vrijdag 3 april 2020

INDONESIË; KLASSIEKE VAARTUIGEN. (DEEL 2)


                SINDS DE 8e EEUW 

        BEVOEREN ZE DE ZEEËN. (2) 


GOLEKAN.

De golekan is een traditionele boot van het eiland Madura, Indonesië. Ze voeren tot Singapore, waar ze de Madurese handelaren werden genoemd. Tegenwoordig komen we dit type vooral nog tegen in de beurt van Bankalan in West-Madura en rond de Kangean-eilanden.

(Fraai bewerkte boeg van de golekan.)



De naam zou 'vrachtzoeker' betekenen, maar de naam is afgeleid van het Javaanse woord golek voor 'boot'.
De golekan is een inheemse perahu-type, zonder sporen van moderne invloed in rompvorm, constructie of tuigage, maar heeft meestal twee zeilen.
In het verleden werd de golekan gebruikt als transportschip tot aan Singapore. Rond de vijftiger jaren van de vorige eeuw voer het schip vanuit Sepulu met gemengde ladingen van palmsuiker, koffie, tamarinde, gedroogde vis en matten, samen met een aanzienlijk aantal passagiers van het eiland Bawean.
Madirese schippers kochten vee van de lokale markt en verkochten het voor een mooie winst in Pontinal, Manggar of Pangkal Pinang. De schepen maakten zes reizen per jaar, alleen in het droge seizoen.


De grootste golekan kon tot 40 dieren vervoeren, vastgebonden op een platform in het lange dekhuis. Er moesten grote hoeveelheden voer en water vervoerd worden om ze tijdens de reis te voeden.
Rond de jaren zeventig werden in veel golekan's motoren geïnstalleerd, maar hun uiterlijk bleef behouden.
In de jaren tachtig werden de schepen vooral gebruikt voor het vervoer van hout vanuit Oost-Java.
De grote typen hebben een lengte van rond de 16 meter en een breedte van 4,3 meter.
De kleine golekan met een lengte van 12 meter en een tonnage van 20 ton worden vooral gebruikt voor het vervoer van vis gevangen door de perahu mayang, een schip dat op zee blijft. Ze hebben kookpotten aan boord om de vis te steriliseren.
Te Bankalan kent men twee verschillende soorten boten, de golekan zwaarder en langzamer dan de lis-alis, maar zijn nuttiger op open zee in vergelijking met de lis-alis. Golekan wordt geassocieerd met de man, terwijl de lis-alis wordt geassocieerd met de vrouw, en elk dorp moet er van elke soort verschillende hebben om in elk seizoen te overleven. De golekan wordt gebruikt wanneer de wind vanuit het westen gaat waaien.


JANGGOLAN.

Janggolan verwijst naar twee verschillende soorten perahu uit Indonesië. We onderscheiden de janggolan uit Madura en de nadere uit Bali.
De Madurese janggolan is een op het eiland gebouwde boot, terwijl de Balinese janggolan een inheemse boot is met rompconstructie in westerse stijl.


MADURESE JANGGOLAN.

De Madurese janggolan komt van de westelijke helft van de zuidkust van Madura, van Kamal tot Samoang.
Het is het grootste schip uit de familie van boten met dubbele stuurpen zoals Lis-Alis. In het verleden voeren zij veel op Singapore en worden "oude stijl golekkan" genoemd.

Het woord janggolan betekend transport. het type wordt door de Madurees ook wel perao janggol (wat "transport perahu" betekend) genoemd.
Net als de lis-alis werd janggolan beschouwd als "vrouwelijk"(prao bini - vrouwelijke boot), en het gebruikte siermotief was verbonden met het vrouwelijke.


De Madurese janggolan is herkenbaar aan een vlak gedecoreerd vlak tussen de dubbele stuurpen in de boot en in de verte is het te herkennen aan twee  steunpalen boven de achtersteven die wordt ondersteund door een tijdelijke bamboestok.
Ook is de janggolan niet wit geverfd als de leti leti.
Op zee heeft de janggolan het zelfde tuig als de golekan, maar de vorm is groter.
 De Madurese janggolan is een "grote lis-alis", waarvan sommige een grote solide mast hebben.
Ze zijn de zwaarste vrachtboot van Madura, met een draagvermogen tussen de 65 en 120 ton.
Het roer kan een lengte hebben van drie meter met een dikte van 25 tot 40 centimeter, met een verticale pilaar hoger dan een mens.
De huidige janggolan heeft een groot aantal zware ribben dicht bij elkaar geplaatst, zoals op de romp van westerse boten, met een bindstang en gedekt om de lading droog te houden.
Het houtsnijwerkpatroon op de voorkant van de boot is afkomstig van verschillende bronnen, waaronder het Nederlandse koninklijke embleem.
Ze zijn ook erg vasthoudend en trouw aan het gebruik ervan, een janggolan uit 1978 gebruikt hetzelfde patroon van een versiering van meer dan 60 jaar eerder.


In de 19e eeuw was de janggolan het belangrijkste transportmiddel en werd vooral gebruikt voor het vervoer van eieren van melkvissen, de Chanos chanos, die in de buurt van de kust worden gevangen en verkocht aan eigenaren van viskwekerijen langs de kust van Noord-Java. In de jaren zestig van de 20e eeuw was het schip betrokken bij het vervoer van hout uit Kalimantan, en combineerde dit met het vervoer van zout naar Jakarta en andere plaatsen in het westelijke deel van de Indonesische archipel.
De janggolan wordt langzaam verdrongen door de leti-leti, daar ze niet meer gebouwd worden.


BALINESE JANGGOLAN.

De Balinese janggolan is een klein type boot met een westerse invloed dat op Bali wordt gebruikt en is gebouwd met een sekoci-romp. Het woord sekoci komt waarschijnlijk van het Nederlandse woord schuitje, een kleine boot.
Het scheepje wordt gebruikt als een veerboot, heeft een centraal roer en klein enkel zeil hoog in de mast geplaatst.
De stuurpen maakt een hoek van 70 graden tegen de rechte kiel.
De planken zijn gebogen door verwarming met vuur op lage temperatuur. Boeg en achtersteven zijn puntig en bijna gelijk in vorm. Op de achtersteven was een platform geplaatst op 2 of 3 palen, hierop stond de stuurman met een paal in de hand, één voet op het roer, het zeil vasthoudend.  De romp is lang, dun en bijna rond in het midden van de boot. Er zijn ribben en zitplaatsen aan de rand van de boot en een dek met twee niveaus. De Balinese janggolan heeft een lengte van 11 meter, breedte 2,75 meter en een diepgang van 0,76 meter. De beplanking was 2,5 cm dik en de mast is 4,3 meter hoog. De hoogte van de stuurpen en achtersteven is 1,2 meter.

 JELLORE.

De jellore is een traditioneel Sumatraans zeilschip.
Deze boten zijn lang en smal en uitgerust met dubbele drijvers die zich op een aanzienlijke afstand van de zijkanten van de romp bevinden.
Soms hebben zij maar één enkele drijver, die afwisselend bovenwind en lijzijde is geplaatst.
 Deze boten zijn opgetuigd met een tanja-tuig, een gekanteld rechthoekig zeil. Wanneer het zeil gedeeltelijk is opgetild, buigen de uiteinden van de twee gieken naar beneden en worden op de drijvers vastgemaakt. Dit type vaartuig komt heden niet meer voor.

JONGKONG.

Een jongkong is een uitgekapte kano uit de Maleisische archipel. De jongkong was de eenvoudigste boot uit het Riau-gebied, Sumatra, maar is in kleine aantallen overal in het gebied te vinden. De eerste vermelding van dit soort vaartuig komt uit de 15e eeuw, en zouden door het Majapahit-rijk, dat bestond van 1293 tot 1527 in Zuidoost-Azië, zijn gebruikt tijdens de eerste Majapahit aanval op Singapore in 1350 en tijdens de val van Singapore in 1398.

De naam komt van twee woorden, dat is jong en kong of jegong. Jong betekend een boot of sampan, groot of klein, terwijl kong of jegong de plaats is waar masten op worden gexzet om het zeil vast te houden. Zo kan de naam vertaald worden als een zeilboot die wordt gebruikt door de kustbewoners.


(Verschillende vormen van de jongkong in het Riau-Lingga-gebied.)

In de Riau archipel is het in wezen een kleine kustboot en wordt zelden gebouwd tot een lengte van meer dan ongeveer 3,7 tot 4,3 meter.
Het is typisch een eenpersoonsboot  met een lengte van 2,7 tot 3 meter, met een diepte in het midden van ongeveer 25 tot 30 centimeter.
Het bestaat uit een uitgekapte basis, waarbij de romp enigszins is uitgespreid en de zijkanten zijn opgebouwd door de toevoeging van een enkele plank. De grotere versie heeft een klein driehoekig zeil, de kleinere wordt meestal aangedreven door een korte peddel met één blad.


JUKUNG.

De jukung een soort kano, staat ook wel bekend als cadik. het is een traditionele vissersboot met drijvers.
De kano met dubbele drijvers is een een veel voorkomend vaartuig tot in de Polynesische gebieden.
De mensen van Kalimantan noemden hun boot ook jukung, die dagelijks gebruikt werd voor activiteiten zoals het naar het werk, school of winkelen op de markt, te gaan.




We onderscheiden drie soorten jukung:
1. Jukung gede; in het Balinees betekend gede groot. Een groot type wordt gebruikt voor het vervoer van vee van Bali naar Nusa Penida in de Straat Lombok en worden vaak gezien op het strand van Kusamba.
2. Jukung payangan: Dit is een groot type dat gebruikt wordt voor de visvangst en heeft een romp met een lengte van 15 meter en 5 bemanningsleden. Het woord payang verwijst naar een soort zegen die door de vissers wordt uitgesproken.
3. Jukung polangan; Het gebruikelijke type dat gebruikt wordt bij Sepulu, met uitstekende achterkant en vijf zitplaatsen. De "vinnen" aan de voor- en achterkant waren uitgesneden en beschilderd. De romp was getuigd in Madurese jukung-stijl.



                              Zie vervolg: INDONESIË; KLASSIEKE VAARTUIGEN. (DEEL 3)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten