vrijdag 7 augustus 2015

VOC; HAAR ONTSTAAN EN EINDE.

  EEN MULTINATIONAL VAN 1602

  TOT 1799.



DE GENERALE NEDERLANDSE GEOCTROYEERDE OOST-INDISCHE COMPAGNIE.

Dit was de officiële naam van de VOC toen deze op 20 maart 1602, voorlopig voor 21 jaar, door de Staten-Generaal octrooi verleend kreeg op aandrang van prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt.
De compagnie was ontstaan door samensmelting van verschillende compagnieën, waaronder de Compagnie van Verre en zou handel gaan drijven op Indië. Reeds voor het oprichten van de VOC werd er reeds handelsvaart gedreven op Indië.


         ( Reeds in 1595 maakte Houtman de eerste reis naar Indië met de vier schepen Duijfken,                                                       Amstelredam, Mauritus en de Hollandia.)

Het verleende octrooi regelde de verhouding van de Compagnie tot de Staat, het monopolie en de soevereine rechten in Indië. De Compagnie kreeg het recht alleenhandel te drijven beoosten Kaap de Goede Hoop of ten westen van Straat van Magallanes (Zuid Amerika) en mocht voorts een eigen vloot en leger onderhouden, alsmede verdragen sluiten met andere landen, oorlog verklaren en vrede sluiten.
De Compagnie begon met een startkapitaal van 6,5 gulden, verdeeld in aandelen. Zij bestond uit zes kamers: Amsterdam ½ inleg, Middelburg ¼ inleg, Hoorn, Enkhuizen, Delft en Rotterdam elk 1/16 inleg. Elk van de kamers werd bestuurd door bewindhebbers, die uit de grootaandeelhouders werden gekozen en door de gewestelijke staten werden benoemd. De zes kamers telden aanvankelijk 73, later in totaal 60 bewindhebbers. Dit waren de bestuurders van de compagnieën die zich verenigd hadden.
Hieruit werd werd het dagelijks bestuur gekozen, het College der Heren XVII, die de algemene belangen van de Compagnie behartigden en door de bewindhebbers werden gekozen.


Amsterdam leverde acht 'Heren', Middelburg vier, Hoorn, Enkhuizen, Delft en Rotterdam ieder één, terwijl Zeeland of een van de eerder genoemde kamers de 17e afgevaardigde leverde.
Het werd tevens de eerste rederij die een eigen maatschappij voerde, het oranje - wit - blauw, de toenmalige vlag van de Republiek, met daarop in het midden het VOC logo. Door toevoeging van de eerste letter van de stad in het midden boven de V, zoals de A voor Amsterdam, kon men zien wat de thuishaven van het schip was.
Daarbuiten kende de VOC haar eigen munteenheid.


Men kan stellen dat het enige doel van de VOC het behalen van winst was en de Compagnie war er dan ook op uit om overal en altijd het monopolie te handhaven, al was het met wapengeweld.
Reeds spoedig na de oprichting van de Compagnie vertrok de eerste vloot naar Indië en in de loop van de volgende jaren werden er factorijen gesticht, zowel in Indië en in landen langs de vaarroutes.



                               ( De 'Candia' een VOC-schip uit 1788, 'zeylende bij de wind'.)

Spoedig werd ook snel duidelijk dat het bestuur in het Verre Oosten gecentraliseerd moest worden en in 1610 werd de eerste gouverneur-generaal, Pieter Both, benoemd. Hij werd in 1568 in Amersfoort geboren en overleed op 6 maart te Mauritius. Both leidde de 9e expeditie  naar Indië, veroverde Timor op de Portugezen en verjoeg de Spanjaarden van Tidore. Tevens was hij de grondleger van de eerste vestiging te Jacatra. wat later  Batavia werd, het huidige Jakarta.
Naast deze functionaris werd de Raad van Indië, een centrale bestuursraad ingesteld, bestaande uit vijf leden. De gouverneur-generaal werd voorts bijgestaan door ordinaire en extra-ordinaire raden, die tezamen de hogere regering vormden. Een directeur-generaal, die tevens eerste lid van de Raad van Indië was, stond de gouverneur-generaal bij in handelsaangelegenheden.
Twee opperkooplieden hielden de directeur-generaal op de hoogte van de stand van zaken.
Het regeringscentrum lag eerst in Bantam, in het noordwesten van Java vlak bij de straat Soenda, maar werd later door Jan Pieterszoon Coen in 1619 naar Batavia verplaatst.



In de loop van de 17e eeuw breidde de Compagnie zijn territoriaal gebied uit, niet zozeer om meer grondgebied te bezitten als wel om haar handel veilig te stellen.
In dien nodig ging de gebiedsuitbreiding gepaard met vijandelijkheden, maar het liefst bewaarde men de vrede en sloot men contracten, die echter niet altijd eerlijk waren bedoeld of werden uitgevoerd.Er ontstonden misbruiken bij de aangestelde ambtenaren, welke echter ook gedeeltelijk waren terug te brengen tot de slechte en vaak lage salariëring. Verboden handel van inheemse vorsten met buitenlandse handelslieden zoals de Portugezen, Spanjaarden en Engelsen leidde tot zware represaille acties van het leger van de VOC.
Gedwongen hoeveelheid aan leveranties door de inheemse vorsten en monopolie voorschriften hadden tot gevolg dat de Compagnie in de 17e eeuw enorme winsten maakte en in die eeuw een dividend werd uitgekeerd van 18%.


Corruptie, ontduiking van het monopolie van inlandse vorsten en illegale handel door de bevolking zorgden voor onrust op de specerij eilanden.
De in Hoorn geboren zeevaarder Jan Pieterszoon Coen ( overleden op 21-09-1629 te Batavia) kreeg opdracht van de gouverneur-generaal Both om de orde te herstellen wat hij met veel geweld en bloedvergieten deed.
In november 1614 werd het directeur-generaal te Batavia en in  1617 de nieuwe gouverneur-generaal. 

De handel die de Compagnie in landen als Japan, waar de Compagnie lang de enigste buitenlandse factorij was, China en Formosa tot 1662, Voor- en Achter-Indië, Malkka, Ceylon, Zuif-Afrika voerde, bracht veel exotische producten naar patria, zoals peper, kruidnagelen, kaneel, muskaatnoten, foelie, thee, porselein, zijde, lakwerk en katoen.


In de 18e eeuw begon het verval van de Compagnie, dat te wijten was aan de steeds toenemende corruptie, de opkomst van andere handeldrijvende mogendheden, de hoge kosten die veroveringen met zich mee brachten en de daaruit voortvloeiende gezagshandhaving, als-
mede het monopoliesysteem dat een verslappende uitwerking had. Bovendien ontstonden er naast Amsterdam nog andere markten waar producten uit tropische gebieden werden verhandeld: Londen, Marseille, Bordeaux en ander havens.


De genadeslag voor de VOC kwam met de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), toen in de eerste plaats grote verliezen werden toegebracht aan haar schepen en de lading.
Om toch nog zoveel mogelijk producten uit Indië weg te halen charterde de VOC in 1783 elf Franse schepen welke onder Franse vlag naar Batavia voeren om lading voor Amsterdam op te halen.
In 1781 moest de Compagnie haar betalingen staken. In de tweede plaats kregen Engelse kooplieden met de Vrede van Parijs toestemming handel te drijven in de Indische Archipel.


Aanvankelijk verleende de Staten Generaal nog steun met voorschotten en waarborgen, doch de schulden bleven stijgen en in 1795 werd het bestuur van de Compagnie overgenomen door een 'comité tot de zaken van den Oostindischen handel en bezittingen'.
Bij de staatsregeling van de Bataafse republiek in 1798 werden alle bezittingen en schulden door de staat overgenomen. Het octrooi van de Compagnie liep op 31 december 1799 af.  De schuld bedroeg toen 135 miljoen gulden. 
Op 1 januari 1800 kwam een 'Aziatische raad der bezittingen' aan het bewind en tijdens het Koninkrijk Holland kwam alles onder het Ministerie van Koloniën.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten