zwarte Zee mogelijk maakt.
Bij Biebrich buigt de Rijn zich in westelijke richting om de het Taunus gebergte heen tot Bingen, waar hij weer naar het noorden ombuigt. De rivier bereikt tussen Mainz en Bingen een breedte van 500 tot 800 meter.


(De Muizentoren op het eilandje in de Rijn en burcht Ehrenfels bij Bingen.)

Van Bingen tot Bonn stroomt de Rijn door het Rijnleisteenplateau. De rivier heeft hier een scherp ingesneden, in het algemeen nogal nauw dal met op verschillende plaatsen stroomversnellingen.
Tussen Bingen en Assmannshausen vormde het Binger Loch sinds oudsher een hindernis voor de scheepvaart. Een rug van kwartsiet doorsnijdt bij kilometer 530,7 de Rijnstroom en vormt als het ware een stuw, waarvan bij lage waterstanden gedeelten boven water zichtbaar worden. De opening tussen de rotsen bij de rechter oever werd tussen 1830 en 1832  van 9 meter  op 23 meter gebracht, Van 1850 tot 1860 werd langs de linker oever een afzonderlijke doorgang, het Neue Fahrwasser, vrijgemaakt, die tussen 1925 en 1932 verder verbeterd werd. Van 1893 tot '94 werd de doorgang in het Loch verwijd tot 30 meter.



                                                                (Binger Loch.)

Het is voor schippers die in dit deel van de Rijn niet bekend zijn om een loods aan boord te nemen om het Loch te passeren.


(Samenloop van de Moezel en de Rijn bij Koblenz D.)

Bij Konlenz (km 592) stroomt de Moezel in de Rijn. De Moezel is gekanaliseerd tot voorbij Metz over een afstand van ongeveer 300 kilometer en bevaarbaar voor schepen tot 1350 ton.
Aan de linker zijde van de Rijn wordt bij Sinzig de rivier de Ahr opgenomen, aan de rechterzijde bij Lahnstein de Lahn, bij Ierlich de Wied en bij Monsdorf de Sieg.
Bij Köningswinter reiken de uitlopers van het Rijnse leisteengebergte nog tot de oevers van de Rijn (Zevengebergte met Drachenfels); van dit punt af stroomt de rivier als brede, machtige stroom met grote bochten als de Beneden-Rijn naar de mondingsdelta. 



                                                    (Panorama stad Keulen en de Rijn.)

Aan de oevers liggen de steden Keulen, Krefeld-Uerdingen, Neus, Düsseldorf en Duisburg, met grote industrie gebieden met ijzer- en staalindustrie, chemische- en voedingsmiddelenindustrie, raffinaderijen). Bij Duisburg-Ruhrort wordt aan de rechteroever de gekanaliseerde Ruhr opgenomen. Tevens begint daar het Rijn-Hernekanaal, dat de Rijn verbindt met het Dortmund-Emskanaal.
Bij Wesel stroomt de Lippe in de Rijn en begint het Wesel-Dattelnkanaal, een tweede verbinding tussen de Rijn en het Dortmund-Emskanaal.


Bij Lobith-Tolkamer stroomt de Rijn het Nederlands grondgebied binnen. Hij wordt daar Boven-Rijn genoemd.
Bij Pannerden splitst de Rijn zich in de Waal en de Neder-Rijn die respectievelijk 2/3 en 1/3 van de waterafvoer opnemen. De Waal stroomt voorbij Nijmegen, Tiel, Zaltbommel en Gorinchem en verandert van naam bij Woudrichem, waar tot 1904 de Maas met de Waal samenvloeide. Bij Tiel mondt het Amsterdam-Rijnkanaal in de Waal uit. Aldaar zijn in het kanaal twee schutsluizen, respectievelijk 260 meter lang en 24 meter breed, en 350 meter lang en 18 meter breed.


(Luchtfoto van Dordrecht.)

Als Boven-Merwede gaat de rivier verder tot Werkendam waar een zijtak de, Nieuwe Merwede, zuid-westwaarts stroomt naar het Hollands Diep.
De hoofdrivier stroomt als Beneden-Merwede tot Dordrecht waan een tak , de Noord noordwaarts gaat en de Oude Maas westwaarts.
Vanaf het kruispunt Noord-Lek (km 985' verandert de naam in Nieuwe Maas tot de Koningsbrug in Rotterdam )km 1000' en vandaar, tot de monding in de Noordzee (km 1033), in Nieuwe Waterweg.
Bij Westervoort takt de IJssel van de Neder-Rijn  af. Bij Wijk bij Duurstede, verandert de naam in Lek. De twee sluizen, waardoor het Amsterdam-Rijnkanaal toegang heeft tot de Lek hebben de zelfde afmetingen als de sluizen bij Tiel. Bij Driel, Amerongen en Hagenstein zijn stuwen in de rivier gebouwd, met schutsluizen van 260 meter lang en 18 meter breed, met een tweedelig doel: vermeerdering van de watertoevoer naar de IJssel en het IJsselmeer, als zoetwaterreservoir, en verbetering van de bevaarbaarheid van de IJssel, Neder-Rijn en Lek voor de scheepvaart. 
Bij Krimpen vloeit de Lek samen met de Noord en de Nieuwe Maas.


HYDROGRAFIE.

Hydrografisch kan men de Rijn in twee delen splitsen, die van elkaar gescheiden worden door de mond van de Neckar.
In het bovendeel wordt de waterstand beheerst door de Alpen. het Alpengebied houdt in de winter een groot deel van de neerslag vast in de sneeuwvelden en gletsjers en geeft in de zomermaanden smeltwater af. het Meer van Constanz (Bodenmeer) speelt hierbij een regulerende rol,  evenals de meren die door de Aare en haar zijrivieren Reuss en Limmat doorstroomd worden, waar onder Breinzer- en Thunermeer, Zürichermeer, Meer van Neuchatel etc.
De meren vangen de grote waterhoeveelheid op en geven ze geleidelijk weer af. Bij het Meer van Konstanz is de verhouding bij de ingang tussen laag en hoogwater 1:60 en bij de uitgang 1:10. Van de totale hoeveelheid water die de Rijn naar de Noordzee voert, is jaarlijks gemiddeld de helft afkomstig uit het Alpengebied; in de winter bedraagt het 30% en in de zomer bijna 75%. Beneden de Neckarmonding overweegt de toevoer uit de Midden-gebergten en het vlakke land.
De waterstanden worden dagelijks aan een aantal peilschalen afgelezen en door radiozenders van de Rijnoeverstaten op vaste tijden omgeroepen ten behoeve van de Rijnscheepvaart, die op grond van deze standen de aflaaddiepte voor de schepen vaststelt. Vooral de peilschalen bij Maxau, Kaub, Keulen en Rhuhrort zijn daarbij van belang.
Tegenwoordig worden de dode Rijnarmen weer geopend, zodat zij dienst kunnen doen als buffer bij extreem hoog water in de Rijn.

REGIME. (Rechtsregelingen)

(Akte van Mannheim.)

In 1815 werd op het Congres te Wenen een Rijnvaartconventie gesloten, waardoor de vaart op de Rijn en zijn zijrivieren tot aan de zee vrij verklaard werd.
Door vertegenwoordigers van de Rijnoeverstaten, die samen de Centrale Rijnvaartcommissie vormden, kwam in 1831 de Rijnvaartakte tot stand die als de Akte van Mainz door alle Rijnoeverstaten bekrachtigd werd.
In 1968 werd bij de Akte van Mannheim een aantal bepalingen herzien. deze akte werd laatstelijk gewijzigd op 20 november 1963.

VERVOER.

(Gestremde scheepvaart op de Rijn.)

De Rijn is van Bazel tot aan de Noordzee de drukst bevaren rivier van West-Europa. 
Het vervoer vindt plaats met motorschepen, duwconvooien, sleepboten en vroeger veel sleepschepen, zowel het vervoer van droge lading als vloeibare brandstoffen en chemicaliën.
Sleepboten en sleepschepen verliezen steeds meer terrein door de toeneming van de duwvaart.
Ongeveer de helft van de schepen vaart onder Nederlandse vlag. Toename van de industrie en vraag en aanbod van materialen vormen een belangrijke factor in de groei van de Rijnvloot.
Voor het vervoer van en naar zee vervult Rotterdam de functie van ashaven, terwijl de havens die met de Rijn  of het Rijngebied zijn verbonden door kanalen en/of spoorwegen, als dwarshavens fungeren.
De voornaamste daarvan zijn Bremen, Emden, Amsterdam en Antwerpen.
De lading stroomopwaarts bestaat onder andere uit ijzererts, vloeibare brandstoffen zoals benzine en gasolie, steenkolen, fosfaat, graan, voedermiddelen voor dieren, oliehoudende zaden, nonferro-ertsen.hot, papier, cellulose en voedingsmiddelen.
Stroomafwaarts  worden onder andere vervoerd: grind en zand, ijzer- en staalproducten, kunststoffen, meststoffen, automobielen, machinerie, kali, kalk en cement, vloeibare brandstoffen, steenkolen en zout.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten