DE NAAM VAN DE STAD
VERWIJST NAAR HET
OUDE SULTANAAT MATARAN
VAN HET MAJAPAHIT KONINKRIJK.
TERUGKEER NAAR LOMBOK.
Na een oversteek van Straat Bali in de kleine haven aan de westkust van Lombok, Ampenan aangekomen. Het was deze keer een reis om in de geschiedenis van het eiland te duiken.
Van het oude steiger, wat eens lang geleden was aangelegd, staken alleen nog enige palen omhoog uit het water. Ze werden gebruikt on vanaf te vissen. De lokale jeugd klommen er op om er vanaf te duiken, de meesten in 'adamskostuum' en de niet in zwembroekjes van een bekend sportmerk.
Ampenan had niet veel te bieden en het leek of de klok er was blijven stilstaan. Wandelde vcia de Jalan Yos Sudarso waar we de kali Langkok over werd gestoken naar Jl. Langkok en Jl. Pelanggik naar Mataram, de hoofdstad van het eiland.
Eenmaal in Mataram aangekomen naar een onderdak gezocht wat me met behulp van een dokar koetsier lukte. Toen ik hem uitlegde wat de bedoeling was van mijn reis, adviseerde hij me niet in Mataram te blijven daar dat duur was en dat hij een klein logement wist in Cakranegara en het was dichter bij datgeen wat in zocht.
Ik besloot hem voor de komende dagen als mijn vervoer in te huren wat niet duur was en waar hij gelukkig mee was.
Mataram was eens een groot koninkrijk van het Majapahit koninkrijk dat heerste vanuit Midden-Java en zich ook vestigde in Bali en Lombok.
Het bestond op het eiland lombok uit verschillende sultanaten; Mataram en Cakranegara in het westelijke deel van het eiland.
Het originele Sasak-volk leefde in het overige deel.
LOMBOK.
Lombok is een eiland gelegen ten oosten van het eiland Bali en vormt samen met het ten westen gelegen eiland Sumbawa de provincie West Nusa Tenggara, gelegen in de Indische Oceaan. Lombok ligt op de 'grens' van het Aziatische- en het Australische ecosysteem, de zogenaamde Wallacelijn. De hoofdstad van het eiland en provincie is Mataram en is gelegen aan de westkant van het eiland.
De taal op Lombok is het Sasak, maar in Mataram en het omliggende kustgebied spreekt men ook Balinees.
Lombok wordt in het westen van Bali gescheiden door Straat Lombok en in het oosten van Sumbawa door Straat Alas.
Het eiland bestaat uit ruige beboste bergen die vaak tot aan zee doorlopen. Rondom het eiland slingert zich een weg vol haarspeldenbochten, die nog aangelegd is in de Nederlandse koloniale tijd.
Het binnen land is ruig en onontwikkeld, terwijl op de vlakke en vruchtbare gedeelten van de kuststreek rijst, sojabonen, koffie, tabak, katoen, kaneel en vanille verbouwd worden.
Op Lombok ligt de op twee na hoogste vulkaan van Indonesië, de Gunung Rinjani met een hoogte van 3.726 meter.
Op Lombok lag tot 1257 n.Chr. een supervulkaan, de Samalas. Herhaalde explosies brachten 40 km³ tefra tot 43 kilometer hoogte, de bovenste lagen van de atmosfeer. Een overblijfsel van de vulkaan op het eiland is een caldera van 6 kilometer bij acht kilometer en 800 meter diep. In deze caldera bevindt zich een kleine nieuwe vulkaan, de Barujari (Anak Rinjani).
Lombok was eeuwen lang een deel van het Balinese rijk. De verovering door het Koninklijk Nederlandsch Indische Leger in 1894 en de daarbij aangerichte bloedbaden wordt in de Nederlandse koloniale geschiedenis verbloemend de Pacificatie van Lombok genoemd.
LOMBOK GESCHIEDENIS.
Lange tijd hebben de Balinezen en de Makassaren (Sulawesi) gevochten om de heerschappij over het eiland. In 1840 slaagde het Balinese koninkrijk van Karangasem er in Lombok geheel in handen te krijgen.
(Vlag van het Balinese koninkrijk Karangasem).
Wanneer de Nederlanders in hun expansiedrift ook het eiland binnendringen, leggen zij de basis voor de huidige verdeling tussen Balinezen en Sasak.
(Vlag van het Majapahit koninkrijk.)
Lombok hoorde in de 14e eeuw bij het Oost-Javaanse Majapahit koninkrijk, een oud hindoeïstisch-boeddhistisch koninkrijk van ca. 12993 tot 1527, met als centrum Oost-Java.
Het rijk bestond tijdens zijn grootste bloeiperiode naast Oost-Java tevens uit Midden-Java, Madura en grote delen van Maleisië, Borneo, Sumatra, Bali, Celebes en de Molukken.
De islam werd tussen 1506 en 1545 geïntroduceerd op het eiland. Met de komst van islamitische handelaren uit Makassar en buurland Sumbawa werd de invloed van de islam pas echt van belang. Deze handelaren koloniseerden het oostelijke deel van Lombok in de 17e eeuw. het westen kwam in hadden van de Balinese vorst van Karangasem. Lombok zou daarop in de volgende eeuwen een slagveld worden. De Balinezen en Makassaren vochten om het eiland. Aanvankelijk wonnen de Makassaren maar in 1677 slaagden de Balinezen er alsnog in om de Makassaren met behulp van de Sasaks te verdrijven. Lombok raakte verdeeld in verschillende prinsdommen. De strijd was echter nog niet afgelopen, ondanks de recente bondgenootschap waren het nu de Sasaks en de Balinezen die elkaar te lijf gingen.
(Vlag van het Sultanaat Mataram.)
Tot 1849 waren de Sasaks in staat m vanuit een aantal islamitische vorstendommen de Balinese aanvallen te weerstaan. De vorst van Mataram kon dankzij een verdrag met de Nederlanders de Sasaks verslaan. Lombok kwam samen met het oosten van Bali onder gezag van de koning van Karangasem.
Lombok werd verdeeld in vier kleinere rijken waarvan Karangasem-Lombok het grootst en het machtigt was. De steden Cakra en Mataram kregen grote koninklijke paleizen, openbare fonteinen en zelfs straatverlichting.
(Aanvoer van Nederlandse troepen op het stran van Ampenan.)
In 1891 brak er op Oost-Lombok een opstand uit van fundamentalistische Sasak-moslims. Eerdere opstanden waren reeds in de kiem gesmoord, maar dit keer ontbraken de financiën en de militaire uitrusting om deze opstand neer te slaan. De Nederlanders waren bereid om de orde op zaken te stellen, maar dit keer waren het de Sasaks die om Nederlandse interventie vroegen. De Nederlanders stuurden in 1893 een bataljon soldaten maar zouden de eerste veldslag verliezen van de Balinezen.
Na aanvoer van versterkingen in 1894 werd Mataram met de grond gelijk gemaakt. De strijd om het laatste Balineze bolwerk, Cakranegara, zou eindigen in een bloedbad. Het Balinese hof verkoos te sterven door harakiri, zelfmoord door buik open snede, boven onderwerpen aan de Nederlanders.
Ongeveer 400 Balinese mannen, vrouwen en kinderen stormden getooid in traditionele klederdracht en wapens hun einde tegemoet, toen de Nederlanders ze ontvingen in een regen van kogels. De rijkdommen van Lombok werden geplunderd door de Nederlandse troepen en een deel van de schatten van Karangasem werden in bruikleen gegeven aan het Bataviaash Genootschap voor kunsten en Wetenschappen. De rest kwam terecht in het Rijksmuseum van Volkenkunde in Leiden. Vervolgens werd Lombok verdeeld in twee etnische woongebieden. Een deel was bestemd voor de 30.000 hindoeistische Balinezen en het andere deel voor de 500.000 islamitische Sasaks. Via de Balinese en Sasakvorsten, die een groot deel van hun inkomsten moesten afstaan, zouden de Nederlanders indirect over Lombok heersen.
De Nederlanders wisten door het toepassen van dwangarbeid de rondweg op het eiland te realiseren en door de aanleg van negen dammen om water op te slaan voor de bevloeiing van de rijstvelden de rijstproductie te verhogen. De hongersnood die de Japanse bezetters in de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten, bracht niet bepaald verlichting in het lijden van de bevolking.
Na de onafhankelijkheidsverklaring van de Indonesische republiek in 1945 was LOmbok nog deel van de Nederlandse Oost-Indische Federatie. In 1951 werd Lombok onderdeel van de nieuwe provincie Nusa Tenggara Barat met de hoofdstad Mataram. De invloed van de aristocratie zou gaandeweg afnemen. Daarentegen zou de orthodoxe moslims toenemen.
LEGENDE.
Onder de Sasak bevolking leeft het verhaal, dat in het water een draak geleefd zou hebben, een waterdraak genaamd Rinji.
Haar territorium werd door de zwervende vuurdraak genaamd Jani aangevallen.
Rinji verzette zich tegen de indringer en zo hebben ze zo lang gevochten tot ze in elkaarversmolten, water en vuur samen werd land en zij creëerden een grote vulkaan Rinjani. Vervolgens heeft de natuur het uiteindelijk overgenomen, de planten en bomen laten groeien in wat zij gecreëerd hebben uit geweld.
Zo nu en dan laten de draken nog iets merken van hun gevechten, een van de erupties in 1257 was zelfs zo heftig dat er klimaatveranderingen plaatsvonden.
Het enige bewijsmateriaal van het gevecht is de vulkaan Rinjani zelf.
De Sasak zijn een volk, dat voornamelijk op het Indonesische eiland Lombok woont. Het is ongeveer 85% van de bevolking van Lombok.Wat hun herkomst is, is niet bekend, maar zij zijn ergens verwant aan de Balinezen, zowel in taal en ras. Lombok werd onder directe heerschappij geplaatst onder het gezag van het Majapahit koninkrijk, onder leiding van Gajah Mada.
De Sasaks zijn eind 16e en 17e eeuw onder invloed van Sunan Giri en de islamitische Makassaresen bekeerd tot de islam. De fundamentele islamitische overtuigingen gemend met met hindoe-boeddhistische invloeden vormden de Lima Waktu-versie van de islam. Lima Waktu of 'Vijf Keer' staat voor de vijf dagelijkse gebeden, die de moslims moeten doen. De term Lima Waktu wordt gebruikt om hen te onderscheiden van de Sasaks, die Wetu Tely beoefenen of Drie Symbolen, die slechts drie keer per dag bidden.
In de vroege 18e eeuw werd Lombok veroverd door het Balinese koninkrijk Geigel. Onder deze overheersing trokken er een groot aantal Balinezen naar Lombok.
Lombok kent nog verscheidene traditionele Sasak dorpen. In deze dorpen staan de typische Sasak huizen.
Opvallend is vooral het hoge gedeelte is opvallend.
Het is op palen gebouwd en aan de onderzijde open als leef en kookruimte. Het bovenste gedeelte wordt gebruikt voor de opslag van geoogste rijst of andere droog te bewaren gewassen.
Het dak heeft speciale constructie die al honderden jaren wordt toegepast en is bekleed met gedroogde rijstplanten en grassen.
Achter het hoge gedeelte staat nog een lager gebouw waarin geslapen wordt.
Het merendeel van de Sasaks leeft van de landbouw producten. Een andere bron van inkomsten is het Sasak aardewerk en het weven van Sasak-doeken.
Al generaties lang maken de Sasak-ambachtsvrouwen op het eiland Lombok handgemaakt aardewerk, en het keramiek vertegenwoordigd een van de oudste ambachtelijke tradities van Indonesië.
Oorspronkelijk was het maken van potten in Lombok noodzakelijk om huishoudelijke goederen op te slaan zoals rijst, water, zout en specerijen. De klei die wordt gebruikt voor Sasak aardewerk is afkomstig van de heuvels boven de drie belangrijkste dorpen waar het aardewerk wordt gemaakt.
Deze dorpen hebben elk hun aparte stijlen met verschillende processen en verschillende motieven die in hun ontwerpen worden gebruikt.
De vrouwen in het dorp produceren al aardewerk sinds het begin van de 16e eeuw en in een traditie genaamd "turun temurun" worden hun vaardigheden van moeder op dochter doorgegeven.
Ondanks het gebruik van zeer eenvoudige gereedschappen, is er een opmerkelijk hoog niveau van vaardigheid in hun aardewerk.
ER wordt geen pottenbakkerswiel gebruikt, maar in plaats daarvan beweegt de maker zelf rond het object om het in de gewenste vorm te drukken, terwijl voortdurend lagen worden toegevoegd aan het originele stuk kleideeg. Nadat de potten zijn gevormd, worden ze gebakken in eenvoudige buitenovens gestookt met houtstro, rijstkaf en kokosnootbast, waardoor elk stuk zijn eigen unieke uitstraling krijgt.
Vroeger was dit pottenbakken een stukje huisvlijt. Tegenwoordig hebben deze dorpen een gemeenschappelijke pottenbakkerij en winkel. De export van dit artikel ligt internationaal hoog.
Ieder Indonesisch eiland en daarbij vaak verschillende regio's op deze eilanden hebben hun eigen manier van het weven van hun traditionele doeken die bij hun klederdracht en passen.
Ook het weven van deze doeken was vroeger een huiselijke arbeid voor de vrouwen in de dorpen. Enkele doen dit nog, wat begint met het spinnen van draden uit de katoenbollen, het koken in verven, drogen en het weven.
Ook dit weven in een samenwerkingsverband gedaan in een gemeenschapsgebouw.
PERESEAN DANS.
Deze dans is een traditionele dans van de etnische stam Sasak in Lombok. Er zijn veel manieren die mannen doen om hun mannelijkheid te bewijzen. Voor de Sasak mannen is het bewijzen van hun moed en kracht om de Peresean dans uit te voeren, een dans om handigheid te oefenen in gevechten met rotanstokken en dikke harde buffelhuisschilden.
Deze traditie wordt al sinds de 13e eeuw door de Sasak-mennen gedaan. De vechters in deze dans worden Pepadu genaamd en de scheidsrechters Pakembar.
De lokale bevolking vind deze dans heilig. De functie van de scheidsrechter is om de loop van de wedstrijd te overzien, inclusief het scheiden van de twee Pepadu wanneer het gevecht te serieus gaat worden. De Pepadu maakt geen gebruik van beschermende kleding, zij dragen alleen een broek en een overtrekbroek en een doek die die om het hoofd is gebonden.
In deze strijd gelden de regels, waaronder Pepadu het onderlichaam, zoals dijen en benen niet mag raken, maar Pepadu mag de bovenkant van het hoofd, schouders of rug wel raken. Iedere slag wordt op waarde geschat.
Het gevecht wordt beëindigd verklaard als een van de deelnemers zich overgeeft of als er bloed gaat vloeien. Na het gevecht omarmen de Pepadu elkaar. Dit geeft aan dat het gevecht is voltooid en dat er achteraf geen wraak wordt genomen buiten de arena van het spel.
"TULUP" HET TRADITIONELE WAPEN.
De Tulup is één van de traditionele wapens van de Sasak-stam, die ze meestal gebruiken voor de jacht.
Dit wapen is gemaakt van geperforeerd hout Meranti. De kogel heet Ancar, die is gemaakt van de hoofdnerf van de Enau-boom en heeft de vorm van een pijlpunt. Meestal is de Ancarpunt bestreken met gifstoffen uit het sap van de Tataren en Getah-boom wat zeer krachtig is om dieren te doden. De Sasak-stam Tulup heeft drie belangrijke componenten die moeten worden gebruikt bij de jacht, namelijk het handvat van Tulup, Ancar en Terontong, plaats om acar op te slaan. Sasak bevolking gebruiken de Tulup om op varkens te jagen en apen te vinden in de bossen van Lombok. Voor Sasak-jagers wordt de Tulup als heilig object beschouwd. Volgens hen is jagen hun levensonderhoud, en is de Tulup een hulpmiddel dat hen helpt hun brood te verdienen, daarom moet het gerespecteerd worden.
De Tulup is ook bekend bij de platteland stammen van Kalimantan, Sumatra en Papua.
LOMBOK SCHATTEN.
Tijdens de Nederlandse interventie in juli 1894 werd op 8 november de Balinese posities met artelleriebombardementen bestookt bij Cakranegara en werd het koninklijk paleis verwoest.
Bij deze gevechten kwamen 2.000 Balinezen om en 166 Nederlanders waaronder hun bevelvoerder generaal P>P>H van Ham.
De oorlogsbuit bestond uit 230 kilo goudgeld, 7199 kilo zilvergeld en meer dan duizend kostbare voorwerpen, waaronder de Lombok-diamant. Al deze schatten werden eind 1896 naar Nederland opgestuurd, waar ze in 1897-1898 tentoongesteld werden in het Rijksmuseum. In 1977 is het grootste deel teruggegeven aan Indonesië
De Lombok-diamant, een diamant van 75 karaat, van 21 x 19,3 millimeter is het waardevolste onderdeel van de Lombok-schat en is nog in Nederland in het Museum Volkenkunde in Leiden.
In Juli 2023 werd besloten dat ook deze diamant terug gaat naar Indonesië. maar buiten Jakarta maakt ook Lombok recht te hebben op deze schat.
KONINKLIJKE RESTEN IN CAKRANEGARA.
Cakranegara is een onderdistrict van de stadsgemeente Mataram. Het onderdistrict is bekend vanwege een van de oudste hindoetempels van Lombok; de Pura Meru en het waterpaleis Mayura.
PURA MERU.
Pura Meru is de grootste en de tweede belangrijkste hindoeïstische tempel in Cakranegara. De tempel is gebouwd in 1720, door de Balinese Hindoes, in opdracht van de koning Anak Agung Made Karang.
Het tempelcomplex is gewijd aan de Hindoeïstische drei-eenheid (Trimutri) van Brahma, Vishnu en Shiva. De binnenplaats heeft 33 kleine heilige gebouwen en drie grote torens of tempels, Merus genoemd. Elk gebouw hoort toe aan één van de drie goden. De drie grote, met rietr bedekte, teakhouten Merus staan symbool voor de drie-eenheid. De centrale Meru met 11 lagen is het huis van Shiva, Naar het noorden ligt de Meru met negen lagen, dat het huis van Vidhu is. Naar het zuiden ligt de Meru van Brahma met zeven lagen.
De Meru vertegenwoordigen ook de drie bergen Rinjani, Agung en Bromo, en de mythische berg Meru. De Brahama tempel vertegenwoordigd de Gunung Agung op Bali, de Shiva tempoel de Gunung Rinjani op Lombok en de Vishu tempel de Gunumg Semeru op Java.
De Brahma tempel wordt versiert met rode kleur, de kleur van vuur en het symbool van de dood. Met het vuur van Brahma worden hindoes gecremeerd. De Shiva tempel is versierd met een wit doek dat water symboliseert, dat de mens zuivert. De Vishu tempel is versierd met een zwart doek als symbool van de nacht en duisternis. Duisternis is het symbool van de dood en zelfs van een nieuw leven na de dood.
TAMAN MAYURA.
Tegenover het tempelcomplex Pura Meru ligt Taman Mayura, wat werd gebouwd in 1744 door de laatste Balinese koning Anak Agung Nghura van Lombok.
het stamt uit de tijd van het Karang Asam koninkrijk van Bali en werd gebouwd om dienst te doen als koninklijk paleis. De gebouwen van Taman Mayura laten een mengeling zien van zowel hindoeïstische als islamitische architectuur.
Tegenwoordig dient de Taman Mayura als park. In het park ligt een vijver met lotussen en een klein eiland waarop een paviljoen ligt.
In het midden van een grote vijver ligt het gebouw Balai Kambang, wat toen destijds dienst deed als gerechtshof en hal voor belangrijke besprekingen.
TAMAN NARMADA.
Taman Narmada, Pura Narmada of Narmada Waterpaleis ligt ten oosten van Mararam. Het is in 1727 gebouwd door koning Gede Ngurah Karang Asem ter ere van de hindoe godin Shiva.
Volgens de legende zijn het paleis en het zwembad gebouwd als afspiegeling van het meer in de krater van de vulkaan Rinjani, waar gelovigen naar toe gaan om offers in het water te gooien en te baden.
Echter met het ouder worden van de mens wordt het ook voor een gelovige steeds moeilijker om de bergachtige klim naar het kratermeer te maken.
Hij liet dit paleis bouwen zodat de mensen hier naar toe konden komen om bij de vijver te bidden.
Deze vijver wordt gevuld door een natuurlijke waterbron waarvan wordt beweerd dat het water de eeuwige jeugd aan de gelovigen verleend.
Al de dagen dat ik op Lombok heb rondgezworven werd ik door mijn dokar-koetsier bijgestaan. Ook in het logement waar ik was ondergebracht was alles naar wens en de vrouw die het bestierde bleek een zus te zijn van mijn koetsier. Ik kon niet omkomen van de honger, want daar zorgde ze wel voor.
Na het betalen van de door mij gemaakte onkosten was het tijd om afscheid te nemen en met mijn koetsier weer naar de haven van Ampenan te rijden om daar de laatste veerboot naar Bali te halen.