ONTSNAPPEN AAN DE
VERVOLGINGEN VAN HET
COMMUNISTISCHE BEWIND
ALS BOOTVLUCHTELING.
KENNISMAKING MET ZUID-VIETNAM.
In dit verslag in vier delen maak ik gebruik van opnamen gemaakt op verschillende reizen naar Zuid-Vietnam gedurende de Noord-Vietnamese "vrijheidsoorlog", later naar Noord-Vietnam toen het één land was geworden en verschillende reizen door de Chinese Zee. Op de bijgevoegde kaartjes staat Vietnam nog aangeduid als Indo China, de periode dat het onder Frans bestuur stond.
DEEL 1.
Het was in de periode (1974) waarin de oorlog in volle gang was en we met tankschepen vol geladen met Avtur (vliegtuigbrandstof), geladen te Singapore, de Mekong Rivier opvoeren naar een US Airforce brandstofdepot.
Te Singapore kregen we zandzakken aan boord, die op lege oliedrums op de brugvleugels van het schip werden opgestapeld, dit tegen kogelinslag. Voor aankomst in de Mekongdelta werd het schip paraat gemaakt om bij een eventuele granaatinslag de daardoor ontstane brand te kunnen bestrijden.
Bij het aan boord komen van de rivierloods in de monding van de Mekong kwamen er ook enige US militairen aan boord met hun nodige munitie.
Tijdens de vaart over de Mekong rivier, met haar kale oevers door de ontbladering (Agent Orange) door de US Airforce, werden we geëscorteerd door patrouille boten en helikopters.
De laatste hingen soms vlak naast de brugvleugel om een kijkje te nemen en te groeten.
Waar we wel van schrokken, was het feit dat de militairen die we aan boord hadden, regelmatig handgranaten overboord gooien vlak naast het schip. Ze deden dit tegen aanvallen onderwater van de Viet Cong.
Ze werden vriendelijk verzocht dit niet aan bakboordzijde van het achterschip te doen, waar de inlaten van de koelwaterpompen zitten.
Op de rede hadden we al ons film- en fotomateriaal bij de gezagvoerder moeten inleveren, die het in de scheepskluis bewaarde tot na de hele operatie en terug zijn weer op de rede. Aangezien ik in het bezit was twee camera's leverde ik er maar één in en maakte zo de afbeeldingen vanuit een patrijspoort onderdeks.
( Een dorpje aan de oever van de Mekong en een eenzame visser; vriend of vijand? )
In de messroom hing aan de wand een grote wereldkaart. Zo vroegen we de militairen, die verwend werden met eten en drinken, of ze konden aanwijzen waar ze zich bevonden. Het was triest te ontdekken, dat het merendeel er geen benul van had waar ze zich bevonden. Japan en Singapore wisten ze wel, daar dat verlofplaatsen waren. Sommige van deze militairen waren nog niet ouder dan twintig jaar.
We werden afgemeerd aan een zwaar bewaakt steiger ergens aan de oever van de rivier. Nergens was enige naam aanduiding te vinden en overal zware bewaking.
Buiten het hek ging het Vietnamese dagelijkse leven gewoon door en na wat heen en weer gepraat en het afgeven van wat sloffen sigaretten, mochten we even onder begeleiding van twee militairen even buiten het hek naar de markt. De bevolking was aller vriendelijks en hartelijk. We kochten wat fruit en daarna terug naar het schip daar de avond viel.
Na het lossen van de lading voeren we de Mekong rivier weer af naar zee terug met als ladingorders Singapore om te gaan laden voor Dampier in Noord-Australië.
(Het zal zeker nog jaren duren eer er weer bomen groeien op de oevers van de Mekong.)
Buiten op de rede lag een tanker met een enorm gat voor in de boeg. Het bleek dat bij het ophalen van het anker en zware bom tot ontploffing was gekomen die door de Viet Cong aan de ketting was bevestigd.
DEEL 2.
Op 1 mei 1975 verlieten de Amerikaanse troepen Saigon en het duurde niet lang voor geheel Zuid-Vietnam was gevallen.
Noord- en Zuid-Vietnam werden verenigd in de Socialistische Republiek Vietnam en veel steden kregen een nieuwe naam, Saigon werd Ho Chi Minh-stad.
Na de eenwording van Noord- en Zuid-Vietnam brak er een ware terreur uit in het land. Mensen werden op de minste verdenking van samenwerking met de voormalige zuidelijke regering en de VS opgepakt, opgesloten, gefolterd, vermoord of afgevoerd naar heropvoedingskampen.
Velen die de kans hadden trachten via de zee hun thuisland te ontvluchten.
Zo kregen we opdracht om in Singapore een lading vliegtuigbrandstof te gaan laden voor Danang Airport in het vroegere Noord-Vietnam.
Hier was met recht alles verboden en werden echt serieus alle camera's en waardevolle artikelen opgeborgen in de scheepskluis. Ook de douanelijst moest tot in de puntjes kloppen. Het viel mee dat je nog niet het aantal sokken in moest vullen.
Na aankomst te Danang werd het hele schip uitgekamd onder het motto van smokkelwaar, wat op een zeer onbeschofte manier gebeurde. Zo werden laden uit de kast getrokken en gewoon op de grond omgekeerd.
Het was met recht een politiestaat geworden waar angst botvierde.
De mensen die je zag lopen, liepen met het hoofd gebogen naar beneden.
Walverlof was niet toegestaan.
Na het lossen van de lading werd het schip weer geheel doorzocht op eventuele vluchtelingen.
Het was geen prettige ervaring en we waren blij weer vrij op zee te zijn.
BOOTVLUCHTELINGEN.
DEEL 3.
Intussen het contract vol gemaakt op het vorige schip, een paar maanden met verlof geweest en weer naar het Midden-Oosten gevlogen voor een nieuw contract op een ander schip. Te Bahrein geladen voor Japan. Na het lossen van de lading ruwe olie te Japan gingen we op weg in ballast naar Sarawak om weer een lading in te nemen.
In de Zuid-Chinese zee troffen we een scheepje aan dat noodsignalen gaf. De machinekamer werd gewaarschuwd om gereed te zijn voor het manoeuvreren en eventueel te stoppen.
We maakten uit veiligheid de gebruikelijke rondtorn waarbij het scheepje goed werd geobserveerd.
Het was een drijvend wrak dat water maakte en geen voortstuwing meer had, daar de brandstof op was.
We maakten de opvarenden duidelijk dat we dicht mogelijk bij hun langszij zouden trachten te komen om ze aan boord te nemen.
Touwladders werden neergelaten en hulplijnen, en met hun laatste schamele bezittingen kwamen mannen, vrouwen en kinderen met hulp aan boord.
Maar waar laat je 19 bootvluchtelingen?
Echtparen met kleine kinderen werden ondergebracht in de leegstaande hutten en de rest werd ondergebracht in de ruime recreatie ruimte waar hoofzakelijk tafeltennis werd gespeeld.
Reserve matrassen, dekens en kopkussens werden op de grond gelegd als slaapplaats. Een gezamenlijke douche en toiletruimte werd hun toegewezen.
Maar wat te doen met het scheepje? Het zo weer weg laten drijven zou nodeloos andere schepen in de problemen kunnen brengen. Er werd besloten het te rammen waardoor het zou zinken, maar na twee nutteloze pogingen daartoe te hebben gedaan, werd besloten weer langszij te gaan en met behulp van een brandbijl een gat in de romp te hakken, wat wel succes had.
Het hoofdkantoor in Nederland werd in kennis gesteld dat we 19 bootvluchtelingen aan boord hadden.
Het tegenbericht gaf het schip opdracht eerst door te varen naar de rede van Singapore, waar na overleg met de Singaporese autoriteiten de vluchtelingen zouden worden opgevangen door personeel van de Nederlandse ambassade, die voor transport naar Nederland zouden zorgen als ze niet in Singapore mochten blijven.
Het armzalige zooitje dat we aan boord hadden genomen maakte dankbaar gebruik van de wasgelegenheid en wasten ook de restanten kleding uit onder de douche, daar ze geen verschoningen bij zich hadden. Iemand uit de technische dienst kwam met het idee om de balen poestdoeken na te kijken daar daarin vaak complete stukken kleding in zaten. De Vietnamese vrouwen plukten de balen uit elkaar en zowaar had een ieder van de vluchtelingen na dat wat uitgezocht was gewassen en gedroogd een set schone kleding. Ze hielden de hun toegewezen ruimten zeer schoon en de vrouwen staken in het kombuis een handje uit. De mannen hielpen met kleine werkzaamheden in de machinekamer en de kinderen werden door de opvarenden verwend.
De communicatie onderling was van onze kant in het schoolfrans dat we eens geleerd hadden, en van hun kant in gebrekkig Engels.
Ze waren ons niet tot last met hun dankbare glimlach. Uit privacy overwegingen maakten we geen foto's van de vluchtelingen.
Bij het verlaten van het schip op de rede van Singapore overhandigde de kapitein van het scheepje ons zijn kompas dat hij had meegenomen bij het verlaten van zijn vaartuig.
Dit aandenken werd later in een boord gemaakte beugel opgehangen in de scheepsbar, voorzien van een plaatje met de tekst:
'Aangeboden door 19 Vietnamese Bootvluchtelingen 22-27 september 1987'.
Ik maakte op het zelfde schip haar laatste reis mee op weg naar de sloop en liet het kompasje niet naar de sloop gaan, maar nam het in overleg met mijn nog aan boord zijnde collega's mee naar huis.
DEEL 4.
Intussen zijn we de nodige jaren verder na de eenwording van Noord- en Zuid Vietnam, en maakte ik aan boord van een tanker een reis met ladingorders een ruwe olieproductie veld voor de kust van het noorden van Vietnam, om daar een lading in te nemen voor Singapore.
Via een supply-boat kregen we een loods en enige Vietnamese werklieden aan boord en naderden het olieproductie veld vol met boortorens. Het weer was slecht, er stond een harde wind en een ruwe zeegang en het zo een hele klus om de ladingslang uit zee op te vissen en deze daarna aan boord aan te koppelen.Aan het voorschip werden we verbonden met een soort werkschip, dat zowaar Saigon als thuishaven achter op de plecht had staan. Op het achterschip maakten we verbinding met een zware tros met de supply-boat. Beide schepen moesten ons in positie houden bij het slechte weer en ook onze machinekamer bleef volledig stand-by.
De Vietnamese werkkrachten vertoefden in de messroom van de bemanning en aasden op gebruikte postzegels, en zo ruilde in die ik had van mijn post met het thuisfront, tegen een lokaal bankbiljet waar het olieproductieveld op afgebeeld staat.
De productieplatforms hadden een Noorse staff en Vietnamese bemanning en hun politieke toezichthouders. Zo kreeg het schip het verzoek om enige stalen kisten met te reviseren onderdelen mee te nemen naar Singapore. Na overleg met kantoor werd daar toestemming voor gegeven. Na het laden en weer los te zijn van de ladingslang, het werkschip voor aan de boeg werden we door de supply-boot naar achteren weg gesleept tot we op eigen kracht naar een veilige positie konden varen.
De supply-boot haalde de kisten op bij het productie platform en een maal bij ons langszij werden deze met de slangenkraan aan boord gehesen en op dek vastgesjord. We konden aan onze reis naar Singapore beginnen.
Het was al bijna donker toen de matroos van de wacht aan de stuurman melde dat hij vreemde klopgeluiden aan dek hoorde. Dan weer wel en op onregelmatige tijden.
Er werd besloten om bij het eerste daglicht op onderzoek te gaan. Ook de stapel kisten werd gecontroleerd of ze goed vast stonden en onverwachts klonk er een zwak klopgeluid uit de 2e kist van boven. De dekkraan werd opgetuigd om de bovenste kist te verwijderen, met grof geweld werd het hangslot verwijderd en de kist geopend. Wat we toen vonden deed en ieder die er was met stomheid slagen van verbazen. In de kist lag een Vietnamese jongen in het water van zijn eigen zweet, volledig uitgeput. Hij werd uit de kist getild en naar de accommodatie gebracht, waar eerst al de doorweekte kleding werd uitgetrokken en hem in dekens werd gewikkeld waarna hem te drinken werd gegeven, water met medicinale zouten waar hij snel van opknapte en vaste voeding kreeg.
Onze 'klopgeest' was een mens van 17 jaar oud. Maar wat was de achtergrond van dit gebeuren?
ZIJN VERHAAL.
Zijn ouders waren in het vroegere Zuid-Vietnam onderwijskrachten en na de één wording van Noord en Zuid vonden er razzia's plaats, waarbij een ieder die maar iets met het zuidelijke bewind te maken had gehad werd opgepakt, Zijn ouders werden op school opgepakt en afgevoerd op valse beschuldigingen als werken voor de vijand. Hij zelf wist onder te duiken maar werd verraden en afgevoerd naar een werkkamp. Hij zat toen op de technische school en moest in het kamp automotoren reviseren.
Toen de oliemaatschappij technisch personeel zocht, werd hij overgeplaatst naar een booreiland en kwam uiteindelijk op het productieplatform terecht waar de Noren zich over hem ontfermden als jongste bemanningslid. Zo hoorde hij van het verzenden van de kisten met onderdelen en verstopte zich met wat eten en drinken in een kist. Zo zat hij al enige dagen in de kist die op slot was gedaan, eer deze op de supply-boot werd geladen en uiteindelijk bij ons aan boord werd gezet, waar het weer een dag duurde eer hij werd gevonden.
Hoofdkantoor was intussen ingelicht, dat we een verstekeling aan boord hadden. Eenmaal goed op de been verkeerde hij graag in de machinekamer en toonde veel interesse in de machine installatie. Het kantoor in Nederlands stelde de ambassade in Singapore op de hoogte. Bij aankomst rede Singapore werd hij door ambassade personeel van boord gehaald en hem onder hun hoede namen voor transport naar Nederland.
In mijn verlof na dit contract trachtte ik nog te achterhalen hoe het met onze 'klop geest' was vergaan.
Mij kon mij alleen vertellen dat hij intussen de Nederlandse nationaliteit had verkregen, was ondergebracht in een pleeggezin en aan het studeren was. Verder kwam ik niet vanwege privacy redenen, die we aan boord ook in ere hadden gehouden door geen foto's van hem te maken en ik in dit verslag ook zijn naam niet heb vermeld.
Later op een bijeenkomst op kantoor kwam deze gebeurtenis weer ter sprake en vernam ik dat hij van de rederij een studiebeurs had gekregen in het hoger technisch onderwijs.