donderdag 6 november 2025

PROVINCIE LUIK; LAND TUSSEN RIVIEREN ONTDEKKEN. (DEEL 1)

 

        FRANSTALIGE PROVINCIE 

   VAN WALLONIË MET DEZELFDE

       NAAM ALS DE HOOFDSTAD. 

                  LIÈGE - LUIK.

                                      DEEL 1.

Vanuit Maastricht is via de E25 en de grensplaats Visé Luik gemakkelijk te bereiken, maar een meer landelijke route is de Maas stroomopwaarts te volgen.

LUIK - LIÈGE.


Bij het passeren van de Nederlands - Belgische grens bevinden we ons gelijk in het Franstalige  deel deel van België, Wallonië en de Provincie Luik.

WAPEN VAN PROVINCIE LIÈGE.

Het wapen van de provincie Liège werd in 1837 per Koninklijk Besluit aan de Belgische provincie Luik toegekend. Sinds 2008 gebruikt de provincie een logo in
 plaats van het wapen.

Het wapen is gebaseerd op wapens van steden en andere gebieden die nu deel uitmaken van de provincie Luik. De vier kwartieren in het wapen zijn de volgende wapens:

1. van het Bisdom Luik. 2. van het hertogdom Bouillon. 3. van Verviers. 4. van het graafschap Loon. 5. in de punt het graafschap Horn. Het derde kwartier is eigenlijk het wapen van Franchimont, dit gebied werd door het prinsbisdom geannexeerd nat als het gebied van de graafschappen Horn en Loon.

STAD LUIK.

Het wapen van de stad Luik heeft een rood veld, met in het midden afgebeeld de gouden perroen (perron), het meest herkenbare symbool, een zuil die in  het oude Prinsdom Luik stond voor gerechtigheid en later symbool werd voor de autonome en vrijheid van de stad.
Aan de voet van de zuil drie goden leeuwen en op de top de (sapin) dennenappel  met het kruis. De zuil wordt geflankeerd; links door een L en rechts door een G.

Luik in het Frans Liége, voor 1946 Liège; in het Duits Lüttich; in het Waals Lîdje, ligt op ongeveer 30 kilometer ten zuiden van Maastricht. De bijnaam is La Cité Ardente ( De Vurige Stede), een naam die voorkomt in de gelijknamige historische roman uit 1904.


Luik vormde met Aken en Maastricht lange tijd een kerkelijke éénheid, die ook tot uiting kwam in de architectuur. In deze steden-driehoek vindt men vooral de zogenaamde Maaslandse bouwstijl. De kerkelijke en staatkundige macht waren honderden jaren versmolten in één  autoriteit: de Prins-Bisschop. Het monumentale  Bisschoppelijk Paleis herinnert daar nog aan.


Bij Visé snijdt de Maas diep in het landschap. Ingeklemd tussen de Maas en de rotswanden voert onze weg naar Luik, de meest Franse stad van België. Luik was vroeger een smerige staalindustrie stad die de er doorstromende Maas erg vervuilde, maar Luik is nu anders en schoner. het is een stad met een eeuwenoud cultuurcentrum. De stad is gelegen in een gebied waar de hoger gelegen Ardennen overgaan in de heuvelachtige Haspengouw, op de plek waar de rivier de Ourthe uitmond in de Maas.
Rondom het historische centrum lag vroeger ook nog een rivierarm, die in de 19e eeuw is gedempt, wat te zien is aan het kronkelige verloop van Boulevard d'Avroy en de Boulevard de la Sauveniere.

(Bisschop Monulfus wijst de plek aan waar de stad Luik tot bloei zal komen.)

Lange tijd werd aangenomen dat Luik pas in de 7e of 8e eeuw werd gesticht door de bosschoppen van Maastricht. Na opgravingen op de Place St. Lambert in het centrum van de stad, heeft aangetoond dat Luik al eerder een plaats van betekenis was. Hier werd het graf gevonden van  van bisschop Lambertus uit 706, welke hier toen werd vermoord. Hierdoor groeide de stad uit tot een bedevaartplaats.
Luik werd een religieus centrum toen St. Hubeertus in 1720 zijn bisschopszetel van Maastricht naar Luik verplaatste. Het Prinsdom Luik besloeg een oppervlakte zo groot als het huidige België. 

Na de stad te zijn binnen gereden via de Pont d 'Atlas en Quai St. Leonard en we de borden centrum volgen, komen we uit op de Place St. Lambert. Het is voor ons Nederlanders even afschrikken door de chaotische  verkeerssituatie en het vinden van een parkeerplaats. De Belgen hebben een andere stijl van autorijden dan wij; niet alleen de Franse taal maar ook de rijstijl. 

Historische namen zijn aan de geschiedenis van Luik verbonden: Karel de Grote die vlak bij Luik werd Geboren, een fraai standbeeld van hem staat in  het Parc d'Anvroy.
Karel de Stoute, van deze hertog staat een gouden beeld in de kathedraal St.Paul.

Tijdens de Franse Revolutie kwam een einde aan de macht van de Prins-Bisschop. Luik werd de hoofdstad van het 'Département de l 'Ourthe'.
OP de Place St. Lambert staat nog een vrijheidssymbool (Perron) met daarop een 'sappin' - dennenappel.




Even weg uit de drukte van het historische centrum, is gewoon de de hoger gelegen stadsdelen op te zoeken met de smalle straatjes, steegjes, klimmende trappen en  de stille binnen erfjes waar de tijd is stil blijven staan. Stukken van de oude stad die heden on der de monumenten vallen.



PERRON.

Het perron (peroen) is één van de symbolen van de stad Luik, en is sinds de 14e eeuw geïntegreerd in het stadswapen.
De zuil heeft veel weg van een schandpaal, maar is slanker en heeft onder- en bovenaan ringen. Op de top is een pinappel met daarop een kruis. Die pijnappel of dennenappel is enerzijds te vergelijken met een rijksappel, symbool voor de wereldlijke macht van een vorst, anderzijds kan je de schubben zien als het verzamelde volk. Het kruis staat voor de geestelijke macht van de Luikse prins-bisschop. Het perron werd in het verleden ook wel eens gebruikt als schandpaal, kaak genoemd, waaraan  een veroordeelde met een halsband werd vastgemaakt om een voorbeeld te stellen voor de burgers.
Het perron is ook een symbool van vrijheid, autonomie en gerechtigheid en staat daarom doorgaans op de plaats waar recht werd gesproken. Rechtsregels, bisschoppelijke voorschriften en verordeningen moesten afgekondigd worden vanaf het perron om rechtsgeldig te zijn. In zo'n geval doet het perron dienst als een soort preekstoel, een verhoging van waar af een menigte wordt toegesproken. Drie treden zorgen ervoor dat de spreker wat hoger staat en zo gemakkelijker contact heeft met het publiek.
Omdat het de overheid is die hier mededelingen doet, staat het perron voor het stadhuis.




Een voorbeeld van de 12e eeuwse Maasromaanse- bouwstijl is de Sint Barthelomeus  kerk (rechts). 
De kerk heeft een zeer fraai bronzen doopvont dat uit 1112 stamt, en is te bezichtigen.




Een voorbeeld van de laat-Gothiek is de kerk van Sint Jacques met een indrukwekkend gewelf.

Verder valt het oog op de bizarre neo-byzantijnse Baseliaue de Cointe, dat is samengevoegd  met het Groot Oorlogsmonument uit 1926.

Tijd voor wat ontspanning is te vinden in Quartier du Carré en voor het genieten van de Belgische gastronomie gaan we naar Outre-Meuse, een oud stadsdeel dat tussen twee Maasarmen is ingeklemd. Als u hier rond wandelt zal u misschien plaatsen herkennen uit de films over inspecteur Maigret, uit de boeken van de schrijver Simeon, die hier is geboren en zijn inspiratie opdeed. Een pintje vaten in het Café Simeon is nog mogelijk.
  
We vervolgen onze we, na ons bezoek aan stad Luik, en volgende de stroomopwaarts de Maas naar de plaats Jehay.

MAAS.

Als de Maas de Noordzee bereikt heeft ze 925 kilometer door Frankrijk, België en Nederland afgelegd. De Maas ontspringt in Frankrijk bij Pouilly-en-Bassigny op het Plateau van Langres.
De Maas  is een regenrivier, waardoor de waterafvoer tamelijk sterk kan variëren.
De naam komt waarschijnlijk van het Keltische Masö. De Maas wordt gezien als de oudste rivier die ongeveer die tijd op die plek lag met een leeftijd tussen 320 en 340 miljoen jaar. 
De Maas is grotendeels bevaarbaar, behalve het gedeelte als grensrivier tussen Nederland en België, daar deze rivier daar erg meandert. Om dit op telossen werd vanaf Maasbracht tot aan Visé het Julianakanaal aangelegd, waarna de rivier weer bevaarbaar is.

We vervolgen onze reis via de N90 naar het zuiden.
Een 15 kilometer ten zuiden van Luik ligt op een hoogte van 80 meter op de linker Maasoever het kasteel Aigremont, behorend bij de plaats Awirs. 
Vanaf deze hoogte heeft men een fraai uitzicht over de Maasvallei. Via de afslag Engis/St. Georges/Meuse bereikt men dit panorama punt.
Via kleine kronkelige wegen, steken we de N614 over om de plaats Jehay te bereiken en verlaten we duidelijk het oude industrie gebied.

JEHAY. 

Jahay is een dorp in de provincie Luik en een deelgemeente van Aamay. 
Jehay ligt een paar kilometer ten noorden van het centrum van Amay en ruim  18 kilometer van luik.
In de gemeente ligt het Kasteel van Jehay dat in de 11e eeuw werd gesticht, m aar het huidige gebouw dateert grotendeels uit de 16e eeuw en  heeft een renaissance uitstraling.
Verder ligt er in de gemeente de Abcdij van Paix-Dieu, een voormalige cisterciënzerabdij met gebouwen uit de 17e en 18e eeuw.
De St.-Lambertuskerk is een slotkapel, gelegen op een eilandje, en is van oorsprong romaans en in de 15e eeuw in gotische stijl gewijzigd. 
On der de kerk is de grafkelder van de heren van Jehay. De hoogte van de kerk is 172 meter.


(Met de klok mee: Wapen van de heren van Jahay.; Sint-Lambertuskerk en Kasteel van Jahay; de Abdij van Paix-Dieu.)

KASTEEL VAN JEHAY.

Het kasteel bestaat uit muren van kalksteen en bruin zandsteen en bevat peperpotvormige torens. 
Het werd gesticht in de 11e eeuw, maar het gebouw dateert grotendeels uit de 16e eeuw en heeft een renaissancistische uitstraling. Oorspronkelijk stond ongeveer op dezelfde plaats een Keltisch bouwwerk, nadien een Romeins kamp. Jehay heeft een bewogen geschiedenis. Vooral oorlogen tussen de graven Van Horne en De la Marck hebben menig steen doen rollen, en wisselde het ook van eigenaar.
Gedurende de 16e en de 17e eeuw verbouwde de eigenaar het kasteel tot zijn huidige vorm.
Sinds 1720 is het in eigendom van de familie Van den Steen. Graaf Guy Van den Steen (1905-1999), de laatste eigenaar, was beeldhouwer. Hij liet bij zijn overlijden het kasteel na aan de provincie Luik, met een tuin vol bronzen naakte vrouwenfiguren van zijn hand.


We rijden nu  naar Amay, met een zicht op de landschap dominerende koeltorens van de kerncentrale, en volgen de Maasoever naar de volgende bezoekingswaardige plaats Huy.





HUY. 

Huy in het Frans; Hu in het Waals en Hoei in het Nederlands, is een stad, gelegen in de samenvloeiing van de rivieren de Maas, de Hoyoux en de Mehaigne.
Na een kleine 10 kilometer langs de Maas te hebben gereden zien we op een 70 meter hoge rots boven de Maas de door de Hollanders gebouwde vesting (citadel).
De eerste nederzetting op de locatie van de huidige stad Huy ontstond rondom een Romeins castrum op de rechteroever van de Maas. De oudste vermelding van Huy dateert uit de 7e eeuw.
Gedurende de middeleeuwen ontwikkelde Huy zich tot een van de belangrijkste steden langs de Maas, met o.a. metaalbewerking, leerlooierij, steen- en houtbewerking en het bereiden van wijn. In de 13e en 14e eeuw bloeide er de Lakenindustrie. Midden in de stad lag op een heuvel het kasteel, dat in tijde van oorlog diende als verdedigingsbolwerk. Vanaf de 15e eeuw had de stedelijke economie zwaar te lijden van de opeenvolgende oorlogen in het Maasland. Huy heeft zijn naam te danken aan de rivier de Hoyoux.

CITADEL VAN HUY.

Het oorspronkelijke kasteel  van Huy werd al in de 9e eeuw beschreven. Vanaf de middeleeuwen werd dat Li Tchestia genoemd, en steeds verder uitgebouwd vanwege de strategische positie langs de Maas.  In de 17e eeuw, tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV, kreeg het kasteel zwaar te verduren.
Na het Barrièretraktaat waarin de verdediging van de Hollandse republiek tegen de Franse agressie werd geregeld, werd het kasteel van Huy afgebroken in 1715. 
Een eeuw lang bleef de rots waarop het kasteel had gelegen leeg.
Na de Eerste Coalitieoorlog was Huy een Franse stad. Twintig jaar later kwam ze weer in handen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Op de rots waar het oude kasteel ad gelegen, werd tussen 1818 en 1823 een nieuw fort gebouwd, wat plaats bood aan 600 manschappen in grote slaapzalen. Op het binnen terrein werd een waterput gegraven. Na de Belgische Revolutie kwam het fort in 1831 in Belgisch bezit, en diende van 1848 tot 1855 als staatsgevangenis. Vanaf 1946 wordt het fort geëxploiteerd als bezienswaardigheid.
Het fort is thans het Museum van het Verzet en van de Concentratiekampen.
Bereidt u voor op kronkelende steile weggetjes naar boven om het fort te bereiken.

Wij verlaten de Maas en volgen de weg langs de rivier de Hoyoux naar de plaats Modave. Op zo'n twaalf kilometer van Huy  ligt een "oude herberg" Pont-de-Bonne, vroeger verbonden aan het Chateau van Modave, waar de waard zijn gasten voor een redelijke prijs een gastronomische Belgische maaltijd voorzet.

MODAVE.

Modave is een gemeente gelegen in het arrondissement Huy.
Het wapen van de gemeente Modave is afgeleid van dat van de heren van Modave. De heren hadden de heerlijkheid vanaf de 13e eeuw tot aan de 16e eeuw in bezit. In de 17e eeuw ging het bezit in vererving over in andere families.
De plaats Modave fuseerde in 1952 met Linchet en in 1977 kwamen hier de gemeenten Ombret-Rawsa, Outrelouxhe. Strée en Vierset-Barse bij.
Het wapen werd op 8 december 1992 toegekend.

KASTEEL VAN MODAVE.

Het kasteel van Modave ligt op een rotspunt boven de vallei van de Hoyoux, in een natuurgebied van 450 hectare.
Het kasteel werd in de middeleeuwen gebouwd en in het midden van de 17e eeuw gedeeltelijk verwoest. 
De huidige klassieke gevel verkreeg het kasteel  bij de restauratie in het midden van de 17e eeuw. 
Van de 13e tot en met de 16e eeuw was het kasteel in het bezit van de heer van Modave en kreeg het het later verschillende eigenaren; Maxmilliaan Hendrik van Beieren (1682-1684); Willem Egon van Fürstenberg (1684 - 1706); Arnold de Ville (1706-1772) en de hertogen van Montmorency (1772-1817).
Volgens een niet bevestigd bericht had Anne-Léon II, hertog van Montmorency, het kasteel voorgesteld als uitwijkplaats voor Lodewijk XVI van Frankrijk, toen deze in 1791 Parijs ontvluchtte vanwege de Franse Revolutie. Door zijn aanhouding in Varennes kwam dit plan te vervallen.
In 1941 kocht de Brusselse Intercommunale Watermaatschappij (sinds 2006 Vivaqua) het domein om de waterconstructies op het domein te beschermen en als waterwingebied om onder meer Brussel te voorzien van drinkwater. Het kasteel is te bezichtigen.

BOIS-ET-BORSU.


Niet ver van Ocquier, een kleine 4 kilometer ligt een typerend dorpje van de Condroz, Bois-et-Borsu.
De Romaanse Sint Lambertuskerk is het bezichtigen waard, vooral ook de fraaie  en unieke muurschilderingen. Hiervoor moet u wel een afspraak maken.


OCQUIER.

Ocquier is een dorp en een deelgemeente van Clavier.
Het wapen van Clavier heeft een rood veld waarop van linksboven n aar rechtsonder een golvende witte baan loopt en in de rechterbovenhoek drie zilveren torens zijn geplaatst in de positie twee en één.

 Ocquier ligt op een hoogvlakte. Opvallend in Ocquier zijn de huizen die opgetrokken zijn in de zo kenmerkende grijze steen.




(links) De Sint-Remacluskerk van Ocquier is waarschijnlijk de grootste romaanse basiliek zonder transcept in de Ardennen. De kerk ligt centraal in het dorp aan de N638, omringt door het kerkhof. Bij de restauratie van 19523-1953 bleek dat de huidige kerk op de plaats staat van een oudere voorganger, een basiliek met toren. De huidige kerk dateert uit de 11e of 12e eeuw. Dit leidde men af uit de versieringen van de gevels met lisenen en boogfriezen, een ornament die in het Luikse pas laat werd toegepast.
(midden) Het kasteel van Amas. Het kasteel heeft een oppervlakte van 4.760 bij 3.570 meter. 
(rechts) De hoeve Aux Grimes, ook genoemd de hoeve met de honderd vensters. Deze hoeve werd reeds in de 11e eeuw genoemd en werd herbouwd in 1653. Naast de hoeve ligt nog een oude watermolen.

DURBUY.

Acht kilometer van Qcquier ligt volgens de toeristenfolders, het kleinste stadje van de wereld: Durbuy. 
Heden is het een stadje meer maar een stad, gelegen op de grens van de provincie Luik en de provincie Luxemburg.
Het wapen van Durbuy lijkt veel op het wapen van Luxemburg, maar de leeuw is effen rood en heeft geen kroon. Het schild is wel gekroond
De stad is gelegen aan de rivier de Ourthe en in de de drie geografische streken: de Ardennen, de Condroz en de Famenne.
De stadskern bestaat uit smalle straatjes en de de panden kennen het oude vakwerk aan de gevels. De Sint Nicolaaskerk dateert uit de 17e eeuw.
Het kasteel op één van de rotspunten van de stad is niet te bezichtigen.



               Zie vervolg: PROVINCIE LUIK; TUSSEN RIVIEREN ONTDEKKEN. DEEL 2.









donderdag 30 oktober 2025

SÈTE (FR). WATERSTEEKSPEL.

 

VAN EEN STRIJD OP HET SLAGVELD

            UITGEGROEID TOT EEN

              TRADITIONELE SPORT.

WAT IS EEN STEEKSPEL.


Het steekspel was een geliefde tijdbesteding van de adel, vanaf de hoge middeleeuwen (1000-1250) en tot in de 16e eeuw. Deelname aan dit spel stond alleen open voor jonge ridders die welgesteld waren en konden beschikken over personeel, goede paarden , een degelijk harnas en de vrije tijd (wat ze genoeg hadden door hun adellijke stand, daar ze niet werkten) om zich te bekwamen in het steekspel.

In principe ging het om sportieve en grotendeels niet gevaarlijke nabootsingen van het oorlog voeren, maar werden vaak ook gebruikt om onderlinge geschillen uit te vechten.
Het steekspel is dus een competitie tussen twee, of meer ridders te paard, waarbij elke ridder tegen aan andere strijdt, en uiteindelijk de twee laatste winners weer tegen  elkaar. Het was hierbij de kunst om de tegenstander met de lans van het paard af te stoten. Dat daarbij gewonden vielen was niet te verwonderen . Deze spelen kenden hun volle ontwikkeling in de 14e en 15e eeuw. Bij deze spelen werd een lans gebruikt met een stompe punt. De scherpe punt was voor de strijd op het slagveld.

Het steekspel kende zijn hoogte punt in de Bourgondische Nederlanden. De steekspelen bloeiden, ondanks de tegenkanting vanwege de Roomse kerk, die dat een barbaarse en immorele activiteit vond. 
De voornaamste steden waar de steekspelen werden gehouden waren Brugge, Rijsel, Brussel enz. Dus voornamelijk in de Zuidelijke Nederlanden. Rond het einde van de vijftiende eeuw kwam hier een einde aan, onder Maximiliaan van Oostenrijk.


In  de Lage Landen had men op het steekspel te paard al snel een alternatief gevonden door dit op het water uit te voeren met kleine roeibootjes.

SÈTE.

Sète is een gemeente in het Franse departement Hérault in de regio Occitanië, en is gelegen in het arrondissement Montpellier.
Sète is gelegen op de schoorwal die het Étang de Thau, een lagunemeer, scheidt van de Middellandse Zee.
Hier komt het Canal di Midi uit in de Middellandse Zee.
De huidige naam van het stadje werd in 1928 vastgesteld, dat voordien de naam Cette had. De naam van de stad zou verwijzen naar een walvis, zoals bij de stad Ceuta. Deze afbeelding komt nu nog voor in het stadswapen. 

Tot het einde van de 16e eeuw was Cette een kleine vissersplaats. In 1596 besliste Hewndrik I van Montmortency, de gouverneur van Languedoc, om Cette uit te bouwen tot een zeehaven. Door geldgebrek viel deze werken stil in 1605.
In 1666 werden ze weer hervat op initiatief van minister Jean-Baptiste Colbert. Er werd een verbinding gegraven tussen de lagune en de zee en er werd een eerste pier in zee gebouwd.
In de 18e eeuw werd de pier vergroot en werd Cette gekozen als plaats waar het Canal du Midi zou uitmonden in de zee. Op 25 juli 1710 nam de Engelse vloot de stad in , maar werden enige uren later verdreven door de Franse troepen. Als gevolg hiervan werden er verschillende forten gebouwd om de haven te beschermen.

(Sète gezien vanaf de Middellandse Zee.)

 In de 19e eeuw bloeide de haven dankzij de handel in wijn, hout, granen, ijzer en zwavel. Voor het vervoer in tonnen was Cette de belangrijkste haven ter wereld. In 1880 werd de haven uitgebreid. Na de WO-II werd de vissershaven verplaatst naar de oude haven, bij de visafslag. In  1980  werd de haven aangepast voor het moderne goederen vervoer en de cruiseschepen. 


In 19954 kreeg Sète een nieuwe jachthaven. Sète is een van de grootste vissershavens van de Middellandse Zee, en heeft een veerdienst naar de haven van Nador in Marokko.

WATERSTEEKSPELEN TE SÈTE.


De watersteekspelen van Sète, ook wel "joutes nautiques" genoemd, zijn een traditioneel steekspel dat in de zomermaanden op de kanalen van Sète plaatsvindt ter ere van Sint-Lodewijk (Saint Louis), de patroonheilige van de stad. 

SAINT LOUIS.

Lodewijk IX werd te Poissy, 25 april 1214 geboren en overleed nabij Tunis op 25 augustus 1270, genaamd de Heilige. Hij stamde uit het huis Capet, was koning van Frankrijk van 1226 tot zijn dood.
In 1297 werd hij door paus Bonifatius VIII heilig verklaard. Deze heiligverklaring was niet zozeer voor het feit dat hij zich inzette als vrederechter in de Europese politiek, maar het uitvoeren van het pauselijke bevel om alle Joodse geschriften te verbranden en zij die zich niet tot het christendom wenste te bekeren werden door Lodewijk het land verdreven nadat hun bezittingen waren onteigend of de eigenaars waren gedood.
Lodewijk zette zich verder in voor de kruistochten en bij de Zevende  Kruistocht kwam hij om het leven. (Een heilig boontje was hij zeker niet.)


Het evenement is dus een eerbetoon aan de beschermheilige van Sète en biedt een inkijkje in de cultuur en de tradities van de stad, een stad die bekend staat om zijn kanalen en maritieme erfgoed. Een stad dat soms het 'Venetië' van Frankrijk wordt genoemd.


HET SPEL.

Het spel wordt gespeeld tussen twee boten met een verhoogde ladder aan het achterschip. OP zede verhoogde ladder bevinden zich de vier strijders (Jousters), gekleed in een maliënkolder en helm.
Iedere boot heeft tien roeiers, die de boten naar elkaar toe roeien. Op het moment dat de twee boten elkaar gaan passeren breekt de strijd los en gaat het steekspel beginnen. De jouster probeert met zijn speer de tegenstander, welke zich op het hoogste deel van de ladder bevindt, van de andere boot in het water te doen belanden. Dit spel wordt herhaalt tot er maar één jouster over is, en dat is op de winnende boot.


Het steekspel wordt gehouden in de zomer, midden tot eind augustus. Op dit Saint Louis Sète Festival komen jaarlijks duizenden bezoekers af.
Na het genieten van het watersteekspel is het een plaatsje zoeken in een van de vele visrestaurants bij de vissershaven. Het is voor liefhebbers van de 'vruchten van de zee' een waar culinair paradijs wat je daar voorgeschoteld krijgt en waar je je vingers bij aflikt. Een goed glas, of meerdere, daarbij was een ware mooie afsluiting van deze dag.



 

maandag 27 oktober 2025

"PO LANG". CHINEES MARINE ZEILSCHIP.

 


DESIGN IN THE NETHERLANDS

             BUILD IN CHINA.




CNS "PO LANG".

Het Chinese zeilopleidingsschip de "Po Lang" is een type 2630 tall ship, en is een hulpschip dat momenteel in dienst is bij de People's Liberation Army Navy (PLAN) van de Volks Republiek China.
Het schip voert voor op de boeg het nummer 86.

Het type volschip is vernoemd naar het totale zeiloppervlak van haar zeilen, dat is 2630 vierkante meter.

Haar naam Po Lang is vertaald in het Engels "Bave the Wave"en in het Nederlands "Trotseer de Golf".



Het schip is een ontwerp van de Nederlandse Damen Group en is het zusterschip van de Royal Navy of Oman de Shabab Oman II.



Het schip heeft als boegbeeld een gouden Chinese draak.
Zij werd gebouwd op de Guangzhou Shipyard, waar haar kiellegging was in 2016 en ze in 2017 werd gedoopt en hetzelfde jaar in dienst werd genomen.
Bij de bouw werden enige Nederlandse ontwerpen veranderd, zoals het ombouwen van de keuken en de voorraadruimtes en pantry, om Chinese maaltijden te kunnen bereiden.


De "PO Lang", type 2630, heeft een lengte van 85 meter, een breedte van 11meter. Voortstuwing zijn zeil  en/of dieselmotor en haar snelheid kan 18 knopen bedragen. Het schip is ongewapend en heeft een vaste bemanning van 25 koppen en heeft plaats voor 50 cadetten. Haar roepnaam is BRSY.

De "Po lang" voert evenals de Shabab Oman I en II een symbool in haar zeilen. Het is een rood anker met daarboven de rode ster van de Volks Republiek China omgeven door door een lauwertak in het rood aan beide zijden.







zondag 26 oktober 2025

POMPEIÏ. (DEEL 4)

 

           2550 JAAR 

GELEDEN GESTICHT.

                                                                                                          DEEL 4.

POMPEIÏ.


We vervolgen onze wandeling over de Via di Stabia en komen uit in het gebied van het Driehoekig Forum en het Grote Theater.
Een lange wandeling langs diverse nop niet volledige uitgegraven gebouwen.
OP de dag dat wij daar waren was er weinig publiek die deze wandeling ondernamen, die meestal met een gids onderweg waren naar de voor hun  belangrijkste punten die te bezichtigen waren.
Wij deden het zonder gids, maar met behulp van een soort stratenkaart die we bij de entree hadden gekocht.




HET DRIEHOEKIGE FORUM EN DE DORISCHE TEMPEL.



Het Driehoekige Forum ligt bijna aan het einde van de Via di Stabia en stond bekend onder de naam Foro Triangolare.
 Dit Forum, dat zijn naam ontleent aan de eigenaardige vorm van het terrein dat beschikbaar was, neemt slechts een derde van de ruimte in van het op een na grootste stadscentrum van Pompeiï.

De ingang in het noorden heeft een poortgebouw (propylaeum) met zes elegante Ionische zuilen; aan beide zijden zijn steunen voor lantaarns. 
Het plein is aan twee kanten omgeven door een zuilengang met 95 Dorische zuilen; in het oosten is het verbonden met een gymnasium, met het Grote
Theater en, via een lange trap, met het Hof met Bogen.
Het voetstuk voor de voorste zuilengang was bestemd voor een beeld van Marcus Claudius Marcellus, patroon van Pompeiï en lievelingsneef van keizer Augustus.

DORISCHE TEMPEL. (69)


De Dorische Tempel, die de zuidelijke zone in beslag neemt, werd gebouwd in de zesde eeuw v.Chr. toen Pompeiï onder de invloed van de machtige Griekse staat Cumae stond. De tempel was gewijd aan Hercules de mythische stichter van de stad, en aan diens eredienst werd later de cultus van Minerva gevoegd. Terwijl de Sanmi9eten de tempel herhaalde keren restaureerden werd deze door de Romeinen bijna niet gebruikt. De tempel lijk veel op die van Paestum, die uit de zelfde tijd stamt: er waren robuuste zuilen met wijde groeven en platte ronde kapitelen die geheel rond de cella liepen.
In totaal waren er 32 zuilen, waarvan zeven aan iedere korte zijde, zodat daar een zuil in het midden stond. Bijna het hele gebouw was van tufsteen, alleen de zuilen, waarvan nog enkele fragmenten te zien zijn, waren gemaakt van kalksteen van de Sarno. De basis , 21 bij 28 meter, met een smalle trap in het zuiden is goed bewaard gebleven. Even verderop zien we de resten van een heilige waterput, waar vroeger een rond tempeltje met acht zuilen stond, dat was gebouwd in opdracht van de Samniet N. Trebius.

SAMNITISCH PALAESTRA. (70)

Het Samnitisch Palaestra werd gebouwd door de duumvir Vibius Vinicius voor de jonge Samnieten.
Er is een zuilengang aan drie zijden met aan de westelijke kant de dienstruimtes. Op het altaar werden offergaven gelegd, die de overwinnaars van de wedstrijden offerden aan de god Mercirius, beschermer van de atletiek spelen.

GROTE THEATER. (71)

Het Grote Theater werd gebouwd in een heuvelkom, aan het eind van de derde eeuw v.Chr.
In de tijd van Augustus werd het uitgebreid en aan de eisen van de tijd aangepast door de arfchitect Artorius, in opdracht van de familie van de Holconii. Uit deze tijd dateren de crypta met de summa cavea d.w.z. de bovenste rijen plaatsen, en de tribunalia, de ereplaatsen  die boven de zijingangen werden gebouwd en die gereserveerd waren voor priesteressen en voor organisatoren van de voorstellingen. Deze nieuwe plaatsen werden gevoegd bij de media cavea van 15 rijen, verdeeld in vijf sectoren, en bij de ima cavea, de laagste rijen, die gereserveerd waren voor de belangrijke persoonlijkheden van de stad. In de laatste jaren werd ook de orchestra, de halfronde vloer van het toneel, bezet door prominente burgers van Pompeiï en het theater kon zo aan meer dan 5000 toe-
schouwers plaats bieden.

Tussen het podium en de orchestra was een langwerpige opening, waarin het doek werd opgeborgen aan het begin van de voorstelling. De twee grote ingangen aan beide zijden van het podium werden gebruikt bij grote theatervoorstellingen. Het Romeinse decor, gebouwd over het Griekse decor, dat bestond uit een simpele achterwand met twee uitstekende delen, stelt een monumentale  voorgevel voor, versierd met pilaren, lijsten, timpanen, beelden en fonteinen waaruit water spoot. Het leek ongetwijfeld veel op de fantasie architectuur, die we gezien hebben in de schilderingen van de Vierde Stijl. De hele heuvelkom werd tegen zon en regen beschermd door een groot zeil, velarium, dat met palen omhoog werd gehouden en vastgezet met ringen die nu nog te zien zijn aan de achterzijde van de summa cavea, Het theater was geheel van steen, behalve het decor, dat van bakstenen gemaakt was.

KLEINE THEATER. (72)

Het Kleine Theater is een van de meest perfecte voorbeelden van een overdekt theater, theatrum tectum, d.w.z. een Odeon, dat in de oudheid gebruikt werd voor muziekuitvoeringen en mime-voorstellingen. het werd in 80 v.Chr. geb ouwd door de duumviri Quintius Valgus en Porcius.
Inn het boven- en middelste deel warewn 17 rijen van tufsteen. Een hog omheining, waarvan links nog een klein deel bewaard ie gebeleven, scheidde de vier rijen van de ima cavea af van het hogere deel. Er zijn nog twee beelden van tufsteen te zien (telemoni) die dienden als steun voor consoles.
Aan de zijkanten van de zitplaatsen van de decurions waren als onderscheidingsteken dubbele leeuwenklauwen bevestigd. De grote gemetselde blokken aan het eind van veel rijen dienden als steunen voor het vaste dak, dat aan de buitenkant de vorm van een piramide had, terwijl aan de binnenkant hoogstwaarschijnlijk een tegenplafond was aangebracht.

HOF MET DE BOGEN. (73)

Het hof met de bogen van de theaters ligt achter het grote podium en bestond oorspronkelijk uit een plein met een zuilengang, porticus post scaenam, waar het publiek zich voor de voorstellingen en in de pauzes verzamelde.
In de tijd van keizer Nero werd het omgeboiud tot een kazerne voor de gladiatoren, die in steeds grotere aantallen geëngageerd werden voor het ludus gladiatorum in het amfitheater. 
Rond de hele hof waren over twee verdiepingen kamers. Aan de oostkant bevonden zich de eetzaal en de keuken. In de kazerne zijn prachtige wapens gevonden, die zich nu in Napels bevinden.

TEMPEL VAN ISIS. (74)

De Tempel van Isis, naast het Samnitische Palaestra heeft een ingang aan de gelijknamige straat. 
De ingewijden van de cultus van Isis, die in het hele Romeinse rijk verspreid was, vereerden hier de godin van de Egyptische drievuldigheid. Na de verwoesting door de aardbeving van 62  werd de tempel hersteld in opdracht van Popidius Celsinus, die ondanks het feit dat hij pas zes jaar oud was, tot decurion was gekozen. De hoge muren rond het heiligdom dienden om de mysteriën die binnen plaats vonden geheim te houden. De tempel, die naar het oosten gericht was, stond op een hoge basis en domineerde de kleine open ruimte eromheen. Er was een atrium met zes zuilen, twee aan de zijkanten en vier aan de voorkant.
In de kleine open cella bevonden zich de heilige instrumenten en de symbolen van de cultus van Isis..
Aan de wanden van de cella waren twee nissen voor de beelden van de godin. Het hoofdaltaar bevond zich naast de trap. OP een ander altaar, in het noorden, zijn nog de resten van een offer aangetroffen. Achter de tempel was een zaal waar de ingewijden bijeenkwamen. Aan de zuidkant waren kamertjes van de priesters. Op de hoek is een klein tempeltje gedecoreerd met stucco's, vanwaar een gang naar een put leidde, waar het heilige water van de Nijl bewaard werd. Het ontbreken van schilderingen en beelden, die vroeger zeker aanwezig zijn geweest, versterkt ons gevoel van neerslachtigheid en mysterie.

TEMPEL VAN JUPITER MEILICHIOS. (75)

De tempel van Jupiter Meilichios ligt aan de Via di Stabia. De oorspronkelijke, pre-Romeinse tempel was gewijd aan de cultus van Zeus Meilichios die vanuit Sicilië, dat toen onder Griekse invloed stond, was ingevoerd. Er waren zes zuilen in de voorhof, net als in de tempel van Isis, maar de cella is dieper. Het hele gebouw was van tufsteen. Van het zelfde materiaal is het interessante altaar voor de trap gemaakt.
Na de aardbeving die de tempel van Jupiter verwoestte, werd hier de Capitolijnse drievuldigheid aanbeden. Om die reden zijn hier twee grote terracotta beelden van Jupiter en Juno gevonden en een borstbeeld van Minerva, welke zich in Napels bevinden.

We verlaten het Foro Triangolare en slaan de Via del Criptoportico in, slaan links af en niet veel daarna rechts af  om op de Via dell'Abbondanza uit te komen en deze te volgen tot we bij het Amfitheater en het Grote Palaestra uitkomen.

HET AMFITHEATER. (99)

Het Amfitheater werd in 80 v.Chr. gebouwd, het jaar waarin PompeiÏ een Romeinse kolonie werd, in opdracht van dezelfde autoriteiten die het Kleine Theater lieten bouwen.
Dit gebouw is enorm belangrijk, omdat het het oudste bekende amfitheater is.
De afmetingen bedragen 135 bij 104 meter en het kon plaats bieden aan 20.000 mensen. Anders dan in latere amfitheaters lagen de toegangstrappen aan de buitenzijde; onder de arena zijn geen ondergrondse gewelven en een groot deel van de arena was uitgegraven beneden het straatpeil. In de ima cavea waren vijf rijen, die voorbehouden waren aan hoogwaardigheidsbekleders; in de media cavea 12 rijen en in de summa cavea 18.


De allerhoogste galerij, die geheel van de andere plaatsen was afgescheiden en eigen trappen en toegangsruimten had, was bestemd voor vrouwen, die dankzij een decreet van keizer Augustus, in het amfitheater toegelaten werden. In de bovenrand zijn nog de stenen ringen te zien, waarin de palen gezet werden , die het grote zeil steunden, dat de hele ruimte kon overdekken.

Dit enorme zeil, velarium, diende , net als het zeil dat honderd jaar later gebruikt werd  in het grotere Colosseum in Rome (188 bij 156 meter)
Het gebouw werd hoofdzakelijk gebruikt voor sport en voor voorstellingen  met gladiatoren-gevechten, jachtpartijen en gevechten met wilde dieren. Deze manifestaties, die door de Romeinen ingevoerd waren, werden snel zeer populair en daarom was het nodig het amfitheater uit te breiden. Bezoekers kwamen ook uit nabij gelegen steden  en de rivaliteit tussen verschillende steden was zeer groot. Tacticus vertelt in zijn Annales van een ruzie, die in 59 n.Chr. uitbrak tijdens de gladiatorrenspelen, tussen de bewoners van het nabij gelegen Nuceria en van Pompeiï. De ruzie laaide zo hoog op dat er vele doden en gewonden vielen. Naar aanleiding hiervan liet Nero de spelen voor tien jaar verbieden door de Romeinse Senaat.

HET GROTE PALAESTRA. (100)


Het Grote Palaestra verving in de keizerlijke tijd het Samnitische Palaestra, dat dicht bij de theaters lag en niet groot genoeg meer was. Dit gebouw was bestemd voor atletiek-oefeningen en voor manifestaties van het Collegium juvenum, die ieder jaar georganiseerd werden. Het bestond uit een enorm plein 130 bij 140 meter, dat geheel omsloten werd door een hoge muur met kantelen. De ingangen waren in het westen en het oosten. Binnen was aan driekanten een zuilengang met Ionische zuilen.
In het zuidwesten was een grote latrine. Een enorm zwembad, waarvan de vloer van west naar oost afliep, en waar aan een kant trappen waren om in het water af te dalen, lag in het midden. Rond het zwembad stond een dubbele rij Platanen. Op een van de zuilen van de westelijke zuilengang is een inscriptie gevonden in geheimtaal (cryptogram) waaruit de aanwezigheid van Chritenen in Pompeiï blijkt.

We verlaten het amfitheater via de nieuwe uitgang en sluiten zo ons bezoek af met een laatste blik op dit enorme stadion, waar meer dan tweeduizend jaar geleden de hele bevolking van Pompeiï enthousiast aan de spelen deelnam.
Hiermee eindigt onze langdurige ontmoeting met de oude bewoners van Pompeiï, onze gastheren van eeuwen geleden, die misschien toch niet zo veel van ons verschilden. Maar waar was de haven van deze vroeger aan de zee te hebben gelegen stad?


ZEEHAVEN VAN POMPEIÏ.

Dat Pompeiï een belangrijke havenstad was in haar bestaan, blijkt alleen al aan de naam van de toegangspoort tot de stad, Porta Marina.
Vooral buiten tegen de hogere stadsmuren en de lagere aangebrachte muren lagen vooral huizen van personen die met de handel via de zeescheepvaart te maken hadden en met de visserij.



Dit blijkt ook aan de fraaie muurschilderingen van vrachtschepen en zeeslagen en mozaiek van een galei in woningen van de rijken die in de stad woonden.


De stad Pompeiï  werd gebouwd op een 40 meter boven zeeniveau gelegen lava plateau dar bij eerdere uitbarstingen van de acht kilometer verderop gelegen vulkaan Vesuvius was ontstaan.
De stad grensde aan de rivier de Sarno waarvan de monding in de oudheid bevaarbaar was en was voorzien van lagunes die gebruikt werden als een veilige plaats voor de toenmalige handelsschepen van de Etruskische en Fenicische zeelieden. Tevens was de rivier de Sarno een goede handelsweg over water naar het binnenland.



De in de monding van de Sarno rivier gelegen baai deed dienst als handelshaven en was over land verbonden met de stadsingang Porta Stabia. In het noorden van monding van de Sarno lag in een lange baai de marine haven, waarvan een weg liep naar de Porta Marina.  De haven lag dus niet in, of direct aan de stad zelf.

Pompeiï gelegen in de Golf van Napels, werd een belangrijke handelsplaats van goederen die over land van Rome over de Via Appia werden aangevoerd, maar ook uit de omliggende steden als Nola, Nuceria en Aceria werden hun producten naar Pompeiï gestuurd om ze vandaaruit te kunnen transporteren over het hele keizerrijk.
Producten als olijven, olijfolie, garnalen en vis, vissaus, wijn, zout, diverse soorten noten en kledingstoffen. Zelfs wilde dieren voor de arena en slaven om op het land of huizen te werken.
Aan dit alles kwam in het jaar 79 n.Chr. een einde door de uitbarsting van de Vesuvius.



Op veel afbeeldingen uit die tijd of afbeeldingen van hoe men dacht dat een haven in die tijd eruit gezien zou hebben, wordt het schip langszij aan de kade afgemeerd. Een systeem dat veel ruimte inneemt, waardoor de los- laad- kaden van de haven snel vol liggen. Daarbij was het veel tijdrovend navigatie werk om het schip vanuit de baai weer buitengaats te krijgen.
Dit laatste was uiteraard voor de marineschepen zeer belangrijk.



Ten noordwesten van de Porta Marina werd een muur ontdekt waaruit stenen ogen steken, waar men vanuit gang dat deze ogen waren om schepen aan te meren. helaas is uit onderzoek, ook grondboringen, gebleken dat deze muur nooit een kade muur zou kunnen zijn geweest van een zijtak van de rivier de Sarno. Maar uit nautische onderzoeken is gebleken dat de havens in die tijd waren uitgerust met houten steigers die haaks op het land stonden. Een schip werd bij aankomst in de haven gekeerd en met het achterschip naar de wal toe, en met bak- of stuurboord zijde langs een dergelijk steiger afgemeerd. Dus met de boeg naar de uitgang van de haven of baai gekeerd.

Na veel onderzoek gaat men er nu vanuit dat de rivierhaven in een lagune in een bocht van de Sarno ten zuidwesten van de stad moet hebben gelegen. Dit om drie goede redenen; 1- de dichtbij gelegen tempel van Venus, de bescherm godin van de zeehavens; 2. een gebied met pakhuizen vlakbij de tempel; 3. de afwezigheid van archeologische vondsten in dat gebied. Maar we wachten maar af, want wat de Vesuvius met zo'n enorme laag lava en as heeft bedolven, dat moet nog steeds verder uitgegraven worden.

Note: Moe en met pijnlijke voeten van de wandeling over de keien van de straten van Pompeiï, maar voldaan over wat we gezien hebben, keerden we met de auto terug naar Napels en ons schip.