VOOR DIT BEDRAG WERD
ALLEEN EEN
HERDENKINGSMUNT
UITEGEVEN.
BANKBILJETTEN VAN 20.000 RUPIAH MET VERHAAL.
Op het bankbiljet van 20.000 rupiah uit 1995 staat aan de voorzijde de Cengkeh bloem afgebeeld en op de achterzijde de Rode Paradijsvogel.
CENGKEH.
De productie van de kruidnagel heeft haar oorsprong op de Banda eilanden en de Molukken.
De kruidnagel is eerder beschreven in dit weblog op 19 januari 2023.
PARADISAEA RUBRA.
De Rode Paradijsvogel is een vogelsoort uit West-Papoea, het is een middelgrote paradijsvogel en kan ongeveer 33 centimeter lang worden, exclusief de lange staart bij het mannetje.
De rode paradijsvogel is 11 centimeter kleiner dan de grote paradijsvogel, waar hij veel op lijkt. Het mannetje van de rode paradijsvogel is kastanjebruin op de borst en een bruingele rug en hij heeft een smaragdgroene keel.
Het mannetje van de grote paradijsvogel heeft onder groene keel nog donkerbruine veren op de borst, terwijl de rode paradijsvogel daar geel is dat doorloopt tot op de rug.
Verder heeft deze paradijsvogel, zoals alle soorten van dit geslacht, twee lange draadvormige, gekrulde als een kurkentrekker, sierveren die uit de staart steken, daardoor kan de vogel 72 centimeter lang worden.
Het duurt ongeveer zeven jaar eer het mannetje dit prachtige verenkleed heeft.
Het vrouwtje is een kastanje bruine vogel met een donkerbruine kop en verschild van andere paradijsvogels door veel groter contrast tussen het zwart aan de voorkant van haar kop en de veel lichtere hals en rug. Ze heeft een bruingele buik, zonder strepen in de kleur.
Op het bankbiljet van 20.000 rupiah uit 1998 staat aan de voorzijde afgebeeld Ki Hadjar Dewantara met links een afbeelding van de Ganesha, de gelukkige olifant, en op de achterzijde een schoolklas, Kegiatan Belajar. (leeractiviteiten). Voor- en achterkant hebben met elkaar te maken.
KI HADJAR DEWANTARA.
Hij was geboren onde de naam Raden Mas Suwardi Surjaningrat, was pionier in de strijd om educatie voor de Indische bevolking gedurende het koloniale bewind. Tijdens het Nederlandse bewind over Indonesië was onderwijs een luxe die slechts beschikbaar werd gesteld voor kinderen en familieleden van koloniale ambtenaren.
Alleen kinderen uit rijke en invloedrijke families werden op de scholen toegelaten Ki Hadjar Dewantara was een van hen, uit de kraton van Yogyakarta. Op latere leeftijd deed hij afstand van zijn koninklijke titel Raden Mas. Door zijn koninklijke afkomst kon hij in Nederland studeren en verdiepte zich intensief in educatie en onderwijs. In 1918 keerde hij terug naar Indonesië.
Binnen acht jaar werden er 40 Taman Siswa scholen geopend, waaronder drie on Oost-Sumatra en vier in Oost- en Zuid-Kalimantan, met totaal 5140 leerlingen. In de latere dertiger jaren waren er al 207 Taman Siswa scholen.
Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië stonden de Japanners positief tegenover educatie en nationalisme voor de Indonesiërs. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid door Sukarno en Hatta op 17 augustus 1945, werd Ki Hadjar Dewantara op 19 augustus benoemd tot de eerste minister van onderwijs in Indonesië.
Op de voorzijde van het bankbiljet van 20.000 rupiah uit 2004 staat afgebeeld Oto Iskandar di Nata, en op de achterzijde theepluksters.
OTO ISKANDAR DI NATA.
Oto Iskandar van Nata, werd geboren op 31 maart 1897 te Bodjongsoang, Bandung en verdween spoorloos op 19 december 1945 te Tangerang, West-Java. Hij werd met terugwerkendekracht dood verklaard op 20 december 1945.
Hij was een Indonesische politicus die streed voor de onafhankelijkheid van Indonesië.
Oto was ook actief in Sundanese culturele organisaties genaamd Paguyuban Pasundan, een organisatie die zich bezighield met onderwijs, sociaal-culturele, politieke, economische, jeugd en vrouwenemancipatie.
Tijdens de Japanse bezetting van Nederlans-Indië werd hij hoofd van de krant Tjahaja. Hij werd ook benoemd tot de Javaanse Centrale Adviesraad, richtte de bezettingsregering op en werd later lid van het Onderzoekscomité voor Voorbereidend Werk voor de Onafhankelijkheid (BPUPK) en de PPKI, gevormd door het Japanse Zestiende Leger om te helpen bij de voorbereidingen voor de onafhankelijkheid van Java.
In 1959 werd een politieman aangeklaagd eb veroordeeld voor de moord zelf. De officier van justitie die de de agent had gevonden, vroeg om verder onderzoek, maar dit werd van hogerhand niet ingewilligd.
Op 21 december 1952 werd Oto bij verstek begraven. Zijn lichaam werd vervangen doorwater en zand van het strand en begraven op een begraafplaats in Lembang, nu in het regentschap West-Bandumg.
Hij werd op 6 november 1973 aangewezen als nationale held van Indonesië, waarmee hij wettelijk dood werd verklaard, aangezien de titel postuum wordt toegekend.
THEEPLUKSTERS.
Indonesië kent vijf grote theeplantages: Sidamanik Theeplantage, Simalugun , Noord-Sumatra; Kayu Aro Theeplantage, Jambi, West-Sumatra; Puncak Gunung Mas Theeplantage, Bogor, West-Java; Rancabali Theeplantege, Bandung, West Java en Nglinggo Theeplantage, Kulon Progo, Yogyakarta.
Theestruiken groeien in een tropisch of subtropisch klimaat. De plantages liggen meestal op berghellingen, 1200 tot 1800 boven de zeespiegel. Hoe hoger de plantage ligt, des te beter de kwaliteit van de thee zal zijn. Als de theeplant vier jaar oud is, kan er voor het eerst worden geoogst.
Afhankelijk van de grote van de percelen, de bereikbaarheid en de steilte van de berghelling vindt het oogsten plaats met de hand of machinaal. Bij het oogsten worden alleen de jonge blaadjes geplukt.
Het handmatig plukken, dat door vrouwen wordt gedaan, geeft het beste resultaat. Het oogsten kan het gehele jaar plaatsvinden. De beste kwaliteit wordt echter geplukt in het droge seizoen.
Op het biljet van 20.000 rupiah uit 2016 staat aan de voor en de achterzijde de zelfde afbeelding als van de herziene uitgave uit 2022. Biljetten verschillen enigszins van kleur. Op de voorzijde staat de afbeelding van Dr. G.S.S.J. Ratulangi en op de achterzijde een danseres uit de Tari Gong.
Tevens staat op de achterzijde een schildpad afgebeeld bij de Derawan eilandengroep bij Kalimantan.
SAM RATULANGI.
Gerungan Saul Samuel Jacob Ratulangi, werd op 5 november 1890 te Tonano, Noord-Sulawesi geboren, en overleed op 30 juni 1949 te Jakarta.
Hij was een Minahasan-leraar, journalist, politicus en nationale held uit Noord-Sulawesi. Hij maakte deel uit van het comité dat de grondwet van Indonesië ratificeerde en diende als de eerste gouverneur van Sulawesi.
Hij studeerde in Nederland aan de universiteit van Amsterdam, later aan de universiteit van Zurich waar hij in 1919 het doctoraat in wiskunde en wetenschappen behaalde.
Bij zijn terugkeer in Indonesië maakte hij zich sterk voor de onafhankelijkheid van het land.
In een van zijn artikelen schreef hij: De geschiedenis kent geen enkel land dat voor altijd gekoloniseerd is. Het is te hopen dat de onvermijdelijke scheiding van Indië en Nederland op een vreedzame manier zal verlopen, wat het mogelijk moet maken dat ook daarna de goede interactie van culturele elementen tussen Indië en Nederland, die door de eeuwen heen met elkaar verweven zijn geweest, kan voortduren.
DERAWAN EILANDEN.
De Dewaran eilanden vormen een archipel ten oosten van het Indonesische deel van het eiland Kalimantan. Het gebied staat bekend om het spectaculaire onderwaterleven.
De Derawan eilandengroep bestaat uit 31 atollen, waarvan er slechts enkelen geregeld worden bezocht.
De eilandengroep is lastig te bereiken.
GONG-DANS.
De Gong-dans ook bekend als de Kancet Ledo Dans is een van de Dayak-dansen van Oost- en Noord-Kalimantan, specifiek van de Dayak Kenyah-stam.
Deze dans wordt gedanst door een meisje met een gong als begeleidend muziekinstrument. De bewegingen in de Gong-dans drukken de tederheid van een vrouw uit. Deze drukt de schoonheid, slimheid en zachtheid van dansbewegingen uit. De dans verteld over de schoonheid van een meisje dat op een gong danst, waar om het meisje zal worden gevochten door twee Sayak-jongens.
Bij de gong-dans bewegen slechts enkele lichaamsdelen, en de bewegingen worden herhaald wanneer de danser naar de gong gaat, wanneer zij op de gong staat en wanneer zij eraf komt. Het bestaat uit eenvoudig voetenwerk in stappen en zachte bewegingen van lichaam en handen. De gebruikte kostuums zijn zeer kostbaar omdat ze gemaakt zijn van kralen die aan elkaar zijn geregen tot dierenmotieven en Taah. Taah is een typische dameskleding bestaande uit fluwelenstof versierd met de kralen. Een ander gebruikt kleding stuk is de Lavung of hoed gemaakt van rotan en heeft patronen die passen bij het patroon van de kleding en Taah. De kettingen zijn gemaakt van gekleurde kralen, tijgertanden of hoektanden en neushoornvogelveren aan de beide handen van de danser. De langzame bewegingen van de handen lijken op het klapperen van de vleugels van de neushoornvogel.