zaterdag 27 september 2014

ZAANSE SCHANS MOLENS.

INDUSTRIEEL MOLENGEBIED.

EEN MOLENAAR EN EEN KAPITEIN VAN EEN ZEILSCHIP HEBBEN EEN DING GEMEEN. ZE ZIJN BEIDE AFHANKELIJK VAN DE WIND.


De Zaanse Schans ligt in de Zaanstreek bij de gemeente Zaandam aan de rivier de Zaan.


WAAR HET GEBIED IS GELEGEN.


Zaandam is een plaats die in 1811 is ontstaan door de samenvoeging van de gemeenten Oostzaandam, dat vroeger deel uitmaakte van Banne Oostzaan (een zelfstandige gemeente tussen 1795 en 1811) en Westzaandam, dat deel uitmaakte tot Banne Westzaan.
Het was door keizer Napoleon Bonaparte die bij Keizerlijk Decreet van 21-10-1811, dat op 1-1-1812 Zaandam verheven werd tot stad.
Het wapen van Zaandam is dan ook een combinatie van de wapens van de vroegere dorpen Westzaandam en Oostzaandam.
Het is een gevierendeeld schild met links in het goudenvl;ak de staf van Mercurius, rechts vier klimmende leeuwen, linksonder een onvoltooid schip en rechts onder een haan. Het in het midden liggende schild geeft een geografische situatie weer: lucht, aarde en water.
Het schild wordt gehouden door een gekroonde leeuw met een opgeheven zwaard.

Zaandam is samen gegaan met de gemeentes Assendelft, Krommenie, Wormerveer, Westzaan, Zaandijk en Koog aan de Zaan en vormen nu samen de gemeente Zaanstad.


Het nieuwe wapen van de gemeente Zaanstad. Als schildragers worden hier twee walvissen weergegeven die het schild met hun staarten vasthouden. Het schild is gevierendeeld en in de vier delen staan de leeuwen tegenover elkaar gekeerd. Zilveren leeuwen in een rood vlak en rode leeuwen in een zilver vlak
Het geheel is geplaatst op een arabesk van sinopel


Het wapen is erkend sinds 27 februari 1974. Het geeft de verbondenheid weer van Zaanstad in de 17e en 18e eeuw met de walvisvaart.


Zo heeft de gemeente Zaanstad ook een nieuwe vlag verkregen.
Deze vlag bestaat uit de kleuren rood, wit en blauw en een verkort kruis.
Van het verkorte kruis raken de verticale witte armen en de horizontale rode armen elkaar in het midden
diagonaalsgewijze raken en waarvan de hoogte één tweede en de dikte der armen één zesde van de hoogte van de vlag is. Het kruis is ontleend aan het embleem van Zaanen. Volgens historische gegevens uit de oudste ter wereld bestaande vlaggenboeken staat de vlag gedocumenteerd; De vlag werd gevoerd door schepen varende onder de hoge bescherming van de heerlijkheid Zaanen.


DE INDUSTRIE.

Aan de oever van de Zaan, die bij Amsterdam in het IJ uitstroomt, is van oudsher veel bedrijvigheid gesitueerd. Door de walvisvaart ontstonden er scheepswerven in de 15e en 16e eeuw. Op de werven werden vooral de praam en de haringbuis gebouwd voor de visvangst op zee.
Ook de Gouden Eeuw en de V.O.C. deden veel bedrijven ontstaan langs de oever van de Zaan er werd het gebied van begin 17e eeuw tot driekwart van de 19e eeuw een enorm industrieel molengebied. In het begin van de 18e eeuw werden er 150 schepen per jaar gebouwd op de hellingen langs de Zaan. Einde 18e eeuw raakte de scheepsbouw in verval.
Dat de scheepsbouw van belang was, blijkt aan het werkbezoek van de Russische Tsaar Peter de Grote die van 18 t/m 25 augustus 1697 een bezoek bracht aan de scheepsbouwwerven in Zaandam.


Voor de scheepsbouw, de bouw van molens, huizen en pakhuizen was hout nodig en dit werd uit Scandinavië, Oostzeegebied en Duitsland aangevoerd. Gedurende de opkomst van de scheepsbouw werd al dit hout nog met de hand gezaagd, wat een zwaar en tijdrovend werk was.
Zo begon men molens te bouwen die de boomstammen konden zagen en al snel stonden er honderden houtzaagmolens langs de Zaan.
Naast de houtzaagmolens waren er er tientallen andere molens; pelmolens, papiermolens, oliemolens, verfmolens, krijtmolens, snuifmolens ( voor snuiftabak), specerijmolens en volmolens (watermolens).
Het moet in die tijd een enorm lawaai geweest zijn als al de molens in bedrijf waren.


DE KRUKAS.


                                                 ( Voorbeeld van een krukas in een molen.)

De uitvinding van de krukas bracht een revolutie teweeg bij de molens. Men kon hierdoor meerdere zagen of stampers tegelijk gebruiken.
Het was Cornelis Corneliszoon van Uitgeest, die ook Krelis Loodjes werd genoemd, die deze uitvinding deed. Hij woonde in Uitgeest als een eenvoudige boer tussen de timmerwerkplaats van zijn zwager en de molen van zijn schoonvader.
De molens die men over het algemeen kende vermaalden het graan tot meel tussen de molenstenen of maalden het water uit de polders. Een ronddraaiende beweging van de wieken werd steeds in een ronddraaiende beweging overgebracht naar de molenstenen of het schoepenrad.
De uitvinding van de krukas, een as met twee of meerdere bochten er in zorgde ervoor dat de draaiende beweging van de wieken werd overgezet in een op- en neergaande beweging.
De eerste houtzaagmolen die Cornelis bouwde stond in Alkmaar en door deze snelle manier van zagen werd ook het timmerhout goedkoper.
De scheepsbouw in Amsterdam toonde weinig belangstelling voor zijn uitvinding, daar dit veel houtzagers hun werk zou kosten. Maar in Zaandam was meer belangstelling en bouwde men in 1596 er de eerste houtzaagmolen aan de oostoever van de Zaan.
Cornelis kreeg 300 gulden voor elke krukas die in een molen werd gebruikt. Pas drie jaar na zijn dood, in 1610, mocht een ieder vrij van deze uitvinding gebruik maken.

DE INDUSTRIËLE GROEI.

Voor de scheepswerven, de huizen- en molenbouw verrezen in Zaandam de houtzaagmolens. Olie molens kwamen meer voor in de noorden van de streek (Schermer,Purmer en Beemster) waar het koolzaad groeide, waaruit de olie werd geperst.

In het rampjaar 1672 vluchtten veel papiermakers uit Gelderland, waar toen veel werd gevochten, naar de Zaanstreek. Hun papiermolens kwamen iets verder in het veld te staan, omdat zij schoon helder water nodig hadden.

Verder waren er pelmolens die graan verwerkten, hennepkloppers die voor de touwslagerijen wekten.
Deze touwslagerijen verwerkten de hennep op een lijnbaan alwaar de vezels in elkaar werden gedraaid tot een steeds dikker touw, dat weer geleverd werd aan de scheepswerven voor de tuigage van de schepen en hun trossen.

Kleinere molens die wit poeder maalden voor in de pruiken welke in die tijd werden gedragen door de welgestelden heren.



Al met al hebben er in die tijd ongeveer 1200 molens in de Zaanstreek gestaan. Op het hoogte punt van de molenindustrie , rond 1700, draaien er wel 700 molens tegelijk. Door al deze industrie vermeerderde zich ook de bevolking in het gebied. Er werden zelfs buitenlandse arbeidskrachten aangetrokken.
Zo raakten de dijken langs de Zaan volgebouwd en ontstonden er smalle paden dwars op de rivier waar men weer woningen bouwden. De modderige paden werden begaanbaar genaakt door er zaagsel op te strooien van de houtzaagmolens. Door als deze paden langs de beide zijden van de rivier ging het landschap er uit zien  als een visgraat.
Vanaf de periode rond 1850 werd de windkracht langzaam verdreven door de opkomst van de stoommachine. Zaandam bleef tot in de tweede helft van de 20e eeuw een zeerbelangrijke houthaven.
Nu liggen er moderne fabrieken voor de cacao verwerkende industrie van de grote kruideniersbedrijven en houtverwerkende fabrieken van het bedrijf Bruynzeel.


DE HUIDIGE MOLENS AAN DE ZAANSE SCHANS.


( Van links naar rechts op de afbeelding de molen Het Jonge Schaap, de Zoeker, De kat, De gekroonde Poelenburg en De Huisman.)

Na de opkomst van stoom als energie raakten veel molens in verval en werden afgebroken. Zo waren er in 1920 nog maar 50 van de eens 1000 molens over.
Om deze molens voor het nageslacht te bewaren werd op 17 maart 1925 de Vereniging de Zaansche Molen opgericht.
Deze vereniging heeft nu zo"n tiental industriemolens in haar bezit. Deze molens worden in optimale staat gehouden en draaien regelmatig en hebben zelfs nog een productie.
In 1928 stichtte de vereniging een uniek en bezienswaardig molenmuseum, waar alles over de geschiedenis en werking van de molens te terug te vinden.


HOUTZAAGMOLEN 'HET JONGE SCHAAP'.

Het houtzagen door middel van windkracht is een uitvinding van Cornelis Corneliszoon uit Uitgeest. Hij maakte voor de aandrijving van de zaagramen voor het eerst gebruik van een door hem ontworpen krukas.
De door hem eerste ontworpen en gebouwde houtzaagmolentje , 'Het Juffertje', werd op een vlot naar Zaandam getransporteerd.
Houtzaagmolens zijn er in twee typen. Zo produceerde de wagenschotzager het zogenoemde wagenschot of wegenschot, een fijn soort eikenhout dat gebruikt werd voor wand- en scheepsbetimmeringen.
Een balken zager hield zich alleen bezig met het grove werk als het zagen van balken en planken zoals de houtzaagmolen 'Het Jonge Schaap'.





 Het 'Jonge Schaap'is een replica van de molen uit 1680 welke in 1942 werd afgebroken. Deze replica werd opgebouwd tussen 2005 en 2007 volgens tekeningen van Anton Sipman die hij maakte van de oude molen voor hij werd afgebroken.
Deze replica kreeg een plaats tussen de molens 'De Zoeker' en 'De Os' aan de Kalverringdijk 31a.op de Zaanse Schans.
Op deze plaats stond vroeger tussen 1685 en 1798 de oliemolen 'De Ster'.
Het 'Jonge Schaap' is een bovenkruier: dit betekend dat alleen de kap op de wind wordt gezet door middel van het kruirad dat onderaan de schoren is bevestigd. De kap draait op een neutenkruiwerk. Dit zijn houtenbalkjes die van boven zijn afgedekt met blik.
De stalen roeden werden in 2006 gemaakt bij de Limburgse molenroedenfabrikant Derckx. De binnenroede is 20,5 meter lang en de buitenroede is 20,68 meter lang.
De gietijzeren bovenas van de fabrikant Enthoven dateert uit 1949. Deze as heeft vroeger in de houtzaagmolen 'De Verwachting' uit Middelburg gelegen die in 1891 werd gesloopt.




( De boomstammen welke in het water hebben gelegen worden de helling opgetrokken, waarna ze geschild worden alvorens ze worden gezaagd.)


De draaiende beweging van de wieken wordt door het bovenwiel en het krukwiel omgezet in een verticale op- en neergaande beweging voor het aandrijven van de zagen en ander werktuigen onderin de molen.
Om het bovenwiel zit de vang, dit is een stutvang, een houten rem, waarmee de molen stilgezet kan worden.
Om het bovenwiel zitten als voering eikenhouten schaaldelen, waarop de vangblokken aangrijpen. 




Het 'Jonge Schaap' is uitgerust met een krukas.
Het grote bovenwiel brengt, via de koningsspil, de beweging over op het krukwiel. Het krukwiel drijft op zijn beurt de krukas aan waarmee de zaagramen op en neer worden bewogen.
Deze molen is uitgerust met drie grote zaagramen die de boomstammen in balken of planken zagen.
De dikte van deze planken wordt bepaald door de ruimte tussen de verstelbare zaagbladen.












De molen heeft behalve de zagen die aangedreven worden nog andere onderdelen die aangedreven worden via de wind.
Een ingenieuze constructie is de winderij. Het tandwiel heeft veel weg van een cirkelzaag, maar dat is het beslist niet. Het heet in de molentaal een krabbelrad. Het krabbelrad wordt gebruikt om de winderij aan te drijven, waarmee de balken uit het water worden gehesen en van de werkvloer worden getild.
Ook de zaagsleden worden door het krabbelrad aangedreven. Een zaagslede met een tandheugel zorgt ervoor dat de boomstammen door de zaagramen worden geschoven.


Bij het krabbelrad om de balken op te hijsen wordt het rad telkens, stukje voor stukje, rondgedraaid waarbij het hijstouw langzaam om de rol wordt gewonden en de blak wordt opgetakeld.
Ook de zaagsleden worden bij elke op en neer gaande beweging van de zaagramen door het krabbelrad steeds een klein stukje opgeschoven.
De winderij is ook uitgerust men een loopbaan waaraan zware handbediende takels hangen.
Bij goede windcondities is het mogelijk om zo per dag twintig boomstammen te verzagen.
Vroeger bestond het personeel van een houtzaagmolen uit vijf personen die in feite op de molen woonden.






Het gezaagde hout wordt onder een afdak opgestapeld,  met dunne latjes tussen de planken om de wind er door te laten gaan, om te drogen. Kosten en onderhoud van de molen worden gedekt uit de verkoop van dit gezaagde hout.






OLIEMOLEN 'DE ZOEKER'.

   
'De Zoeker' is een oliemolen aan de Kalverringdijk op de Zaanse Schans.  In de Zaanstreek is het één van de vijf overgebleven oliemolens. Eens stond hier de oliemolen 'De Wind'. 
De geschiedenis van deze molen gaat terug naar het jaar 1676 toen deze molen zijn windbrief verkreeg. De oliemolen, gebouwd in Zaandijk, raakte door de opkomst van de stoom gedreven fabrieken uit de gratie. In 1891 werd de molen er niet mooier op.
In dat jaar werd het binnenwerk van de molen verwijderd en de molen werd ingericht als verfmolen. In februari 1925 werd de molen zwaar beschadigd door een windhoos en dank zij een vrijwillige bijdrage weer opgeknapt. In 1940 raakte de molen buiten bedrijf. 
In 1950 kwam de molen in handen van de gemeente Zaandijk.
Op 1 augustus 1968 werd de molen op spectaculaire wijze overgebracht van het Guisveld te Zaandijk naar zijn huidige plaats aan de Kalverringdijk op de Zaanse Schans.

Bij deze operatie werd het molenlijf met een grote kraan over de bedrading van de spoorweg getild. Na de verplaatsing werd 'De Zoeker' overgedragen aan de Vereniging de Zaansche Molen. De molen is weer geheel in werking als oliemolen, waarin olie wordt geslagen op professionele basis. In de molen draaien stenen op de olie houdende zaden te vermalen, waaruit later olie wordt geslagen.
  


'De Zoeker' is een achtkantige bovenkruier, waarvan alleen de kap met de wieken verdraaid kunnen worden op de windrichting. Het verdraaien van de kap geschied met behulp van het kruirad.



In de molen wordt de draaiende beweging van de wieken overgezet in een verticale beweging voor aandrijving van de werktuigen onderin de molen. Om de molen stil te zetten wordt gebruik gemaakt van een vang om het grote bovenwiel.


                                                               

HET MALEN VAN DE OLIE.

Direct in het oog in de oliemolen vallen de enorme molenstenen die een gewicht hebben van 2500 kilo en die onverstoorbaar hun rondjes draaien en het oliehoudende zaad of noten pletten onder hun enorme gewicht.
Omdat de stenen op hun kant staan worden ze logischerwijs kantstenen genoemd. De twee kantstenen, samen een gewicht van 5000 kilogram, zijn bevestigd in een raamwerk dat wordt aangedreven door het mechaniek van de molen.
De kantstenen draaien rond op een vlakke steen, de 'legger', die op het 'doodsbed' rust.
Omdat deze stenen legger snel sleet of barstte werd in latere jaren wel een plaat van gietijzer gebruikt als doodsbed.


Regelmatig schept de molenaar een nieuwe hoeveelheid maalgoed op de legger.
Om te voorkomen dat het maalgoed door de kantstenen van de legger wordt gedrukt en op de grond valt, draaien er zogenaamde 'strijkers' mee die de geplette massa onder de stenen houdt.
De zijkanten van de kantstenen zijn meestal voorzien van gekleurde vlakken, zoals op de afbeelding in wit en blauw gescheiden door een rode streep. Dit wordt gedaan als een veiligheidsmaatregel, zodat men ook 's nachts in de schaars verlichte molen in één oogopslag kan zien dat de stenen in beweging zijn.


 Is het zaad of de noten eenmaal tot meel vermalen onder de kantstenen dan wordt wat over is verwarmd.
Dit gebeurd op een stenenfornuis, dat 'vuister' wordt genoemd en gestookt wordt met hout, turf of steenkoolbriketten.
Op de ijzeren plaat van de vuister wordt het fijn gemalen zaad al roerend verwarmd.
Als nevenfunctie word de vuister ook wel door het personeel gebruikt om koffie op te zetten of een maaltijd op te warmen.

 

HET SLAAN VAN DE OLIE. 



Voor het slaan van de olie, wordt de verticale beweging van de koningsspil weer overgezet in een horizontale beweging voor de nokkenas welke de slaghei in beweging brengt.


Het opgewarmde gemalen zaad wordt vervolgens in twee wollen zakken, de zogenoemde 'bullen' gedaan.
Aangezien deze bullen bij het slaan flinke klappen te verduren krijgen krijgen ze een soort jas aan van paardenhaar en leer.
(zie doorsnede a in de tekening)
Dat geheel wordt in een houten lade gestopt waarna het heiwerk begint. Met de slaghei (b) wordt met grote kracht op de slagbeitel (c) geslagen die de buul, via de vulstukken (d) klap na klap opzij drukt en daarmee de olie uit het zaad perst. Dit gaat met een enorm lawaai gepaard, wat zelfs buiten de molen te horen is. Het onophoudelijk heien bezorgde het personeel in de molen de nodige gehoorbeschadigingen, welke beroepskwaal 'heidoof' wordt genoemd.
Na het persen is een klap van de loshei (e) op de losbeitel (f) voldoende om de druk van circa 250 atmosfeer uit de blokken te halen.



Als de olie uit het zaad is geperst blijft er in de buul een stevige 'koek' over. Om niets verloren te laten gaan, worden deze koeken uit de buul gehaald, door de stampers tot meel gemaakt, nogmaals verwarmd en weer in de buul gestopt voor een extra behandeling in het blok. Deze extra behandeling, de zogenoemde naslag, was lonend. Het is een arbeidsintensief werk.


VEEVOEDER KOEKEN.

De buul wordt na de naslag ontdaan van zijn  uitgeperste inhoud. Ook wat nu over is werd vroeger nooit weggegooid. Zo werd deze laatste koek naar het koekenhok gebracht waar ze met behulp van een zwaar mes aan een hefboom in plakken werd gesneden voor de verkoop als veevoeder.

De oliemolen perste ook lijnzaad, dat net als het hout van de houtzaagmolen werd gebruikt in de scheepsbouw.


KRIJTMOLEN 'DE KAT'.





















Krijtmolen 'De Kat' is 
een achtkantige bovenkruier die oorspronkelijk in 1781 is gebouwd en sinds de herbouw in 1960 tot verfmolen is ingericht.
De kap en de wieken zijn alleen op de wind draaibaar met behulp van het kruiwiel.


Op de plaats waar nu de molen staat werd omstreeks 1646 een verfmolen opgericht. Aan de molenaar Adriaan Gerritszoon van Someren werd op 11 januari 1646 de windbrief verleend.
Deze molen werd later tot oliemolen verbouwd omstreeks het jaar 1689.
Op 27 november 1782 werd de molen door brand geheel verwoest, maar werd weer opgebouwd.

In 1904 werd de sinds 1772 in het bezit van de familie Honig zijnde molen verkocht aan de firma Vis Pz. die hem tot stellinghoogte liet afbreken en de onderbouw en schuur in gebruik nam als opslag- en droogplaats voor krijt.
In 1960 werd op deze onderbouw en schuur het bovenachtkant van de elders uit Zaandam afkomstige molen 'De Duinjager' geplaatst.

'De Duinjager' is waarschijnlijk omstreeks 1696 in het Oostzijderveld gebouwd, want de windbrief uitgereikt aan de molenaar Adam Janszoon Duyn dateert van 1 augustus 1696.
De molen was oorspronkelijk gebouwd als snuifmolen maar werd al spoedig tot verfmolen ingericht. Op 17 juni 1781 ging de molen door brand verloren, maar werd weer opgebouwd.

Omstreeks 1900 werd de molen gebruikt voor het vermalen van krijt en later voor het vermalen van brokken steenkool. Deze verpulverde steenkool werd in balen geleverd aan de ijzergieterijen. Al voor de Tweede Wereldoorlog had de molen een dieselmotor als hulpkracht om het gaande werk aan te kunnen drijven.




Het gaande werk in de molen bestond aanvankelijk uit twee koppels maalstenen en vijf koppels kantstenen. 
De maalstenen lagen op de eerste zolder en vier van de vijf koppels kantstenen stonden in het onderachtkant op de begane grond. Het vijfde koppel stond in de westschuur opgesteld en werd aangedreven door een lange as vanuit de molen.
Een van de koppels maalstenen is in latere tijd beneden opgesteld.

'De Duinjager' is tot maart 1947 op windkracht in bedrijf geweest. Door bebouwingsplannen van het Oostzijderveld kon de standplaats van de molen niet gehandhaafd blijven en werd de molen in 1959 gesloopt.
In 1960 zijn de bovenachtkant en kap verplaatst naar de onderbouw van molen 'De Kat' aan de Kalverringdijk op de Zaanse Schans. Sindsdien wordt de molen regelmatig in werking gesteld.


Het krijt dat de molen uit gedroogde brokken fijn maalt werd gebruikt voor de verfindustrie en de kleur werd er na het malen in een mengmachine aan toegevoegd.

Door de opkomst van de chemische industrie en de productie van synthetische verf raakte de productie van krijtverf in verval.






HOUTZAAGMOLEN 'DE GEKROONDE POELENBURG'.

De houtzaagmolen ´De Gekroonde Poelenburg' is een paltrokmolen.
Toen de uitvinder van de krukas Cornelis Corneliszoon uit Uitgeest zijn eerste houtzaagmolentje bouwde was dat ook een paltrokmolen
.
De naam paltrokmolen heeft de volgende verklaring:
In de 16e eeuw werd het meeste hout als ruwe boomstammen in Holland ingevoerd uit het Rijnland in Duitsland. De mannen uit dit gebied, de Duitse Pfals, droegen in die tijd jassen die van boven smal waren en beneden breed uitliepen 'Pfalz-rokken'.
Maar ook in de 14e eeuw kende men in Frankrijk een dergelijk kledingstuk genaamd 'paltoc'.


Opvallend aan deze molen is; dat als men de wieken op de wind wil zetten men niet de kap verdraaid met behulp van het kruiwiel, maar dat de gehele molenromp wordt verdraaid op een stelsel van rollen gelegen op de stenen fundatie van de molen tussen de molenromp. 

De oorspronkelijke Poelenburg werd waarschijnlijk voor 1731 gebouwd in het toenmalige Oostzaandam. 
Nadat de molen in 1903 verbrandde werd de paltrok 'De Locomotief' in 1904 op de plaats van de Poelenburg neergezet. 'De Locomotief' was in 1866/1867 gebouwd in Koog aan de Zaan. Na de verplaatsing ging 'De Locomotief' verder door het leven onder de naam 'De Gekroonde Poelenburg'.
De molen werd op zijn oorspronkelijke standplaats niet gerestaureerd, maar dat werd pas gedaan nadat deze vanaf de grond weer werd opgebouwd op de Zaanse Schans. Helaas werd de molen toen zwart geteerd en verloor zo de oud-Zaans-groene kleurstelling.


Op het erf waar nu de molen staat heeft eeuwenlang de pelmolen 'De Grootvorst' gestaan welke op 28 maart 1928 is verbrand. 
Volgens molengeschiedkundigen hebben in de Zaanstreek ongeveer 237 paltrokken gestaan. Hiervan zijn alleen 'De Gekroonde Poelenburg' en 'De Held Jozua' nog over.

In 2005 onderging 'De Gekroonde Poelenburg' in opdracht van de eigenaar de Vereniging De Zaansche Molen een grote restauratie.
Bij deze restauratie werd het buiten houtwerk in de originele potdekstelling weer aangebracht en weer voorzien van de oude Zaans-groene kleur.
De sombere zwarte verschijning maakte plaats voor kleurige gebouwen aan de Schans.

De originele gietijzeren bovenas, van de gieterij De Prins van Oranje, uit 1866 zit nog steeds in de molen.


De molen heeft een zaagraam met schulpraam, met in het midden alleen een zaagraam en aan de andere kant alleen een schulpraam.

De roeden hebben een lengte van 20,3 meter en zijn gemaakt door de fabrikant Beudeker in 1963. 
Bij een technische inspectie in 2014 kwam aan het licht dat de roeden in een slechte conditie verkeerden en zodoende staat de molen voorlopig uit veiligheid overwegingen buiten bedrijf.
Zagen in de molen werd op vrijwillige basis gedaan.

Het bovenwiel van de molen heeft 66 kammen en het krukwiel 26 kammen. De krukas draait hierdoor 2,54 keer sneller dan de bovenas. Een overbrengingsverhouding van 1 : 2,54.





MOSTERDMOLEN 'DE HUISMAN'.



Molen 'De Huisman'  is een kleine achtkantige stellingmolen en staat  sinds 1955 op een pakhuis. Het is het oude pakhuis 'Indië's Welvaren'. Eens stonden ze naast elkaar.
Snuifmolen 'De Huisman' (1786) en de specerijenmolen 'Indië's Welvaren' (1908) moesten wijken voor stadsuitbreiding van Zaandam. Nu vormen ze samen één nieuw bedrijf aan de Kalverringdijk op de Schans.


( De oorspronkelijke houten aandrijfas is vervangen voor een stalen as.)

Nu is de molen ingericht als een specerijenmolen met het binnenwerk van de specerijenmolen 'Het Indië's Welvaren' welke nu de naam draagt 'De Jonge Dirk".
De molen was voor de grote restauratie volledig bedrijfsvaardig voor de mosterdpoductie, maar er werd een moderne installatie voor de bereiding van mosterd gebruikt.



In 2010 is begonnen met de verbouwing van de 'De Huisman' en werd de productie van de mosterd verplaatst naar Wormerveer.
Naast het pakhuis 'De Haan' is een nieuw deel gebouwd waarop het achtkant in december 2010 werd geplaatst. In dit nieuwe gedeelte staan drie koppels kantstenen opgesteld die zowel door de windkracht als elektrisch kunnen worden aangedreven. De aandrijving gebeurt met behulp van aandrijfriemen en gedeeltelijk door de kamwielen van het door de wind aangedreven gedeelte. 
Opvallend is dat hier een van de koppel kantstenen niet van steen is maar van hout.


Nu hangt er de geur van vers gemalen specerijen die onder de drie paar molenstenen in de hoek van het pakhuis tot poeder worden vermalen.
Aan het geheel is een authentieke winkel toegevoegd waaraan het interieur veel aandacht is besteed.
Het is nu niet alleen de mosterd die hier wordt verkocht, want Abraham wist al waar hij deze moest halen, maar ook alle soorten kruiden om de maaltijden op smaak te brengen. De oosterse geuren komen je er tegemoet.



Het pakhuis 'De Haan' is ongeveer dertig centimeter omhoog gebracht op een nieuwe fundering.
Hierin is nu de specerijenwinkel gevestigd.
Op 16 september 2011 heeft de Beschermheer van De Hollandsche Molen, Z.K.H. Prins Friso het complex zo als het nu is in gebruik genomen.










Het voormalige pakhuis en de begane grond van de molen zijn vrij toegankelijk.




EEN BEZOEK AAN HET GEBIED.

Het gebied van de Zaanse Schans is Nationaal Erfgoed. Het geeft weer hoe van belang het gebied was voor de handel en de scheepsbouw. Alles was met elkaar verweven. Het was in die tijd het grootste industrie gebied van de wereld.

De Zaanse Schans ligt op loopafstand van het NS-station Koog aan de Zaan.. Ook is vlakbij voldoende gelegenheid voor het parkeren van een auto.
De weg langs de molens is alleen toegankelijk voor de bewoners met een gemotoriseerd voertuig. Bezoeker kunnen gebruik maken van een fiets op de 'benenwagen'. Voor het betreden van de molens om deze te bezichtigen wordt een kleine bijdrage gevraagd welke wordt gebruikt voor het in stand houden van de molen. Enkele molens hebben een kleine molenwinkel waar souvenirs of boekwerken te koop zijn.  

In het landschap achter de Kalverringdijk staan nog enkele kleine poldermolentjes welke op zijn tijd nog in gebruik zijn om overtollig water weg te malen.



( Verder informatie: Vereniging de Zaansche Molen tel. 075-621 51 48. Postbus 3, 1540 AA Koog aan de Zaan.
Zaans Molenmuseum. Museumlaan 18, 1541 LP Koog aan de Zaan, tel.075/628 89 68 ' 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten