woensdag 1 oktober 2025

SAIL AMSTERDAM. 2025. (DEEL 3)

 

      EEN TERUGBLIK OP 

VERSCHILLENDE SCHEPEN.

                                DEEL 3.

SAIL AMSTTERDAM.

CANCALAISE.

De Cancalaise is een bijzonder type vissersschip afkomstig uit Frankrijk.
Thuishaven is Port-Mer, ten noorden van Cancale.
Het schip werd op 18 april 1987 in de vaartgenomen, voornamelijk om deel te nemen aan nautische evenementen.
Ze heeft een lengte van 18,1 meter, breedte 4, 8 meter, diepgang 2,5 meter en voert 350 m² zeil.
Ze heeft een vaste bemanning van 4 koppen.
De huidige Cancalaise is een replica van de bisquine Le Perle uit 1905 en een onderdeel  van de Association Bisquine Cancalaise. Deze vereniging heeft ruim 400 leden en zij zijn verantwoordelijk voor het onderhoudt en het vaarprogramma van het schip.

Dit type schip werd voornamelijk gebruikt voor het baggeren naar oesters in de baai van Mont Saint-Michel. Ze heeft een waterverplaatsing van ruim 45 ton.

Het was bijna het geval dat de originele bisquines waren uitgestorven, maar enkele  fanatiekelingen besloten dit niet te laten gebeuren en zijn bouwden de Cancalaise.



WILHELMINA.

De Wilhelmina, gebouwd in 1893 in Waspik, Nederland, begon haar bestaan als een robuust vrachtschip dat goederen vervoerde tussen Nederland, Duitsland en Denemarken.
Haar lange reizen over de Europese wateren getuigen van haar stevigheid en betrouwbaarheid. 
In 1993 onderging het schip een opmerkelijke transformatie tot passagiersschip, waarbij ze vijf meter werd ingekort. Dit maakte haar wendbaarder en geschikt om bijna overal te komen, zelfs op plaatsen waar grotere schepen niet kunnen varen.
Met een lengte van 29 meter en een breedte van 6,20 meter  biedt het schip voldoende ruimte voor haar passagiers om van het zeilen te genieten. Haar zeiloppervlak van 325 m² zorgt ervoor dat ze soepel door het water glijdt. Zeilend is ze een lust voor het oog en doet ons herinneren aan tijden toen alleen nog zeilschepen de wereldzeeën bevoeren naar verre onbekende landen.

MORGENSTER.

De Morgenster, gebouwd in 1919, vaart met de traditionele klipperbrik-tuigage, een systeem dat zijn wortels in de geschiedenis van de zeilvaart heeft.
Het werd ontwikkeld door de Amerikanen tijdens hun onafhankelijkheidsoorlog, voor snelheid en wendbaarheid, waardoor lichtere schepen de zwaardere Engelse oorlogsschepen te slim af konden zijn.
Deze vroege schepen, met hun snelle schoener- en brikontwerpen, waren de voorlopers van de legendarische klippers, beroemd om hun snelheid en vermogen om door uitdagende watteren te navigeren.
Met haar volle tuigage van 600 m² kan ze een snelheid halen van 14 knopen en is ze sierlijk als een zwaan.
Ze heeft een lengte van 48 meter overalles, dek lengte 38 meter, breedte 6,75 meter en een diepgang van 2,4 meter. Haar hoogte is 29 meter en vaart onder de Nederlandse vlag.

In 2008 heeft het schip een refit ondergaan en werd ze uitgerust met een Scania motor van 450 pk, een generator van het merk John Deere met 62 kVA, een tweede generator van het merk Kubota met 18 kVA en een noodgenerator van het merk Hoed met 17 kVA. Het schip heeft nu plaats voor 72 tot 90 opvarenden.


De Morgenster heeft zeer fraai boegbeeld; voorstellende een zeepaardje, waarvan de staart zich splitst over beide boegdelen en uitlopend in een uitgewaaierd lint met de naam van het schip er op.


NIL DESPERANDUM.

De Nil Desperandum, vertaald uit het Latijn "Wanhoop nooit", is een statige drie mastschoener van 119 jaar oud. In 1894 werd dit schip als klipper gebouwd en gebruikt om goederen te vervoeren, zoals aardappelen, turf en dergelijke bulkproducten. Na de snelle opkomst van het vervoer pover de weg waren veel van deze schepen gedoemd tot de sloop. Van dit schip werd het casco hergebruikt voor de chartervaart en vaart van vroege lente tot late herfst met haar passagiers.
De Nil Desperandum is nu een drie mastschoener varend onder Nederlandse vlag; lengte 42 meter, breedte 6,25 meter en heeft een zeiloppervlakte van 600 m². Aantal passagiers tussen de 40 - 50 personen.

OOSTERSCHELDE.

De Oosterschelde werd gebouwd in de jaren 1917-1918 op de werf H.Appelo & Zoon te Zwartsluis als bouwnummer 120.
Haar kiellegging was in 1917 en werd dat zelfde jaar te watergelaten op 26 oktober. Ze kreeg de naam Oosterschelde en kwam in 1918 in de vaart.
De Oosterschelde is een driemastschoener en het grootste gerestaureerde Nederlandse zeilschip, en de enige overgebleven Nederlandse driemastschoener, waarvan er honderden waren in het begin van de 20e eeuw. Haar thuishaven is de Veerhaven in Rotterdam.
 
Het schip heeft een lengte van 50 meter, breedte 7,50 meter, diepgang 3 meter en een hoogte van 36 meter. Een tonnenmaat van 226 ton en een waterverplaatsing van 360 ton. Het schip is uitgerust met 891 m² zeiloppervlak waarmee ze een snelheid kan behalen van 18 knopen.
Buiten de wind als voortstuwing is het schip uitgerust  met een Deutz motor van 360 pk, waarmee ze een snelheid van 6 knopen kan behalen.
Haar roepletters zijn: PGNP. Haar laatste refit was in 1992. 

HISTORIE.

De Oosterschelde begon haar loopbaan als vrachtschip, met een laadvermogen van 400 ton. Ze vervoerde hoofdzakelijk klei, stenen en hout, maar ook andere producten.
In de jaren 30 van de 20e eeuw werd er een zware dieselmotor geplaatst en werd de tuigage verkleind, waaronder die van de achtermast.
In 1939 werd zij verkocht aan een Deense rederij, en omgedoopt tot "Fuglen II". In 1954 werd zij weer verkocht aan een Zweed, omgedoopt tot "Sylvan" en grondig verbouwd tot een moderne gemotoriseerde coaster. 

In 1988 werd zij teruggehaald naar Nederland. Ze was al die jaren goed onderhouden, maar haar terugbrengen in de originele staat bleek te duur om privé te doen. Er werd een stichting opgericht, "Het Rotterdamse Zeilschip", die fondsen voor de restauratie wierf, bij particulieren, bedrijven en instellingen. Zo kreeg het schip tussen 1990 en 1992 een refit, en werd mogelijk gemaakt door de hulp van haar laatste gezagvoerder Jan Kramer, en drie maritieme musea, om de authenticiteit te waarborgen.. Het schip is door ministerie van OCW aangewezen als varend monument.
In 1996-98 maakte zij een reis rond de wereld via: Rode Zee, Indonesië, Hong Kong, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Kaap Hoorn, Antarctica (Zuidpool) en Azoren terug naar Rotterdam.
Ter gelegenheid van de Olympische Zomerspelen lag zij midden in Londen afgemeerd. Een nieuwe reis rond de wereld begon op 3 november 2012 en duurde tot 2014; de reis verliep via Kaapverdië, Brazilië, Kaap de Goede Hoop, Mauritius, Kaap Leeuwin, Nieuw=Zeeland, Kaap Hoorn en Antarctica.
Ze vertegenwoordigd een stukje "Hollands Glorie" op de wereldzeeën.

MILPAT.

De MilPat, voluit Michel-et-Padrick, werd in 1962 te water gelaten voor de visserij, voornamelijk actief in de Ierse Zee en voor de kust van Zuid-Finisteère. Het schip had een eikenhouten romp, twee masten en een sleepnet.
De MilPat is een langoustineboot en werd gebouwd in Bretagne, v arend onder Franse vlag.
Haar thuishaven is Fécamp. Ze heeft een lengte overalles van 23 meter, waarvan de romp 16 meter, hoogte 12,2 meter, en kan 30 passagiers vervoeren.
Na haar leven als visserschip werd ze door Fécamp Vieux Gréements gerestaureerd en omgebouwd tot een traditioneel zeiljacht. Voor deze transformatie was acht jaar werk nodig, uitgevoerd in het kader van jeugd- en reïntegratieprojecten. Op 7 juli 2001 was het schip terug in Fécamp. Het ruim is ingericht als een comfortabele leefruimte om op haar reizen 30 koppen aan opvarenden onder te brengen.


MilPat is erkend als varend erfgoed en draagt waarden uit als delen, overdracht van kennis en respect.

PASCUAL FLORES.

De Pascual Flores is een schip met een verhaal over zout, wind en zee.
Het is meer dan een schip; het is de icoon van de zeiltraditie en maritieme geschiedenis van Torrevieja in Spanje.
Het schip werd gebouwd in 1917 met drie masten en 415 m² zeiloppervlak.
Haar lengte is 43 meter, breedte 8,6 meter en hoogte 29 meter.
Zij kreeg haar laatste refit in 2020.




Al sinds de 18e eeuw had de stad Torrevieja een sleutelrol in de zouthandel. Het zout was zo geliefd dat het via de scheepvaart werd geëxporteerd naar verre oorden. De stad had hierdoor in de eerste helft van de 20e eeuw de grootste zeilvloot van de Middellandse Zee, bestaande uit honderden schepen, waaronder 64 pailebotes zoals de Pascual Flores.
Deze schepen vervoerden het "witte goud" naar alle windrichtingen en zo werd Torrevieja een maritiem centrum.

Aan het einde van de 20e eeuw kwam een einde aan het verhaal van de Pascual Flores. Het schip bracht versleten en vergeten, haar laatste dagen door in een Engelse haven.
In 1999 werd ze gered door de stad Torrevieja en werd zij met zorg gerestaureerd en in haar oorspronkelijke vorm terug gebracht onder leiding van meester-scheepbouwer  Antonio Carrasco. Tegenwoordig vaart de Pascual Flores als ambassadeur van Torrevieja.

ZE WAS ER NIET, KON ER NIET MEER BIJZIJN, ZE BLEEF THUIS.

KRI DEWARUCI.

De Dewaruci, is een zeilschip van de A-klasse varend onder de vlag van Indonesië als opleidingsschip voor de Indonesische marine.
Haar naam verwijst naar de Javaanse mythologische god van waarheid en moed, en staat als boegbeeld afgebeeld. Aan haar bouw werd in 1932 in Hamburg begonnen, maar door de WO-II  werd ze pas in 1953 te water gelaten.
Schip en bemanning waren in alle wereldhavens die het schip aandeed zeer geliefd en vooral in Amsterdam.
Helaas heeft het schip niet meer de kwaliteit om de wereldzeeën te bevaren. Ze maakt vanuit haar thuishaven Surabaya nu reizen in de Indonesische Archipel, zoals de "Specerijen route". Haar opvolgster werd niet de Dewaruci II, maar de KMI Bima Suci; ook zij was niet aanwezig op de Sail Amsterdam 2025.

KRI BIMA SUCI.

De kiel van de Bima Suci werd in 2016 gelegd bij de Freire Scheepswerf, Vigo, Spanje.
Ze werd op 18 september 2017 te water gelaten.
Het ontwerp van het buiten- als het binnenwerk is van het Spaanse bureau Oliver Design.

De KRI Bima Suci is een bark en opleidingsschip van de Indonesische marine.
Het schip heeft een lengte van 111,20 meter, een breedte van 13,65 meter, een diepgang van 5,95 meter en een maximale masthoogte van 49 meter.
Het driemastschip  van de Bark-klasse heeft 26 zeilen met een totale oppervlakte van 3.352 m². De hoogte van het hoofddek is 9,20 meter boven zeeniveau.
Onder zeil loopt het schip 12 knopen en op de motor ook 12 knopen.
De naam "Bima Suci" is afgeleid van de Javaanse mythologische held; "Bima de heilige" of "Bima de Zuivere", wat staat symbool voor kracht, moed en rechtschapenheid. Suci: betekend "heilig" of "puur" in het Indonesisch. Ze is als opvolgster van de "Dewa Ruci" het grootste zeilopleidingsschip van de Indonesische marine, en fungeert als een varende ambassadeur voor het land.



Op 18 september 2017 vertrok het schip uit Spanje voor haar thuisreis via de Middellandse Zee, via het Suezkanaal naar de Golf van Aden en via de de zuid punt van India naar haar thuisland. Ze maakte haar eerste stop in Indonesië bij Padang op Sumatra, waar ze met veel feestelijkheden werd ontvangen. Eind november van dit jaar zelfde jaar kwam ze aan in haar thuishaven Surabaya. 




                       ( Van links naar rechts: KRI Bima Suci; Achterschip en het boegbeeld.)


Hiermee een einde aan het verslag van enige schepen die deelnamen aan Sail Amsterdam 2025. Buiten de grote en kleine zeilschepen voeren er ook marineschepen, sleepschepen, jachten en de historische bruine-vloot mee. 
Vele keerden terug naar hun thuishaven, anderen begonnen een lange reis naar een haven elders op de wereld. De "zwanen van de zee" hebben een lange geschiedenis en dragen vriendschap en vrede uit in de landen die ze bezoeken.
Helaas is het weer vijf jaar wachten tot de volgende Sail Amsterdam 2030.




maandag 29 september 2025

SAIL 2025. AMSTERDAM. (DEEL 2)

 

          EEN TERUGBLIK OP 

  VERSCHILLENDE SCHEPEN.

                                    DEEL 2.

SAIL AMSTERDAM.

KAPITAN BORCHARDT.

De STS Kapitan Borchardt is een driemastschoener met gaffeltuig, gebouwd in 1918 in Nederland als vrachtschip voor de oceaan.
In de loop der jaren werd de "Nora", haar tewaterlatingsnaam, regelmatig hernoemd en bij aankomst aan de Poolse kust werd ze "Najaden" genoemd. 
In 1934 vond er een aanvaring plaats met de Pinquin, een Nederlands offshore motorschip, op de Theems. Hierdoor verloor het schip haar oorspronkelijke klipperboeg.



Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed het schip dienst op de Oostzee bij de Duitse Kriegsmarine als opleidingsschip voor een U-bootschool in Gdynia.
Tijdens een Duitse evacuatieoperatie op de Oostzee in 1945 werd het schip naar Travemunde gesleept.
In 1989 werd Stockholm de thuishaven van het schip. Daar werd het gereconstrueerd en- voor het eerst - gebruikt voor charterpassagiersreizen op de Oostzee.
Op 30 augustus 2011 werd het schip overgedragen aan Poolse zeelieden in Nynäshamn, Zweden. OP die dag maakte het schip haar eerste reis onder Poolse vlag. Kort daarna werd ze herdoopt, op 8 oktober 2011 te Gdansk en kreeg de naam Kapitan Borchardt.
De Kapitan Borchardt valt in de klasse B  en vaart onder Poolse vlag. Haar bouwjaar was 1918 en heeft als thuishaven Szczecin. Het schip is getuigd als een schoener, heeft een hoogte van 17,8 meter en een romplengte van 33,91 meter. Het schip heeft 10 vaste bemanningsleden en plaats voor 32 stagiairs.
Sinds 2011 is de Sklodowscy Yachting Sp. SKA eigenaar van STS Kapitan Borchardt.

LE BELEM.

De Belem werd bij de werf Chantiers Adolphe Dubigeon, Nantes (Chantenay-sur-Loire)  gebouwd en op 10 juni 1896 te watergelaten.
Haar huidige thuishaven is Nantes.
Het schip varend onder de Franse vlag heeft een lengte van 58 meter, breedte 8,8 meter, diepgang 3,6 meter en een hoogte van 34 meter.
Roepletters zijn; FUZW.

De Belem werd geëxploiteerd door reders uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Het schip was oorspronkelijk getuigd als bark, maar werd later omgebouwd naar barkentijn.

Het schip uitgerust met drie houten masten en een stalen romp stak na de tewaterlating 33 maal de Atlantische Oceaan over met verschillende ladingen.
Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam een einde aan haar jaren als transportschip. In maart 1914 kreeg de Belem een nieuwe Britse eigenaar: de 2e hertog van Westminster, welke het schip liet ombouwen tot een luxe privé-jacht. De houtenmasten werden vervangen door stalen exemplaren en er werden twee, ieder door een motor aangedreven schroeven geïnstalleerd. In het ruim werden luxe hutten gebouwd en voor de grote mast een dekhuis. Op het achterdek kwam een opvallende victoriaanse balustrade met witte kolommen.
 
In 1921 werd de Belem gekocht door Arthur Ernest Guinness en omgedoopt tot "Fantôme II". Het schip werd door het bedrijf gebruikt als transportmiddel en drijvend kantoor. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het schip opgelegd bij het eiland Wight, waar het zwaar werd beschadigd tijdens een bombardement door de Duitsers.

De Italiaanse graaf Vittorio Cini kocht het schip in 1951 van de erfgenamen van Sir Guinness. Het schip werd omgebouwd tot een schoolschip voor 600 weeskinderen van zeelui en vissers.
Het schip werd gerestaureerd en omgebouwd tot barkentijn em kreeg de naam Giorgio Cini, vernoemd naar de zoon van de graaf, die omkwam bij een vliegtuigongeluk in 1949.
Met ongeveer 60 jonge cadetten per reis, zeilde het schip op de Middellandse Zee. In 1965 voldeed het schip niet langer aan de nieuwe veiligheidseisen en bleef het aan de kade liggen. In 1976 werd het schip verkocht aan een Venetiaanse werf voor de sloop, maar uiteindelijk opgeknapt en te koop gezet.
Op initiatief van Luc Gosse probeerde een groep zakenlieden de Belem terug in Franse dienst te krijgen. Het initiatief lukte en in minder dan een jaar nadat het schip was teruggekeerd, werd de Stichting Belem opgericht. Het schip werd weer als bark getuigd en gerenoveerd volgens de hedendaagse normen voor zeewaardigheid en veiligheid. De Belem wordt nu gebruikt als een commercieel zeiltrainingsschip.

CAPITÁN MIRANDA.

De Capitán Miranda werd in 1930 als driemastschoener besteld door de Uruguayaanse marine bij de bouwer Sociedad Espanola de Construction Naval te Cadiz , Spanje.
 
Het schip was oorspronkelijk bedoeld als onderzoekschip en bleef tot 1976 in dienst.
Haar kiel werd op 3 maart 1930 gelegd en werd op 27 juli 1930 in te watergelaten.
Als hydrografisch vaartuig had ze een waterverplaatsing van 552 ton, met een totale lengte van 54,85 meter en een breedte van 8 meter.
Het schip dat een vaarsnelheid kon bereiken van 12,5 knopen, was bewapend met een 37 mm kanon en een machinegeweer en had een bemanning van 52 koppen. Ze werd vernoemd naar kapitein Francisco Prudencio Miranda (1868-1925) , een Uruguaanse marineofficier en maritiem geograaf. 


Na het voltooien van de proefvaarten werd de Capitán Miranda overgedragen aan de Uruguaanse marine en bleef tot 1976 in dienst als hydrografische vaartuig, waarbij de kusten en watteren van Uruguay in kaart werden gebracht. In 1976 kwam hier een einde aan en werd het schip aangeboden voor de sloop, maar in plaats daarvan werd zij omgebouwd tot een driemastschoener en opleidingsschip. De ombouw werd voltooid op 20 oktober 1978. De Capitán Miranda heeft sindsdien deelgenomen aan talloze internationale zeilregatta. 


Opvallend aan het uiterlijk van het schip zijn zowel als boegbeeld als in de zeilen de afgebeelde zon uit de Uruguayaanse nationale vlag.

FRYDERYK CHOPIN.



De Fryderyk Chopin is het jongste Poolse tallschip.
Het werd gebouwd tussen 1990 en 1992 op de scheepswerf "Dora" in Gdansk, in Polen, voor de "International Cl;ass Afloat Foundation" een idee van de voorzitter, kapitein Krzysztof Baranowski, en zijn naaste medewerker en plaatsvervanger, kapitein Ziemowit Baranski.
Het schip is ontworpen door Zygmunt Choren, de acteur van de "Porgia" en  de "Dar Mlodziezy".


Het schip van de klasse A, vaart onder de Poolse vlag en heeft als thuishaven Szczecin in Polen. Ze is getuigd als een brig, heeft een hoogte van 32,1 meter en een lengte van de romp van 44,35 meter. Vaste bemanningsleden 7 koppen en plaats voor 46 stagiairs.
Het schip heeft een lange boegspriet, waardoor ze vijf voorzeilen kan voeren en kan profiteren van lichte wind.
Aan iedere mast zitten wel zes ra's, wat uiterst zeldzaam is. 
Het totale zeiloppervlak bedraagt 1200 m².

Het schip is vernoemd naar de beroemde Poolse componist Fryderyk Chopin uit de negentiende eeuw.




Tijdens een van haar reizen werd het schip door een zware storm getroffen, ongeveer 160 kilometer ten zuidwesten van de Engelse kust. 
Nadat het 55 meter over alles lange schip was geïmmobiliseerd, snelden nabijgelegen schepen te hulp een sleepten het schip naar veilige haven.
Inclusief de vaste bemanning waren er 47 koppen aan boord, voornamelijk tieners, waarvan de meesten net 14 jaar oud waren. Na een oncomfortabel weekend op zee doorgebracht te hebben bereikte zij veilig de haven van Falmouth.


Het schip is sinds 2000 eigendom van de Europese School voor recht en Administratie in Warchau.
Tegenwoordig dient het schip nog steeds hetzelfde doel: het biedt onderdak aan scholen op zee, cruises van architecten, academies onder zeil etc, georganiseerd in het kader van het Baltic University Program en trainingsprogramma's voor alle liefhebbers van tall ships.

DE VLIEGENDE HOLLANDER.

 
Als men in de scheepvaartwereld spreekt over de "Vliegende Hollander", dan gaat het meestal over het fictieve spookschip dat tot eeuwig varen is gedoemd in de omgeving van Kaap de Goede Hoop. Het is een legende die iedere zeevarende, van welke natie dan ook, kent en soms nog vreest.

 Het zeilende vrachtschip, varende onder Nederlandse vlag heeft een hele lange geschiedenis achter zich. 
Na een grondige restauratie in 200 begon het schip met de zeilende passagiersvaart. Het is een van de grotere zeilklippers op de Nederlandse wateren,  Zij werd in 1966 gebouwd als traditioneel vrachtschip, met een lengte van 40 meter, breedte van 6,1 meter en kan 540 m² zeil voeren.


Door zijn gezellige accommodatie is het zeer geschikt voor vaarten in de zomer. Het schip heeft moderne hutten en sanitaire voorzieningen.  Der gezellige ingerichte salon heeft een bar met piano.
De "Vliegende Hollander" is een familiebedrijf. Maximaal 48 tot 60 opvarenden. Thuishaven is Kampen.

HELENA.

De Helena is een stevenaak, gebouwd bij de werf Jonker, Kinderdijk. Haar kiellegging was in 1875. Het schip vaart onder Nederlandse vlag en haar thuishaven is de Leuvehaven in Rotterdam. 
Het schip werd opgenomen in het Rijnschepenregister en kwam in 1876 voor het eerst in de vaart.
Het schip is gebouwd voor de vaart van ladingen op de rivier de Rijn en is naast het oudste ijzeren zeilende binnenvaartschip van Nederland ook een varend monument. Het schip kreeg in 1876 een certificaat van onderzoek "von Strasbourg bis am Mehr" en heeft ook nu nog een certificaat tot Bazel waarmee het tegenwoordig geschikt is voor het veren met passagiers op de Rijn.
De huidige eigenaar is sinds 1998 de Stichting Het Rotterdamse Zeilschip.


Het schip werd door haar eerste eigenaar vooral gebruikt voor het vervoer van steenkool en ijzererts, vanuit het Ruhrgebied naar Nederland en Antwerpen. Het schip was geschikt voor kleinere partijen dan die met een sleepschip werden vervoerd. In 1911  verkocht de eerste eigenaar het schip, het tuig werd vernieuwd, de mast ingekort en een kleine bezaanmast tegen de naar het achterschip verplaatste woning gemonteerd.
Het schip heeft in haar bestaan zeker tien verschillende eigenaren gekend. Ook verschillende namen; 1875 Helena, 1911 Antonius Maria, 1961 Argus en uiteindelijk weer haar eerste naam Helena.
De Helena is een stevenaak: lengte over alles 40 meter; lengte dek 34,76 meter, breedte 5,98 meter en diepgang 0,9 meter. Het schip is uitgerust met een Deutz motor van 186 pk en heeft een hydraulische boegschroef. Haar roepletters zijn: PF4253.



SWAENBORGH.

 

De Swaenborgh is een schoener uit 1907 en werd gebouwd in het Duitse havenstadje Moorege.
Het sierlijke schip deed tot ver in de tachtiger jaren dienst als vrachtvaarder tussen verschillende Oost- en Noordzeehavens.
De Swaenborgh heeft een lengte van 50 meter, breedte 5,8 meter en een zeiloppervlak van 535 vierkante meter.
Het schip beschikt over een comfortabel dekhuis met bar en representatieve salon. Het schip vaar onder de Nederlandse vlag.

FRISUS VAN ADEL.

De Frisius van Adel liep in 1906 in Raamsdonkveer van stapel en heeft tot in de jaren vijftig dienst gedaan als vrachtschip op de Zuidhollandse wateren.
In 1992 werd het schip verbouwd, ze werd verlengd en voorzien van een motor. Na de verbouwing, was het een sierlijke , ruime clipper, en geschikt voor de vaart met 60 tot 75 passagiers, met benedendeks comfortabele zit-
gelegenheden met een bar.


STEDEMAEGHT.

VAN WALVISJAGER TOT DRIEMASTBARK.

De Stedemaeght is een van de grootste driemasters in Nederland.
Het schip heeft een lengte van 60 meter, breedte 7 meter en een zeiloppervlakte van 1000 m².

De Stedenmaeght heeft een rijk verleden, dat begon in 1926 toen het als walvisjager in Oslo, Noorwegen, van stapel liep, bij de scheepswerf "Nylands Verkstad". In totaal werden er tien van deze scheepjes gebouwd. Ze kreeg de naam "Pol IV". 


Bij een boekenantiquariaat in het Poolse Gdansk werd een tekening gevonden uit 1867 van de eerste walvisjagers met harpoenkanon de "Spes & Fides", ook bij dezelfde werf in Oslo gebouwd.
Op deze tekening is duidelijk te zien dat de rompvorm in veertig jaar ie gehandhaafd.
Deze rompvorm is op snelheid gebouwd en niet om zoveel mogelijk lading te vervoeren.
De "Spes & Fidis" was een zeilschip met een hulpstoommotor en had 44 bemanningsleden.
De "Pol IV" is als stoomschip gebouwd en was de uitrusting aan de nieuwe technische ontwikkelingen van die tijd aangepast.
De "Pol IV" heeft tot 1949 dienst gedaan als walvisjager en heeft verschillende eigenaren gehad onder de namen "Pool" en "Gribbe II".


(Van links naar rechts: Varend in het poolijs met een walvis langszij op sleep; Nog varend onder Noorse vlag; Omgebouwd tot vrachtschip.)

In 1948 werd het schip door de rederij Aktoe bolaget Hilleström uit Malmö omgebouwd tot vrachtschip en werd voorzien van twee laadmasten. Het werd omgedoopt tot "Kinnekulu". In 1957 werd de scheepsromp met 7,5 meter verlengd in door de Jadewerft in Wilhelmshaven GmbH, en kreeg de naam "Galeon" en later "Viskan". Ze kreeg een nieuwe motor ingebouwd een Alpha diesel van 265 pk, die erin heeft gestaan totdat het schip in Nederland werd omgebouwd tot zeilschip.
In 1965 kwam het schip onder Deense vlag en werd rederij Vishen uit Dansde de nieuwe eigenaar en kreeg ze de naam "A. Frabritius" en werd later weer omgedoopt tot "Bent Flinot".  

In het voorjaar van 1991 werd het schip door een scheephandelaar naar Nederland gebracht. Ze werd opgelegd en aangeboden voor de sloop, wachtend tot de oud-ijzerprijs goed zou zijn.
Ze kwam niet in stukken in de hoogovens van IJmuiden terecht, maar werd in 1992 door een zekere Toon Slurink gekocht.
Het schip was hem tijden een van zijn reizen in Denemarken, reeds opgevallen van wege haar fraaie lijnen.
Zo dacht deze nieuwe eigenaar; "Dat kan een mooi zeilschip worden". Het bleef niet bij een gedachte en er werden plannen bedacht en tekeningen gemaakt.
Zo kwam het ten dode opgegeven schip uit eindelijk terecht bij de scheepswerf Metz in Urk en werd begonnen met de verbouwing van het ijzerwerk. In het najaar van 1993 werd door vrijwilligers, schippers en matrozen van Hanzastad Compagnie in Kampen met de betimmering begonnen. Een driemast tuigage werd aangebracht. De nieuwe naam "Stedemaeght" werd aangebracht.
Op 19 april 1994 werd het schip door de toen ZKH Prins Willem Alexander het eerste zeil gehesen.

Na een leven als walvisjager en vrachtvaarder begon het schip, omgetoverd tot een pronkstuk een waardig derde leven in de zeilpassagiersvaart  met 150 tot 170 koppen aan boord.

In het voorjaar van 2016 is Toon Slurink met pensioen gegaan. Zijn zoon Jan-Allard Slurink heeft samen met zijn zijn vrouw Jeannet het beheer over de Stedemaeght overgenomen. Intussen is het schip weer overgegaan in de familie Slurink naar broer Pouwel.


SUYDERSEE.

De Suydersee in een zeer indrukwekkende klipper uit 1906. Destijds gebouwd voor het transport van goederen. In  2000 onderging het schip een grote verbouwing om als een tweede leven als charterschip in de pleziervaart te beginnen. Scheepstype: klipper met een kruiphoogte van 2 meter. Thuishaven Hardewijk., Bouwjaar 1897, Motorische voortstuwing Daf uit 1960 120 pk, Lengte 23,70 meter, Breedte 4,70 meter, Diepgang 4,70 meter.

GESCHIENIS VAN HET SCHIP.

Het schip werd in 1896 door J. Koch uit Wijk bij Duurstede, als eenmastklipper besteld bij de scheepswerf Ruijtenberg te Waspik. Ze liep in 1897 van stapel en kreeg de naam "Vrouwe Neeltje",  naar zijn vrouw Neeltje Bruelleman. 
Koch hield het schip 25 jaar lang in de vaart met het vervoer van agrarische producten vanuit Zeeland naar de Hollandse provincies.
In 1922 komt het schip in handen van W. Hensen uit Lienden en kreeg het de naam "Gelderland".
Na zeven jaar krijgt het weer een nieuwe eigenaar C.R. van der Dussen, die het omdoopte  in "Litra".

Ergens tijdens het eigendom van Dussen wordt het het zeiltuig verwijderd en wordt het schip gemotoriseerd.  Na 50 jaar dienst gedaan te hebben en het overlijden van Dussen komt in 1975 in handen van A. Bakker, van de Rederij Voluit, en deze heeft het schip weer opgetuigd. Achter de hoofdmast werd er ook een bezaansmast geplaatst en beide masten kregen een steng, waardoor het zeiltuig fors groter werd. Het schip werd weer verkocht aan W.Slighting en F. Vlaun die het gebruikten als charter op de Oostzee vanuit Kiel. Hierna wisselde het schip nogmaals vier keer van eigenaar.
Het komt dan weer in handen van G. Bakker die het 11 jaar in vaart hield als zeilvakantie bedrijf.
In 2013 breekt er brand uit op het schip en bij het verwijderen van de betimmering kwam het vlak bloot te liggen en werd het vernieuwd met acht millimeter staalplaat.
Vlak voor zijn overlijden verkoopt G. Bakker het schip aan een Engelsman die het vermoedelijk naar Ipswich zou verplaatsen. Hij kwam niet verder dan Groningen met het schip en strandde in een kroeg.
Het schip komt dan weer in handen van A. Wapstra die het opknapte  en chartert zo nu en dan aan een groep. Wapstra koopt er een tweede nieuw schip bij en zet de klipper te koop, en zo komt het in handen van de familie Van der Wel in 2024, die het schip restaureerde, veiliger en onderhoudsvriendelijker maakte. Zo is het schip na 128 jaar nog steeds in de vaart.



                                      Zie vervolg: SAIL 2025. AMSTERDAM. DEEL 3


woensdag 24 september 2025

SAIL 2025. AMSTERDAM. (DEEL 1)

 

           EEN TERUGBLIK OP 

     VERSCHILENDE SCHEPEN.

                                    DEEL 1.

SAIL AMSTERDAM.


De eerste Sail vond plaats in 1975 voor de viering van het 750 jaar bestaan van de stad Amsterdam.
Het was een geweldig succes, dat men besloot dit evenement om de vijf jaar plaats te laten vinden.
Door de corona pandemie, die de gehele wereld trof  , ging in 2020 dit evenement niet door.
Sail 2025 werd een waar ongekend groot evenement, dit keer niet alleen de windjammers die de aandacht trokken , maar vele andere soorten van schepen uit het buitenland. Aan de grote "zwanen van de zee" heb ik eerder aandacht aan besteed. Deze keer aan de nieuwkomers uit buiten- en binnenland.


SHABAB OMAN II.


De naam Shabab Oman is voor de vele Sail bezoekers niet vreemd, maar zij maakten kennis met de eerste Shabab Oman. De naam van het schip betekend "Jeugd van Oman".
De nieuwe Shabab Oman II is een volledig getuigd schip, en werd in augustus 2014 in dienst genomen bij de Koninklijke Marine Van Oman (vlag rechts) ter vervanging van de Shabab Oman I.
Het casco werd gebouwd in Roemenië, bij Damen Shipyards Galati, en werd in Gorinchem in Nederland uitgerust en in 2013 te water gelaten.

(Het boegbeeld van de Shabab Oman II is dat van haar voorganger.)

Het schip is ontworpen door Dykstra Naval Architect te Amsterdam. Haar kiel werd gelegd in maart 2013 en ze kwam op 7 mei 2014 in de vaart.


De Shabab Oman II heeft een lengte van 87 meter (285 voet) en een breedte van 11 meter (36 voet).

Het schip is opgetuigd met in totaal 2.700 vierkante meter  (29.000 voet) zielen, aan masten waarvan de hoogste 50  (160 voet) is. De geschatte omvang van het schip is 750 GT, 360 DWT. De bemanning bestaat uit 58 vaste  en nog eens 34 trainees. Haar snelheid onder volle tuigage is ronde de 17 zeemijl  (31 km/u ) per uur. Het is de glorie van de Omaanse Marine, maar ook van de Nederlandse scheepsbouw.

PASCUAL FLORES.


De maritieme geschiedenis heeft te maken met de zouthandel in Torrovieja. Het schip heeft een lengte van 34,14 meter, breedte 8,60 meter, diepte 3,82 meter en een diepgang van 4 meter. Waterverplaatsing 210 ton. De hoogte van de hoofdmast boven het dek is 26 meter en heeft een zeiloppervlak van 400 vierkante meter. Bouwjaar; 1917. Varend onder Spaanse vlag.

VOORGESHIEDENIS.

Torrevieja was al lang een gunstige locatie voor de exploitatie van het zout dat in de omliggende lagunes werd gewonnen. Dit was de aanleiding om in 1803 de administratie van de Koninklijke Zoutziederij van Spanje, gevestigd in het nabijgelegen dorp La Mata, naar de stad te verplaatsen. Vanaf dat moment vonden er verschillende activiteiten plaats, waarvan de belangrijkste de maritieme handel in zout was, bestemd voor diverse havens in de Middellandse Zee en het Caribisch gebied.
In de eerste helft van de 20e eeuw was de zeilvloot van Torrevieja de belangrijkste in de Middellandse Zee. De stad telde ongeveer 6000 inwoners en zo'n 200 geregistreerde schepen, waarvan 64 pailebotes.
De Spaanse naam pailebotes is afgeleid van het Engelse woord voor "Loodsboot", maar het zou ook goleta kunnen worden , van het Franse woord "goélette" en van het Bretonse woord "gouelan", wat zeemeeuw betekend, aangezien beide definities voor hetzelfde type schip golden. 

Het decennium tussen 1915 en 1925 kende jaren een aanzienlijke activiteit voor de zeilvloot van Torrevieja, die in latere decennia geleidelijk afnam.
Desondanks waren er in de jaren veertig nog steeds talloze schepen actief in de cabotagevaart, waar- door Torrevieja werd beschouwd als het laatste toevluchtoord voor zeilers in de Spaanse Middellandse Zee.

Om de herinnering aan deze bloeiende zeevaartgeschiedenis in ere te houden, kocht de gemeenteraad van Torrevieja in 1999 de "Pascal Flores", die in zeer slechte staat in de haven Milford Haven lag. het doel was het schip om te vormen tot een symbool van het zeevarende karakter van Torrevieja en  tot het vlaggenschip van de stad.

PHOENIX.

De Phoenix is een groot, 33 meter lang, vierkant getuigd zeilschip dat in 1929 door Hjorne en Jakobsen uit Frederikshaven, Denemarken, werd gebouwd als vrachtschip en werd ingezet als Evangelical Mission Schoener, onder Deense vlag.
Het schip heeft een deklengte van 24 meter, totale lengte 34 meter, 12 zeilen met een zeiloppervlak van 372 meter en een hulpmotor van 235 pk Volvo.
Het schip wordt gevaren door 10 vaste bemanningsleden.
In plaats van de traditionele handelsroutes werd het schip 20 jaar lang ingezet als schoener voor evangelische missies, voordat het voor de vracht werd gebruikt. Na deze 20 jaar vervoerde zij vracht totdat haar machinekamer door brand werd beschadigd. In 1974 werd zij gekocht door nieuwe eigenaren, die haar ombouwden tot brigantijn.


In 1988 kreeg het schip weer nieuwe eigenaren en kwam zij onder Engelse vlag door de Square Sail Shipyards, te Charlestown Harbour te Cornwall. 
In 1991 werd het schip omgebouwd tot een 15e eeuwse Caravel Santa Maria en verkreeg deze naam.

In 1996  werd het schip wederom omgebouwd tot tweemaster Brig. teruggebracht naar de oorspronkelijke naam Phoenix of Dell Quay.
Als Santa Maria kwam het schip terecht in de filmwereld en speelde een rol in talloze speelfilms en tv-series waarvan een van de bekendste de  
Hornblower Serie III, "The Sarlet Pimpernel" en  
de "Kronieken van Narnia", en vele meer.



NAO VICTORIA.

De Victoria of Nao Victoria (Spaans voor Overwinning") is een kraak, een replica die beroemd was geworden als het eerste schip dat met succes de wereld rond voer.

GESCHIEDENIS.

De toenmalige Victoria maakte deel uit van de Spaanse expeditie naar de Molukken, de huidige Maluku-eilanden van Indonesië, onder leiding van de ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellan. De carrack (nao) werd gebouwd op een Spaanse scheepswerf in Ondarroa. Samen met vier andere schepen werd ze door koning Karel I van Spanje, de latere keizer Karel van het Heilige Roomse Rijk, aan Magellan gegeven voor zijn expeditie. De Victoria was een schip van 85 ton en had een bemanning van 42 koppen. Het vlaggenschip van Magellan's expeditie was de carrack Trinidad. De andere schepen waren de carrack San Antonio, de carrack Concepción en de caravel Santiago. Het schip heette oorspronkelijk Santa Maria, maar werd door Magellan omgedoopt tot Victoria, naar de kapel die hij in Sevilla bezocht tijdens zijn gebeden, de Santa María de la Votoria.

De expeditie vertrok op 10 augustus 1519 vanuit Sevilla met vijf schepen envoer op 20 sepetember de oceaan op bij Sanlúcar de Barrameda in Spanje. Slechts twee schepen bereikten hun doel in de Molukken. De Victoria was het enige schip dat de thuisreis voltooide, waarbij ze onder leiding van Juan Sebastian de Elcano de onbekende wateren van de Indische Oceaan overstak om de wereld rond te varen. Ze keerde op 6 september 1522 terug in Sanlúcar. Het schip werd later gerepareerd, gekocht door een koopvaardijschipper en voer nog bijna vijftig jaar over de zeeën totdat zij met man en muis verloren ging tijdens een reis van de Antillen naar Sevilla, rond 1570.
De huidige Victoria werd in Spanje gebouwd op een werf die zich specialiseerde in de bouw van oude schepen. Ze werd in 1992 opgeleverd, met een lengte van 26 meter, breedte 6,7 meter hoogte 21 meter en een zeiloppervlak van 285,5 vierkante meter. Ze heeft een vaste bemanning van 55 koppen. 



( Een detail van een kaart uit 1590 waarop de Victoria is afgebeeld. De Latijnse tekst onder het schip kan als volgt vertaald worden: "Ik was de eerste die de wereld rondzeilde, en ik was het die jou, Magellaan, leidde om de Straat over te steken. Ik durfde het, en terecht word ik OVERWINNING genoemd: mijn zeilen zijn vleugels; mijn prijs is glorie; mijn strijd, de oceaan".)


VERA CRUZ.

De karvelen waren speciale schepen die de Portugese Prins Hendrik (Henrique 0 Navegador 1394-1460) ontwikkelde  en gebruikte om de Atlantische Oceaan en de Westkust van Afrika te verkennen, op zoek naar een maritieme manier om India te bereiken. Hij was teven oprichter van de eerste zeevaart school ter wereld te Sagres.
De karveel, of Caravela in het Portugees, was een iconisch schip dat in de 15e en 16e eeuw een grote rol zou gaan spelen in de Portugese ontdekkingsreizen.  Het schip stond bekend om haar snelheid, wendbaarheid en het vermogen om scherp aan de wind te zeilen. Door haar bescheiden afmetingen en geringe diepgang kon het schip eenvoudig de rivieren aan de westelijke Afrikaanse kust bevaren, en indien nodig met behulp van roeiriemen worden voortbewogen.


De karveel speelde een zeer grote rol in de ontdekkingsreizen in opdracht van Prins Hendrik, van de Portugese zeevaarders zoals Bartolomeu Dias, Vasca da Gama en Columbus.

 De huidige Vera Cruz werd in 2000 gebouwd op de scheepswerf van Vila do Conde ter ere van de 500ste verjaardag van de ontdekking van Brazilië. Het schip vaart onder de vlag van Portugal, kwam in 2002 in de vaart, heeft een kits tuigage, is over de romp 23,82 meter lang en heeft een hoogte van 11,9 meter. De Caravela Vera Cruz heeft het uiterlijk van haar voorouders behouden, wordt bemand door vrijwilligers van Aporvela, die zich inzetten voor trainingsreizen en zeilervaringen, met nadruk op educatie en jeugdontwikkeling.
Ondanks haar uiterlijk, is het schip aangepast aan de moderne tijd, als gemakken van opslag, koken en hygiëne, en het is uitgerust met alle vereiste  veiligheids- en navigatieapparatuur.

NAO SANTA MARIA.

De Nao Santa Maria was het vlaggenschip en bevoorradingsschip van Christoffel Columbus, die in 1492 de Caribische landen van het huidige Amerika ontdekte.

Het schip had oorspronkelijk de naam Maria Galante, maar aangezien dit ook een synoniem voor prostituee was, werd besloten om haar naam te veranderen.

Het schip een voorloper van de kraak, had een vierkant razeil aan de grote mast en aan de fokkemast en een driehoekig latijnzeil aan de bezaanmast. Het schip voer in een kleine vloot met twee karvelen, de Nina en de Pinta.
OP 24 december 1492 leed de Santa Maria schipbreuk voor de kust van Quisqueya, later Hispaniola genoemd. Met de wrakstukken van het schip werd de nederzetting La Navidad gesticht.

De Santa Maria gebouwd door de inwoners van de havenstad Palos de la Frontera, bestond uit een ruim, met daarbovenop een voorkasteel en een groter achterkasteel, waarop weer een kleiner topkasteel geplaatst. Het schip was bewapend met een lombarda, een kanon van klein kaliber, en  een espingarda. De grote mast had een kraaiennest waarin schutters konden plaatsnemen. De Santa Maria had een boeglengte van 19 meter en een maximale lengte van 23 meter, breedte 6,9 tot 8 meter en een diepgang van 4,5 meter. Laadvermogen 102 ton. De grote mast had een lengte van 23 meter en het schip voerde drie ra zielen en één latijnzeil.
De huidige replica van de Santa Marioa werd te Sevilla gebouwd en kwam in 2017 in de vaart. Het schip heeft een lengte van 24,99 meter, breedte 7,96 meter en een hoogte van 28,3 meter. Het schip kan worden gezien als een varend museum, haar ligplaats is de haven van Funchal, de hoofdstad van het Portugese eiland Madeira.

EYE OF THE WIND.

Eye of the wind, (het oog van de wind)  is een juweel onder de laatste originele historische grote zeilschepen van onze tijd.
Het zeilschip vaart al meer dan 100 jaar over de wereldzeeën en nu nog steeds met de hand in de maritieme traditie.
Meer dan 100 jaar geleden begon de zeilgeschiedenis van dit schip. In Brake an der Unterwasser begon in 1911 de bouw van een gaffelschoener op de scheepswerf van Lùhring en werd bij de te water lating gedoopt met de naam "Friedrich".


Het schip heeft een lengte over alles van 40,23 meter, breedte 7,01 meter en diepgang van 2,7 meter. Het schip heeft een masthoogte van 28 meter, en een zeiloppervlak van 750 vierkante meter, met een totaal van 13 zeilen, en een snelheid van 10 knopen.


Het schip werd in 1924 verkocht aan de reder Axel Ageberg in Kalmar, Zweden, en kreeg de naam "Sam". Twee jaar later werd het overgenomen door de rederij KH Hendriksson in Stockevik. De nieuwe eigenaar plaatste een Jönköpings tweetaktmotor in het schip en vanaf dat moment stak het schip 30 jaar lang de Oostzee en de Noordzee over als een vrachtschip.

ZEILPLAN.

1. Buitenkluiver.
2. Binnenkluiver.
3. Kluiver.
4. Fok.
5. Ondermarszeil.
6-7. Boven marszeil.
8. Stagzeil. (1)
9. Stagzeil. (2)
10. Grooetzeil.
11. Hoofdtopzeil.
12. Hoofdgallantzeil.
13.  Brikzeil.

 In de herfst van 1955 strandde het schip in een zware storm aan de Zweedse westkust. Het wrak werd geborgen, gerepareerd en ze werd opnieuw in de vaart genomen als een anderhalfmast schip "Rose Marie", soms vissend met een drijfnet bij IJsland. Het schip, dat intussen uitsluitend op haar motor voer, veranderde tweemaal van eigenaar in de jaren 1960 en de Rose Marie` werd weer `Mery`.
Op 21 januari 1970 verwoestte een brand het gehele achterschip en de machinekamer.

EEN NIEUW LEVEN.

Het schip kreeg een nieuw leven in 1993 toen het werd gekocht door de Britse Anthony Timbs, een groep enthousiaste scheepsliefhebbers.
Men begon met het restaureren en het op te tuigen als een brigantijn. De restauratie op de scheepswerf in Faversham, Engeland duurde bijna vier jaar. Het schip kreeg een salon en accommodatie voor bemanning en passagiers geplaatst in de voormalige scheepsruimen. Voor de mechanische voortstuwing kreeg het schip nieuwe motoren; een Catterpillar van 650 pk, generatoren; één Deutz van 60 Kw en één Kibola van 30 Kw. Mechanisch loopt het schip een snelheid van 8 knopen. Haar thuishaven werd Jersey en haar roepnaam GWAK.


Uiteindelijk is er een scheepsjuweel ontstaan dat ongeëvenaard is in de wereld. Vanaf 1976 was de tweemaster, onder haar nieuwe naam "Eye of the wind", klaar om grote avonturen op zee aan te gaan. Op haar eerste reis omcirkelde zij de wereld met een stop in Australië, kruisens de Stille Oceaan en het ronden van de beruchte Kaap Hoorn.
IN 1978 kreeg het schip een indrukwekkende opdracht. Onder het beschermheerschap van HKH Prins Charles kreeg het schip de eer om Operatie Drake als vlaggenschip te leiden, een twee jaar durende expeditiereis in de voetsporen van de beroemde zeevarende  en wetenschapper Drake.

Het schip trok de aandacht van de filmindustrie en verscheen op het doek in verschillende Hollywood- producties zoals: "The Bleu Lagoon" uit 1980, de piratenfilm "Savage Islands" uit 1983, "Tai Pan" uit 1986 en "White  Squall" uit 1996.

In 1990 was het schip aanwezig bij de feestelijkheden van het 200 jarig bestaan van het eiland Pitcairn, dat was ontdekt in de loop van de muiterij op de Bounty.
Na deelname aan de Tall Ships Race 2000 kocht een Deense ondernemer het schip, dat vanaf dat moment privéreizen maakte vanuit haar thuishaven Gilleleje.
Het schip werd pas negen jaar later opengesteld voor het publiek na het overlijden van de eigenaar. Op 1 april 2009 kreeg het schip een nieuwe thuishaven bij Forum train and sail GmbH, een dochter onderneming van de Duitse Media Groep.In 2021 vierde het schip haar 120ste verjaardag.

EL GALEON.

El Galeon is een unieke 16e eeuwse replica op ware grote van een Spaans galjoen. Het schip werd in 2009 gebouwd op de eigen werf van de stichting "Nao Victoria" in Sevilla en heeft een lengte van 50 meter over alles.
Verdeeld over 6 dekken is er 320 vierkante meter te ontdekken op dit porachtige museumschip. 






Van de 16e tot in de 18e eeuw maakte de Spaanse galjoenen ontdekkingsreizen en voerden zij culturele en handelsmissies uit over de wereldzeeën. Galjoenen waren schepen die vele eeuwen lang de oceanen van de wereld beheersten. Zij verbonden met name de continenten  Azië en Amerika met het Europese Spanje. Dit type schip werd voornamelijk als vrachtschip gebruikt, om goederen uit de verre continenten naar Europa te brengen. Maar ook Europese goederen naar die gebieden te vervoeren en haar nederzettingen te bevoorraden. Zo werd al vroeg bijgedragen aan een prille vorm van globalisatie! 
Daarnaast werden onbekende zeeën, kusten en landen in kaart gebracht. Ook werden op deze reizen zaden en planten uit verre gebieden naar Europa gebracht.




                                      Zie vervolg: SAIL 2025. AMSTERDAM. (DEEL 2)