GEBOUWD IN GÖTEBORG,
MET PENSIOEN IN TURKU.
SIGYN.
Zij is de laatste overgebleven houten bark die werd gebruikt voor de handel over de wereldzeeën.
In de tijd dat zij werd gebouwd, waren er duizenden soortgelijke schepen in de vaart, maar was zij een van de laatste die gebouwd werden.
Ze maakte haar eerste reis van Göteborg naar Southampton in 1887 en bleef in dienst van 1887 tot 1938.
Ze heeft een netto tonnage van 378 ton en was voor die tijd vrij klein.
Haar lengte is 57,5 meter en breedte 9 meter, volledig geladen een diepgang van 4 meter. Ze heeft een het zeilplan van een bark met 1000 m² zeil waardoor ze een snelheid van 11,5 kon lopen.
Haar vaste bemanning bestond uit 10 - 11 koppen.
De Sigyn werd gebouwd in de periode dat op de belangrijke routes, het Suezkanaal dat reeds was aangelegd en het latere geopende Panamakanaal, de vaart was overgenomen door de stoom aangedreven schepen, welke een grotere tonnage hadden hadden de zeilschepen.
De Sigyn kon door haar geringe diepgang de kleine afgelegen haven bereiken.
In het begin van haar bestaan voer het schip voor de 'wilde vaart' met meestal hout van dennen, sparren, pekden, mahonie en ceder, maar ook met steenkolen, suiker en hooi.
In 1897 maakte ze een reis naar Bangkok en na 1900 verbleef ze hoofdzakelijk in de Europese wateren.
Nadat ze ernstig averij had opgelopen bij het voor een storm uit te wijken naar Kristiansand in 1913, werd ze na reparatie omgebouwd tot barkentijn.
Het schip raakte op leeftijd en omdat ze een een zachthouten romp had en de vrachtprijzen op de grote vaart daalden, bleef ze varen in de kustvaart op de Oostzee en de Noordzee.
Dit veranderde gedurende de Eerste Wereldoorlog door de transatlantische handel die zeer winstgevend werd, en stak ze tussen 1915 en 1916 twaalf keer de oceaan over.
Nadat ze in 1917 aan de grond lipe, werd de koperen kap ter bescherming tegen scheepsworm verwijderd en verkocht. Het schip was hiermee nier meer geschikt voor de oceaan vaart.
In 1927 werd het schip verkocht aan Arthur Lundqvist uit Vardo op de Alandeilanden in Finland. Hij was een van de laatste boerenreders.
In 1936 stelde Otto Andersson als vertegenwoordiger vooe de "nautische kringen" en rektor van Abo Akademi, voor de bouw van een maritiem museum in Turku de hoofdstad van Finland.
Er was een museumschip nodig en werd op 3 juni 1919 de Sigyn aangekocht.
Aan het einde van dat zelfde jaar brak de 'Winteroorlog" uit en daarna de Tweede Wereldoorlog. Het schip raakte zwaar beschadigd en er was geen geld voor reparatie en onderhoud.
Na de oorlog was men zelfs weer van plan het schip te repareren en weer in de vaart te brengen vanwege het gebrek aan tonnage. Het voorstel werd afgewezen.
Met geld bijeen gebracht uit donaties werd het schip opgeknapt en zeilde ze weer in de Oostzee voor de opname van twee films.
Haar romp werd in 1971/72 gedeeltelijk vernieuwd op de scheepswerf van Suomenlinna en pas in 1979 werd ze als museumschip weer geopend voor het publiek. Tussen 1998 en 200 werd werd opnieuw de romp grotendeels vernieuwd bij de scheepswerf Sjökvarteret in Mariehamn.