EEN NAAM MET DE 'K'
VAN KUSTVAARDER.
KOF OF KOFSCHIP.
Kof ook kofschip genaamd is een kustvaarder die in de loop van de 18e eeuw tot in het midden van de 19e eeuw in Nederland, België en Duitsland in de vaart was en de plaats innam van de fluit en het katschip.Het type is ontstaan in Nederland waar het vooral in Friesland en in Groningen werd gebouwd.
Kofschip.
1. Roef.
2. Zwaard.
3. Grote mast.
4. Grootzeil.
5. Marszeil.
6. Bramzeil.
7. Boegspriet.
8. Kluiverboom.
9. Stagfok.
10. Kluiver.
11. Buitenkluiver.
12. Jager.
13. Bezaansmast.
14. Bezaanzeil.
In de 19e eeuw bouwde men ook koffen in Duitsland en België. De kof was een zwaar gebouwd schip met een vrij sterke zeeg en met een lengte / breedte verhouding van 3 : 1.
Voor- en achterschip waren rond. het doorlopend dek was op het achterschip afgesloten door een paviljoen, waaronder zich de kajuit bevond. Tussen beide masten stond een dekhuis.
Door hun volle vorm hadden deze schepen een grote drift en zij voerden daarom zwaarden.
In 1735 werd door een Friese scheepsbouwer, Hylke Janszoon Kingma, een dieper koftype gebouwd waarvan het achterschip vrij sterk en het voorschip licht gepiekt waren. Deze koffen voerden geen zwaarden meer.
Schoenerkof.
1. Roef.
2. Fokkemast.
3. Schoenerzeil.
4. Fok.
5. Marszeil.
6. Bramzeil.
7. Bovenbramzeil.
8. Boegspriet.
9. Kluiverboom.
10. Jaaghout.
11. Spaanse ruiter.
12. Voorstengestagzeil.
13. Kluiver.
14. Buitenkluiver.
15. Grootstengestagzeil (vlieger); 16. Grote mast; 17. Grootzeil; 18. Gaffeltopzeil;
19. Lijzeilen. (gestippeld); 20 Rederijvlag; 21. Naamwimpel; 22. Nationale vlag.
De tuigage bestond uit een vrij groot anderhalfmasttuig. Op de boegspriet met jagerboom werden kluivers en een jager gevoerd. Aan de grote mast werden volgende zeilen bijgezet: een stagfok, een grootzeil met gaffel en boom, een topzeil en een boventopzeil. Soms werd ook een breefok gevaren.
De bezaansmast was met een klein bezaanzeil getuigd.
In de 19e eeuw werd op veel schepen een schoenertuig geplaatst. Bij deze schoenerkoffen werden drie voorzeilen gevoerd; aan de voorste mast vier razeilen, een schoenerzeil en een vlieger.
Aan de achterste mast werd het oude bezaanzeil, nu grootzeil, vergroot en aangevuld door een gaffeltopzeil.
Deze schepen hadden ook een lengte/breedte verhouding: 4,4 : 1. Het laadvermogen van de koffen schommelde tussen 100 en 300 ton, de lengte tussen 16 en 30 meter.
De kof en de galjoot worden dikwijls met elkaar verward.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten