woensdag 9 juli 2025

JAVA. TWEEDE DEEL 1934. (DEEL 5)

 

JAVA IN DE KOLONIALE PERIODE

GEZIEN DOOR EEN NEDERLANDER.

                                            DEEL 5.

JAVA .....


                                          IV. LAND- EN TUINBOUW.

DE PASAR MALAM.

Over in de avonduren gewoonlijk verlaten en stille alun alun krioelt een gonzende mensenmassa. 
De vergeelde grasstengels zijn allang plat getrapt in de stoffige bodem, een nevelachtige waas van fijn stof bedekt het gehele veld; en het rossige licht van honderden walmende petroleumlampen flakkert ongedurig heen en weer tussen de donkere contouren van de kraampjes en de tenten.
Een voortdurende stroom van komende en gaande bezoekers passeert de primitieve bambu toegangspoortjes en schuifelt langzaam voorbij de uitstallingen van vruchten, batikweefsels, ikat doeken, koperen huisraadartikelen en andere voortbrengselen van inlandse volkskunst, kinderspeelgoed en Japanse en Europese snuisterijen.
Om en bij de eetkraampjes voor de inlandse bezoekers, evenals in de tenten, waar Europese restaurateurs het voor het zeggen hebben, is geen plaatsje onbezet. Om draaimolens, schiet- en kermistenten verdringen zich drommen nieuwsgierigen: Javanen, Maleiers, Chinezen, Arabieren en Europeanen: Pasar malam in een binnenstadje op Java, de pasardrukte en pasarblijheid bij uitnemendheid.


                                                    (Gezicht op Pasar Gambir. Batavia.)

Ter gelegenheid van koninginnedag of op andere nationale feest- of herdenkingsdagen houden tal van plaatsen in Indië een pasar malam, een soort marktweek, ten dele een kermis in  het klein. Want behalve de reeds genoemde talloze kleine uitstalkramen, waar voortbrengselen van de inlandse volkskunst en van land- en tuinbouw worden verkocht, zijn er ook draaimolens, schiet- en werptenten, zweef- en rödelbanen. en worden overdag bovendien gedurende enkele dagen nog volksspelen gehouden. Alhoewel in kleine woonplaatsen alles van eenvoudige opzet is, worden dergelijke pasar malam in de regel door de overheid en plaatselijkbestuur aangemoedigd als middel tot bevordering van volksnijverheid, land- en tuinbouw en veeteelt. De kroon in deze spant wel de Pasar Gambir te Batavia.



Door de zorg van het pasar Gambir comité verrijst dan op het Koningsplein (Gambir) een uit bambu, gedeg en ander licht materiaal opgebouwd fantasie-dorp met poorten, torens, zuilen, paleizen, enz. Nu eens is de stijl geïnspireerd door de Balinese bouwtrant, dan weer door die van Minangkabau of het Batak land uit Noord-Sumatra of Toraja van Midden-Celebes. Een zee van elektrisch licht overstroomt 's avonds deze inlandse kermis-jaarbeurs van de Indische hoofdstad; ambachtslieden, batiksters en weefsters uit alle delen van de archipel bieden hun artikelen te koop en oefenen zelfs hun bedrijf in het openbaar uit, terwijl tuinbouwers stekken, zaailingen en marcotte's op de markt brengen.

Onnodig te zeggen, dat op deze wijze ook de vruchtenteelt en verspreiding van goede soorten fruit-bomen bevorderd wordt. Tjangkoks (marcotten) van djeruk Garut ( een Citrus aurantium, een oranje appel soort, die om zijn sappigheid algemeen gezocht is), djeruk Bali en djeruk Betawi pompelmoezen (Citrus decumana), waarvan de eerste om zijn frisse aromatische smaak bekend is, rambutan si matjan en rambutan  lengkeng, variëteiten van de Nephelium lapaceum, welke smakelijke, frisse vruchten overal op Java en ook elders in de archipel tegen het einde van de west moeson te krijgen zijn. 
Vooral in de laatste jaren is de belangstelling van de inlandse bevolking voor stekken en marcotten van fruitbomen en sierheesters, en zaden voor groenten en tweede gewassen, welke op verschillende pasar malam verkocht worden, zeer toegenomen.
Als 's avonds laat de pasar malam geleidelijk begint leeg te stromen, draagt Pak Atma met dezelfde bescheiden trots zijn mango-marcotte's naar huis, als waarmee de kleine Simin haar nieuw, kleurig papieren molentje in de frisse avondlucht laat draaien. Zo stappen zij weer huiswaarts, tevreden napratend over de smulpartij in een van de vele rijstwarungs, de wajang vertoning en al het andere mooie en nieuwe, dat de pasar malam te zien gaf. En zowel vader en moeder als de kleine peuters met hun fluitjes en toetertjes zijn op hun terugweg naar huis nog even onberispelijk gekleed als 's morgens vroeg bij het verlaten van het woonerf. Zelfs hoofddoeken, kains en sarongs vertonen zich nog netjes volgens de regels van de kunst in evenwijdige vouwen geplooid en glad gestreken.



                                     ( Transport van passagiers en lading met een ossenkar.)


DE ERF BEPLANTING.

De volgende ochtend is Pak Atma al weer voor dag en dauw op zijn erf aan het werk. Ineen afzonderlijke hoek op het achtererf, welk geheel vrij is gehouden van bambu en kokospalmen, staan een paar fruitbomen, die tot hu toe op bevredigende wijze hebben meegeholpen om het budget van inkomsten te helpen versterken. Een paar Jambu-bomen, enkele mangistan en een tweetal mango's.
De oude, grote mango boom, doe zo lang zijn jaarlijkse oogst van kleine zoete, goudgele vruchten heeft geleverd, is echter de laatste jaren hoe langer hoe meer uit de gratie geraakt.


                                      (Van links naar rechts: Jambu; Mangistan en Mango.)

Want de laatste tijd is ook de desa bevolking gaan inzien, dat de vruchten welke uit de marcotten gegroeide mango bomen veel betere prijzen maken dan die van het geboomte, dat in het wilde weg uit toevallige ontkiemde pitten is opgegroeid. Daarom heeft ook Pak Atma bij het verlopen van het getij de bakens verzet. De mango marcotte, die hij het vorige jaar had aangeplant is prachtig aangeslagen, en heeft hem goede moed gegeven om het dit jaar met een aantal andere exemplaren te proberen.
De plaats voor de nieuwe plantgaten is al enige tijd geleden uitgezocht. Bovendien heeft de oudste telg uit het gezin, Atma, zich verdienstelijk gemaakt met van te voren al vast enige bambu latten, vlechtreepen (tali bambu uit bambuvezels gedraaid touw) en tutus (uiterst dunne reepjes bambu in gebruik als bindkoordjes) in gereedheid te brengen.

DE MANGO MARCOTTE.

De plantgaten zijn binnen enkele minuten op diepte; ofschoon Pak Atma zich in de regel niet bezorgd maakt over meer of minder bemesting van zijn aanplant, heeft hij in dit geval toch wat bladaarde bij elkaar gescharreld om dat met de uitgegraven grond te vermengen en zijn nieuwe mango daarin te planten. van Bambu latten en repen wordt een soort van schanskorfvormige omheining om de jonge boompjes gevlochten om ze te beschermen tegen aanvallen van geiten, die het vooral op de bast van de jonge bomen gemunt hebben, en daarmee is de nieuwe aankoop bij de bescheiden boomgaard ingelijfd.

HET MARCOTTEREN VAN DE MANGO.

A, entboompje; B, te enten twijg van moederboom; C, entboompje en enttwijg aan elkaar gebonden, nadat de raakvlakken van de bast zijn weggenomen; D, marcotte na het uitsnijden van de top van het entboompje en het doorsnijden van de verbinding met de moederboom.

Voor de nieuwe aanplant op Pak Atma's erf belandde, had hij echter reeds een langdurige behandeling achter de rug. het maken van een goede marcotte is trouwens een werkje, dat enige bijzondere vakkennis vereist. Op een jong, uit een pit gegroeid mangoboompje moet n.l. een tak van een mango variëteit worden geënt, welke grote, sappige, veel gevraagde vrucht geeft. Uit de praktijk is gebleken, dat voor entboom of "onderstam" de mango madu (madu=honing) het meest geschikt is. In de regel plant men de pit voor de onderstam in een bloempot. Zodra het boompje enige decimeters hoog is, wordt de onderstam met pot en al op een bambu vork opgesteld in de nabijheid van de moederboom, van welke men een tak op de onderstam wil enten. Een dergelijke 'moederboom" wordt kunstmatig laag gehouden door er steeds de hoofd- en topvertakkingen uit te snijden. Deze tak wordt tegen het stammetje aangebogen, en op de plek, waar tak en stammetje elkaar raken, wordt de buitenbast verwijderd, waarna de ontblote  gedeelten stevig tegen elkaar gebonden worden. Na enige tijd zijn beide op de plek, waar de bast is weggesneden, stevig aan elkaar vergroeid, en kan de verbinding met de moederboom worden doorgesneden. Men heeft dus nu verkregen een krachtige, uit een pit gegroeide onderstam, waarop een tak van de moederboom met goede vruchten is geënt, en behoeft dus alleen nog slechts de top van de onderstam weg te snijden.

TJANGKOK'S.

Als aanvulling van het kleine boomgaardje op zijn achtererf heeft Pak Atma in een van de hoeken van het voorerf nog een paar jeruk boompjes. Zoals veel erven van de Javaanse kampongs deze hebben en in de regel aan een dicht beschaduwde, lommerrijke, maar onregelmatige boomgaard doen denken, waar de huizen schuil gaan in de koele schaduw van de hoge bambu bossen, de fruit- en loofbomen en de slanke, pluimvormige kokospalmen. OP het voorerf is echter binnen de levende haag, die als omheining dienst doet, het erf netjes schoon gemaakt. Hier is dan ook meestal wel voldoende zon voor de lage jeruk boompjes, die het elders onder het hoge geboomte niet lang zouden maken.
Want afgescheiden van de schoongemaakte leefgrond moet Pak Atma met de overige ruimte van zijn erf woekeren. Zijn aandeel in de dorpsrijstvelden is al even bescheiden als de oppervlakte van zijn droge bouwgrond ; de opbrengst van zijn erftuin is dan ook een niet te versmaden aanvulling van zijn inkomsten. Bovendien hebben zijn gezin en hij zelf bambu en kokos dagelijks nodig; wat hij daarvan van eigen erf kan kappen of oogsten, is winst.
Overigens kan hij ook de meeste vruchten van zijn erf op de pasar te gelde maken, en in tijden van een onverwacht geld te kort helpen zij hem ook wel uit de nood. Want al zijn de vruchten nog niet rijp, op de oogst van een fruitboom, die zich goed laat aanzien, kan hij altijd een voorschot ven de Chinese opkoper krijgen.  Hij weet wel dat dat niet verstandig is, want in de totale geldelijke opbrengst scheelt het natuurlijk heel wat. Maar . . . wat moet hij anders doen als hij in geldverlegenheid zit? De landbouwkredietbank? Ja, die zou wel een kunnen helpen, hij heeft daarvan trouwens wel eens gebruik van gemaakt, maar dan alleen als het om een wat hoger bedrag ging. Voor kleinere bedragen vindt hij het gemakkelijker om maar bij de een of andere Chinese geldschieter of opkoper aan te kloppen. Maar laat ons Pak Atma's jeruk boompjes niet vergeten! Die heeft al jaren geleden geplant en ze zijn de trots van de eigenaar.

(Stek (tjangkok) van een vruchtboom.)

 Als tjangkok's heeft hij ze op een pasar malam gekocht en nooit heeft hij spijt van gehad, want bijna ieder jaar is de oogst overvloedig en de sappige  oranje vruchten zijn gewild en brengen goed geld op.
Tjangkok's zijn over het algemeen veel gemakkelijke te maken dan de marcotten van mango en zijn dus veel goedkoper. Voor het maken van een tjangkok wordt een jonge, krachtige opwaarts groeiende tak van de moederboom uitgezocht. 
Op de plaats, waar men later de tak zal afsnijden, wordt eerst over een afstand van ongeveer 10 centimeter de bast rondom verwijderd en om dit ontschilde gedeelte plakt men een bal van vochtige, fijne aarde, van ongeveer een vuistgroot. 
Vervolgens wordt deze aarden ingepakt in kokosvezel, soms nog versterkt door een laagje iduk (de zwarte vezels uit de bladoksels van de suikerpalm) en het geheel met een omwinding van vezeltouw aan de tak verbonden.
De voorbereidende werkzaamheden voor het maken van de tjangkok zijn hiermee afgelopen en men behoeft hem verder slechts regelmatig begieten om de wortelvorming vanzelf te doen intreden. Na enige tijd beginnen zich aan de afgesneden bastrand boven het ontschilde gedeelte worteltjes te vormen, die in de aarden bal verder groeien en na enige weken ziet men reeds de wortelkapjes uit de vezelomhulling naar buiten groeien. Dat is het ogenblik om de tjangkok af te snijden vlag beneden de aarden bal, en om hem, nadat de touwomwinding voorzichtig is doorgesneden te planten.

Het is begrijpelijk, dat de Javaan van Midden-Java en ook de Madurees van Oost-Java zijn erf zoveel mogelijk exploiteert.
In niet al te dicht bevolkte gebieden hebben de erven hier een oppervlakte van 100 en meer vierkante meter. Bij een rationele beplanting kan de desa man dan ook niet alleen van zijn erf de meeste gewassen trekken, welke hij voor eigen gebruik aan vruchten, groenten, kokosolie, bijspijzen, e.d. nodig heeft, maar bovendien leveren bambu en kokospalm hem tal van materialen, welke hij voor huizenbouw, het vervaardigen van meubels, gereedschap, vlechtwerk, draagmanden, enz. kan bezigen. gelegen aan een rivier komt daarbij ook het leveren van verse vis bij.
De eenvoudige, uit bambu opgetrokken woning bevindt zich meestal ongeveer in het midden van het erf, zodat de verschillende huizen van een kampong op onderlinge gelijke afstanden onregelmatig in de dichte begroeiing verspreid liggen. Een net van smalle, niet meer dan twee tot tweeënhalve  meter brede, met fijn grint bestrooide rijpaden, geeft toegang tot de verschillende erven.
Van bambu latten gevlochten omheiningen of vierkant bijgeknipte, levende hagen vormen de afscheiding tussen de wegen en erven en tussen deze onderling.


(Van links naar rechts: Verkoop van kokosnoten en mais op de markt; Verkoper van ijzerwaren op de markt.)

KAMPONG ERVEN OP WEST JAVA.

Woont dus in Midden-Java de desa man midden op zijn erf, in West-Java, bij de Sundanezen, is dat meestal niet het geval. Vooral in de grote kampongs bestaat het bewoonde gedeelte uit twee rijen van dicht tegen elkaar aan gebouwde huizen, ter weerszijden van een ongeveer vijfmeter brede weg. Op de smalle stukjes terrein tussen de weg en de woningen, speelt zich een deel van het dagelijkse kampongleven af. Hier spelen de kinderen, bieden venters hun waren te koop, en verricht de Sundanees allerlei kleine werkjes als het drogen van rijst of gezouten vis en van bambu repen voor vlechtmateriaal, het maken van een bambu rek of bank, het binden van bezems uit palmbladeren enz. het terrein van dergelijk huizenblok is in verhouding tot het Midden-Javaanse erf zeer schaars begroeid, toch maakt door meerdere bedrijvigheid een veel levendiger indruk.
Om en in de nabijheid van deze dubbele, aaneengesloten huizenrij heeft de Sundanese kampong echter zijn met bambu, palmen, vruchtbomen en heesters dicht begroeide tuinen (kebun), welke voor de Sundanezen dezelfde betekenis hebben als de erven voor de bewoners van Midden-Java.


(Van links naar rechts: Verkopers van houtskool op weg naar de markt; Verkopers van maanden en aardewerk trekkend langs de woningen en door naar de markt.)

DE TUKANG DERES.

Tot nu toe was slechts sprake van vruchtbomen en andere beplanting op het erf, welke iedere desa bewoner op zijn tijd weet te exploiteren.
Het winner van palmsuiker is echter een bedrijf, dat niet ieder zo maar kan uitoefenen. Dat is de taak van de tuklang deres.
In zijn vak is de tukang deres een man met ervaring, die beter dan anderen weet welke arengpalm soorten het meeste nectar geven, wanneer het tijd is om de bloemsteel door te snijden, hoe lang de steel beklopt moet worden, en (wat is zijn ogen van bijzonder belang is) met welke rapals (bezweringsformules) de aren-palm moet worden toegesproken. Een karakteristieke stoffering van het landschap vormen de typische plukjes en groepen van deze aren palmen, met hun ruige stam, grotendeels bezet met grove stompen van afgestorven bladstelen, de bladoksels opgevuld met dikke, slordige dotten van koolzwarte, harige vezels. Uit de grijsgroene, gehavende, bezemvormige palmkruinen hangen de nog ontloken bloesemtrossen in dikke zwartbruine  slierten langs de stam neer en verliezen zich tussen de zwarte vezelbossen en de sappig groene varens, die hier bescheiden uit de zwarte warhoop  opduiken. 

Met hun korte stam hun slordig, gehavende uiterlijk zijn ze in alles het tegenstelde van de rijzige kokospalmen, die hun sierlijk wuivende pluimen hoog boven het geboomte verheffen.
Veel dichter op elkaar gedrongen dan de kelapa (kokospalm) staan ze onregelmatig hier en daar in groepjes verspreid: nu eens in een kampongrand of in de hoek van een of ander erf, dan weer ion een kebun, langs de rand van een weide veld, van een wildhoutbosje of in het lage gedeelte van een terrein plooiing.
Waar ze zich ook mochten hebben opgeborgen, de tukang deres weet precies, waar hij ze alle vinden kan, welke de goede soorten zijn, hoe ver de bloesemknoppen zich hebben ontwikkeld.
Meestal heeft er vijf of zes of zelfs meerdere bomen onder handen.
Zodra er weer een geheel is afgetapt, weet hij reeds van te voren, waar hij een vervanger kan uitzoeken.
De eerste bloemkolf van een areng-palm ontwikkeld zich uit de top van de boomkruin en hangt dan als een sierlijke kwast met gesloten, bolvormige bloesemknopjes bedekt uit de kruin. Enige tijd later komt iets meer naar beneden een tweede tros te voorschijn, en zo ontwikkelen zich van lieverlee verschillende bloemkolven, de volgende steeds lager dan de voorgaande.


HET TAPPEN VAN DE SUIKERPALM.

De bovenste kolf komt voor het aftappen het eerst aan de beurt, Een bloemkolf afsnijden en een bambu koker onder de overblijvende stomp van de bloemsteel hangen om de uitdruppelende nectar op te vangen zou een eenvoudig werkje zijn. Maar aan een dergelijk gemakkelijk, kort proces denkt de tukang deres geenszins. Een behoorlijk voorbereiding en herhaalde bezweringsformules zijn voor succes onmisbaar. Wanneer de tukang deres een tapbare boom meent te hebben gevonden, spreekt hij de areng-palm in bloemrijke taal toe: O, moeder endang reni: ik heb mij voor u doornat laten regenen en mij laten verschroeien door de zon; lang heb ik reeds gezocht. Nu heb ik u dan eindelijk gevonden. Zo innig heb ik naar u verlangd! Vroeger kreeg ik reeds van u de borst, veel en dikwijls. Desniettemin lijd ik toch nog gebrek. Nu vraag ik u nog eens vierpotten". Op deze inleiding volgt een vraag en antwoordspel, waarbij de nectartapper de areng-boom laat antwoorden, en tenslotte de voorbereidingen treft voor het tapklaar maken van de areng-palm.

Vaak dient een stevige bambu, aan welke de korte stompen van zijtakken intact zijn gelaten, of waarin inkepingen zijn gemaakt, tegen de stam aan gebonden en dient zo niet alleen als ladder, maar ook als eigendomsteken (tenminste voor bomen, die in de wildernis, behorende tot het dorpsareaal, worden aangetroffen. Zo niet dan gebruikt de tappen een touw om zijn middel en zet zijn voeten tegen de palmstam. Binnen enekele seconden klautert de tapper naar de top  om de bovenste bloemkolf onder handen te nemen.
Voorlopige insnijdingen in de bloemtros geven uitsluitsel in hoeverre deze tapbaar is.


Teneinde het proces te bevorderen, moet de steel van de kolf soepel worden gemaakt, de tukang deres draait de gehele tros naar alle richtingen rond, beklopt de steel met een knuppelvormig houten hamertje en maakt vleierig een praatje met de bloemkolf, als een dienbare vriendin, belooft hij haar een zorgvuldige behandeling en smeekt haar om goed haar best te doen en vooral veel nectar te laten vloeien.
Een dergelijk toneeltje herhaalt zich enkele dagen, zolang, totdat bij het geven van een insnijding in een der bloemknopjes geen harsachtig vocht meer aan het mes blijft kleven. Dan is de tijd aangebroken om de gehele bloemkolf af te snijden, echter niet nadat eerst in de eenvoudige woning van de tukang deres, een slametan (offermaal) is gegeven van djenang abang , dit is rijst met palmsuiker, wierook gebrand en de hulp is ingeroepen van de dorpsgeesten en profeten, waarbij ook Allah een bescheiden beurt krijgt.

De tros wordt vlak bij de steel afgesneden; het eerste sap (legèn), dat weinig suikergehalte heeft, laat men vrij wegdruppelen, maar zodra het sap flink doorkomt, wordt een bambu koker onder de snede gehangen en 's avonds zowel als 's morgens geregeld verwisseld. Van eenzelfde boom geeft de eerste kolf bij de top het meeste sap.
In de steel door het het tapproces geleidelijk weggesneden en resterende stomp verdroogd, dan is inmiddels een volgende bloemkolf iets lager aan de stam uitgesproten, die dan voor bewerking aan de beurt komt. Een goede areng-palm, op vakkundige wijze aldus behandeld, kan tien jaar en zelfs langer getapt worden. Na bewerking van de laagste en laatst uitgesproten bloemkolf is de stam echter van zijn sap beroofd, het merg uitgedroogd en zal de boom afsterven. Dan heeft mbok endang reni voor de tukang deres afgedaan, hoort zij geen vleiende toespreken meer en heeft hij geen belangstelling meer voor haar.

Niet altijd zal men de areng-palm volledig van zijn bloemkolven ontdoen, en laat men er altijd enige hangen totdat deze vruchten begint vormen.
In de vruchten bevinden zich drie tot vier noten, waarin een witte vruchtvlees bolster zit.
Bij het eruit verwijderen van het vruchtvlees moet men oppassen, dat het sap niet in aanraking komt met de huid, daar dit irritatie kan veroorzaken. 
Dit witte vruchtvlees is rauw niet smakelijk, daar het zeer bitter van smaak is. Het wordt daarom eerst gekookt, en op de markt aan de man gebracht opgeslagen in een grote glazencontainer gevuld met water. Het vruchtvlees is zo goed als smakeloos, maar in es campur (een vruchtensalade met ijs) verwerkt een verfrissing.

DE ARENG-SUIKER (GULA-DJAWA)

Als de areng-bomen van de tukang deres in de kebun of op de ladang staan, kan zijn vrouw, bijgestaan door de dochters en andere familieleden
de suikerbereiding thuis verrichten,
In veel gebieden evenwel staan de areng-bomen grotendeels buiten het ontgonnen gebied, in de wildernis verspreid. In een dergelijk geval bouwt de areng-tapper zich gewoonlijk een huisje in de nabijheid van het areaal van zijn werkzaamheid. 
Soms ook wonen enkele gezinnen in paar hutjes bij elkaar.





Het grootste deel van de ruimte in de hut is ingericht als kookplaats. Een langwerpige, oven opgetrokken uit kali-stenen en met klei bepleisterd, met verschillende kookgaten, staat in het midden.
De legèn, het areng-sap, wordt eerst gezeefd en van onreinheden gezuiverd en vervolgens in grote pannen op het vuur gezet. Al naar gelang het inkookproces vordert, wordt de suikerbrei van de ene pan in de andere geschept, en wanneer men denkt dat de suiker van de laatste pan voldoende is ingekookt, giet men een lepel van het kooksel in koud water. Als dit dadelijk tot bruine suiker stolt, kan de pan van het vuur worden genomen, en de suiker worden gegoten in vormen, bestaande uit halve kokosnoot schalen of bambu-ringen. Is de suiker goed uitgehard dan is het aan de vrouwen deze op de pasar te verkopen.


                                     (Pasar met verkoopsters van gula djawa; palmsuiker.) 


                                     Zie vervolg: JAVA. TWEEDE DEEL 1934. (DEEL 6)


vrijdag 4 juli 2025

JAVA. TWEEDE DEEL 1934. (DEEL4)

 

JAVA IN DE KOLONIALE PERIODE

GEZIEN DOOR EEN NEDERLANDER.

                                          DEEL 4.

JAVA.....


                                                   III. WONING EN ERF.

BRAND IN DE DESA.

Eentonig kleppert de bambu klopper van de Javaanse ronde in de nachtelijke stilte van de desa. De ronde zelf is in de donkere schaduwen van de dichte begroeiing van bambu bossen, palmbomen, struiken en vruchtbomen niet te zien. Slechts het wisselend aangroeien en afnemen van het tong-tong geluid verraadt dat de nachtwacht de kampong in alle richtingen doorkruist. Een enkele maal passeert een donkere silhouet de smalle, bleke, maar heldere maanstrepen, welke hier en daar door het netwerk van takken en bladeren doorschemeren. Plotseling zwijgt de klopper, het schijnt, dat de waker luistert naar een onbestemd geruis van verwarde stemmen, geroep en beweging in de verte, gekraak van takken, en . . .  een scherp geluid als van het knetteren van vuur!!!

En dan ineens, resoluut, het geluid van de tong-tong, het alarmblok, dat met korte, haastige slagen het brandsignaal geeft. Binnen enkele ogenblikken is de gehele kampong in rep en roer.
Achter het donkere scherm van de bambu bossen en erfbeplanting wordt een rode gloed zichtbaar, flakkerende vlammen als van licht brandend materiaal laaien hoog op, en werpen grillige lichteffecten op de donkere omgeving en de haastig en zenuwachtige door elkaar lopende donkere gestalten. 
Het huis van Pak Simin staat in brand.
Een van die vele branden in de desa, waarbij weinig te helpen valt: een houten huisje met gedeg-omwanding (gevlochten uit palmbladeren), enige bambu banken als meubilair en een flinke stapel brandhout in de keuken; alles materiaal, dat in een oogwenk in lichterlaaie kan staan. Hier geldt dan ook in de eerste plaats, haast je, rep je, redden wat er nog te redden valt.
Simin. de oudste zoon, heeft met een ruk het geitenstalletje achter het huis opengetrokken en brengt de verschrikte dieren in veiligheid. Ook het hokje onder het afdak achter de woning dat tijdelijk voor kippenren dienst doet, staat al open en de hoenders hebben kakelend een goed heenkomen gezocht in de vruchtbomen van de omliggende erven. Van alle kanten zijn behulpzame buren komen toeschieten, enkele vrouwen helpen de dochters van Pak Simin om wat keukengerei en schamel huisraad elders onder dak te brengen. Ze hebben die medewerking wel nodig, want zelf zijn zij geheel overstuur en lopen eigenlijk wezenloos rond. De mannen helpen Pak Simin een handje om zijn grote kledingkist weg te rollen (hierin bewaart de Javaan ook zijn kostbaarheden en is met oog op brand op rollen geplaatst, zodat hij gemakkelijk te verplaatsen is). De overige desabewoners doen alle moeite om het vuur tot het brandende huis te beperken. De omwonenden zijn voortdurend in de weer om de vonken, die op de daken van de belendende schuurtjes, stallen en woningen overwaaien, uit te slaan met behulp van lange staken waarop een dot natte lappen is bevestigd.

Een paar man van de desapolitie trekken het dak van het geitenstalletje dat steeds opnieuw vlam vat en eveneens een gevaar voor de omgeving dreigt te worden, met lange haken naar beneden.
Intussen zorgt het dorpshoofd, bijgestaan door de kebajan, dat de aanvoer van water, benodigd voor het nat houden van de bedreigde huizen en schuurtjes geregeld plaats vindt. Dit is dan ook de enige praktische hulp, die kan worden geboden. Het huis van Pak Simin is niet meer te redden.
Binnen een klein half uurtje is alles afgelopen. De toegestroomde desa-bevolking is weer geleidelijk huiswaarts gekeerd; nog slechts een paar man bewaken de smeulende restanten en werpen en zo nu en dan een schepje zand op de plekken, waar het vuur nog niet helemaal gedoofd blijkt te zijn.
Simin en de zijnen hebben een voorlopig onderdak bij familieleden in de desa gevonden.
Wanneer hij de volgende ochtend enigszins van de eerste schrik is bekomen en de geleden schade kan overzien, blijkt het tenslotte toch nog mee te vallen. Natuurlijk is een brand, waarbij de eigenaar zij gehele woning verliest, een lelijke streep door de rekening, maar het had erger kunnen zijn. Zijn huisdieren en zijn voornaamste bezittingen heeft Pak Simin kunnen redden en van zijn woning waren reeds verschillende stijlen en balken zo sterk vergaan, dat hij de laatste jaren geleidelijk een grote hoeveelheid materiaal had verzameld om de nodige herstellingen aan te brengen, dus om nu opnieuw op te bouwen.
Note: In vrijwel alle gebieden van Java bestaan gewestelijke regels waarin is voorgeschreven, dat bij ieder erf een rak met stokken ,brandhaken en grote bambu kokers of potten met water en zand als blusmateriaal aanwezig moeten zijn. 

WONINGBOUW.

Enige maanden later blijkt het leed dan ook weer geheel vergeten. We zijn weer op Pak Simin's erf; van de verwoesting door de brand aangericht, is weinig meer te bespeuren, de schuurtjes en stalletjes zij hersteld, en alleen een grote, open lege ruimte in het midden van het erf  herinnert  aan de nacht van de brand. Maar overigens heerst er een geheel andere stemming, en het gewoonlijk verlaten erf heeft heden een feestelijk aanzien.
Pak Simin krijgt bezoek! Langs de achterkant van het erf is een tijdelijk feestloodsje opgericht. Licht wit-gele slierten van jonge gehalveerde palmbladeren hangen als een levende, soepele franje langs de voorkant van de loods. ook bij de ingang van het erf en rechts en links van de toegangsweg rijen de brede bogen van deze gouden palmbladfranjes zich tot een rustieke feestversiering aaneen. In de feestloods zelf staat reeds alles klaar voor een slametan. Op de over de vloer uitgespreide matten prijken tussen de kommen, borden en schalen met sambalans ( een bij gerecht voor de rijst, bestaande uit stukjes vlees, kip of andere gerechten, toebereid met specerijen) en andere bijgerechten, tal van witte rijstkegels. Alles wijst er op dat de gastheer talrijke gasten verwacht ter ere van de bouw van zijn nieuwe woning.
Weliswaar zijn er heel wat moeilijkheden te overwinnen geweest bij het verzamelen van het materiaal voor de herbouw. Maar tenslotte maken vele handen licht werk, en in dergelijke gevallen zijn er in de desa altijd mensen genoeg om te helpen: hetzij alleen de familie, hetzij desagenoten. En terwijl de stijlen, balken en platen werden verzameld, de deuren, ramen en kozijnen in gereedheid werden gebracht en de dakvlakken, empjak samengesteld (bij de Javaanse woningbouw worden de dakvlakken te voren samengesteld en kant en klaar opgehesen en op de dakribben bevestigd ), had Pak Simin herhaaldelijk besprekingen met de dukun om de goede dagen voor het begin van de verschillende werkzaamheden vast te stellen. Want hij is er vast van overtuigd, dat de bewoners van het nieuwe huis voortdurend aan allerlei ongelukken bloot staan, wanneer de bouw op een kwade dag is aangevangen; omgekeerd zal een gunstige dag niet zonder zegenrijke gevolgen blijven.

PRIMBONS EN NEPTU'S.

Aan bij de berekeningen om de goede dagen uit te zoeken zat nog heel wat vast, en hulp van de dukun, een waarzegger was daarvoor onontbeerlijk. Wel wist Pak Simin uit zich zelf tal van data, die voor het bouwen van zijn woning tot de geluksdagen gerekend mogen worden, zoals de geboorte dagen van hem zelf, zijn vrouw of een van zijn kinderen, of wel die van een gezien hoofd of geëerd vorst.
Evenmin was het hem onbelend, dat hij zich bovendien voor ongeluksdagen had te hoeden, zoals de data van het overlijden van naaste familieleden en andere ongewenste dagen. Maar welke van de geluksdagen nu speciaal in zijn geval het meest in aanmerking moest komen, dat kon alleen met behulp van de primbons worden uitgemaakt. De primbon is een wichelformule, waarin de belangrijkste factor wordt uitgemaakt door de neptu's, dat zijn de cijferwaarden, die aan verschillende dagen worden toegekend. De betekenis van een dergelijke prombon wordt duidelijk als Pak Simin en de dukun bezig zijn met een ernstig gezicht hun berekeningen te maken. Ze zijn daarbij niet alleen, want enkele  belangstellenden familieleden werden uitgenodigd ook hun mening te geven en zo zitten zij onder het genot van een kopje wedang (warme drank, koffie, thee, afkooksel van gember) en een snoeperijtje in een kring bij elkaar.
In de eerste plaats zal Pak Simin's geboortedag aan de primbon worden getoetst. Dit jaar valt de datum daarvan op een dinsdag-wage; één van de 35 dagen van de cyclus van vijf weken van zeven dagen of zeven weken van vijfpasardagen.
In het boekje met primbons zijn de neptu's van de dagen in een staatje als volgt aangegeven:

Allereerst worden nu de neptu's van dinsdag en wage bij elkaar opgeteld en krijgt men dus voor de cijferwaarde van dinsdag-wage 3+ 9 = 12. Vervolgens komt de primbon voor het bouwen van huizen aan de beurt; deze ziet er als volgt uit:

(2) peringgitan = open ontvangsthal)

Hierin wordt achter de cijferwaarde van de gekozen dag opgezocht, met welk gedeelte van de woning de bouw een aanvang moet nemen. Achter de cijfer 12, gevonden voor dinsdag-wage, staat hiervoor het achterhuis opgegeven. Intussen is niet beslist noodzakelijk om zich hier aan te houden, want wanneer tegen een dergelijke volgorde bezwaren ontstaan, zoekt men een andere geluksdatum, b.v. de geboortedag van de oudste zoon, welke, laten we aannemen dit jaar op maandag-pon valt. Op dezelfde wijze te werk te gaan als hierboven, vindt Pak Simin dan als neptu het getal 4 + 5 = 9, en voor dit geval staat in de tweede primbon, dat de middenwoning het eerst aan de beurt is. Aldus kan men doorzoeken, totdat men een aanvangsdag heeft gevonden, welke in alle opzichten voldoet, en men zowel voor het plaatsen van de eerste stijl van de hoofdwoning, als ook van de rijstschuur, de stal, de keuken, enz. een tijdstip heeft gevonden, dat geluk en voorspoed in de nieuwe woning waarborgt.

De primbons, waarover de Javaan beschikt, zijn legio, en voor alles en nog wat worden ze samengesteld. 
Niet alleen dat men er de geschikte en voorspoed gevende dagen mee kan uitrekenen, maar ook de goede en slechte tijdstippen van iedere dag voor reizen in verschillende richtingen: noord, oost, zuid en west, die voor de jacht, voor de hanengevechten, voor vrijwaring tegen inbraak en diefstal, voor verhuizing, voor het bouwen van nieuwe huizen, het opzoeken van gestolen goed of gestolen buffels en ander vee, enz. worden ermee vastgesteld.

Zelfs inbrekers en rovers houden er speciale primbons op na (zie rechts).
van links naar rechts vijf groepen van ieder twee uur gedurende de nacht; van boven naar beneden de zevendagen van de week. 
In de vierkante wicheltekens, welke aangeven op welke uren en dagen de inbrekers al of niet succes zullen hebben.

Dergelijke soorten wichelplankjes komen trouwens in de gehele archipel voor.

Voor eenvoudige berekeningen heeft de Javaanse tani (landbouwer) zelfs niet eens een plankjes of tekening nodig. Wanneer hij met een uitdrukking van wijsgerig denken bezig is, met de punt van zijn linker duim op de drie kootjes van zijn linker midden- vinger af te tellen, gebruikt hij  zijn linkerhand eigenlijk als een wichelplankje. 
Dag en nacht zijn namelijk ieder ook in drie perioden ingedeeld: 1. van 6-10, 2. 10-2 en 3. van 2-6 uur, die respectievelijk door het bovenste, middelste en onderste kootje van de middenvinger voorgesteld worden. Deze eenvoudige en natuurlijke wicheltabel komt hem doorlopend goed van pas, want wanneer hij plotseling van de een of andere dag het gunstige tijdstip wil weten, dan telt hij even op deze wijze de neptu van die dag op zijn middelvinger af en binnen enkele seconden is zin weetgierigheid bevredigd en . . .  zijn gemoed gerust gesteld.


              ( Van links naar rechts: Tappen van nectar van Arenpalm; Bananen oogst; Papaja oogst.)



               ( Van links naar rechts: Palmwijnverkoper; Casava oogst; Marcoteren van mango.)

DE KEUZE VAN HET ERF.

Intussen was het voor Pak Simin betrekkelijk eenvoudig om voor de bouw van zijn woning een gunstige dag uit te kiezen. Had hij zich echter bovendien nog een nieuw erf moeten uitzoeken, bijvoorbeeld omdat het huidige hem allerlei ongerief, nadeel of ongeluk had gebracht, dan was en nog veel meer komen kijken.. begrijpelijk is het, dat men graag een erf heeft, dat aan allerlei praktische wensen voldoet, bijvoorbeeld de grond moet loh zijn, dit is vruchtbaar met genoeg water, het erf moet djudjugan zijn, dat wil zeggen zo gelegen, dat kennissen er graag aanlopen, zoals bij een pasar, een moskee, een pandhuis, een school enz.; het moet ajem wezen, dat wil zeggen men moet er zich tevreden voelen, doordat er voldoende schaduwbomen op het erf staan en er een geul of waterleiding langs loopt, zodat de waterafvoer gemakkelijk is, enz. Maar daarnaast moet ook op tal van andere eigenschappen gelet worden. Een erf dat bijvoorbeeld naar het noorden helt is Siti Batara (Batara-grond), de bewoner zal door de fortuin worden begunstigd en ook geneigd zijn om zijn godsdienstige plicht tot het geven van aalmoezen na te komen. Een erf, dat naar het oosten helt is Siti Manikmdjd, (Manikmaja-grond), man en vrouw zullen een gelukkig huwelijk hebben. Daarentegen is een erf, dat naar het westen helt Siti Srisaddnd, (Srisadana-grond) de bewoner krijgt niet zelden ruzie met zijn vrouw en kan niet opschieten met zijn vrienden, familie en buren. Aldus moet ook worden gelet op de ligging van rivieren, ravijnen, bergen, enz ten opzichte van het erf, want dat alles is volgens het geloof van de desaman van invloed bij geluk en ongeluk, voor- en tegenspoed, gezondheid en ziekte, en dergelijke  voor de bewoners.

OFFERS BIJ DE WONINGBOUW.

Pak Simin heeft zijn familieleden, vrienden, buren en desagenoten uitgenodigd voor de slamatan te ere van de bouw van zijn woning. De gastheer is reeds begonnen met opsommen, welke offers zijn gereed gezet , de sekul beduli (rijst met kokosmelk gekookt) is voor de Profeet Mohammed, de sekul tumpeng (rijst in de vorm van een kegel) is voor de profeten van Adam tot Mohammed, de sekul  golong (in een blad gewikkelde bal gekookte rijst) is voor de aardgeesten, de apem (pannenkoeken van rijstmeel) zijn voor de geesten van de voorvaderen, en zo gaat het voort, totdat de bedoeling van alle gerechten is verklaard. Dan spreekt de dukun of priester zijn zegen over het offermaal uit, dat overigens op de gebruikelijke en bekende wijze plaats heeft.
Hiermede is echter nog niet aan alle offergaven voldaan; alhoewel men het met verschillende offers nu niet altijd even nauw neemt, zijn er toch nog twee, die men niet gaarne zou verwaarlozen. De eerste is een offerande, bestaande uit water, waarin allerlei soorten van bloemen zijn gedaan. Voor dit offer wordt in het midden van de vloer van de te bouwen woning een gat gegraven, waarna het water met de bloemen er in wordt gegoten.
De tweede bestaat uit verschillende onderdelen: de bango tulak, enige doeken, liefstr blauw met een witte vlek in het midden om over de top van de hoofdstijlen te hangen; verder een paar plangi-doeken die aan de gebinten worden bevestigd; een paar bosjes rijst, een tros groene kokosnoten en een paar stengels suikerriet om aan de muurplaten op te hangen, en een tros pisang suluhan, dit is aan de plant rijp geworden pisang om aan de stijlen te bevestigen. Dat er tenslotte voor verschillende doeleinden ook nog sadjen en takir worden gereed gezet, spreekt van zelf.

DE BUFFELSTAL.

Statig welft zich de donkergroene, door twee rijen knoestige, grijsbruine reuzenzuilen gedragen bladkoepel over de fijn begrinten ratan, de grote weg. In de schaduw hangt een zwoele koelte; en de tropenzon werpt overal, waar het bladerendak is onderbroken door ieder gat en scheur zijn felle. harde lichtvlekken op het wegdek.
Een huiswaarts kerende kudde buffels schuifelt loom langs de berm aan de schaduwzijde en vermijdt angstvallig elk licht plekje, dat te ontwijken valt. Op de weg, waar ieder moment taxi's, autobussen, karretjes, etc. passeren, voelen de logge karbouwen zich lang zo veilig niet als op het weideveld of in hun bad in de rivier. Zij lopen dan ook zo dicht tegen elkaar opgedrongen, dat van de vervaarlijke lichamen alleen de golvende ruggen te zien zijn. Op enige afstand doen die hobbelende ruggen denken aan een langzame modderstroom, waarop de botjah angon (herdersjongen)  ritmisch op en neer deinende, meedrijven.

Plotseling zwenkt de schommelede, grijze ruggenzee langs een zijweggetje rechts af in de koele schaduw van palmen, vruchtbomen en bambu bossen van de kampong begroeiing.
Een ogenblik lijkt het of de net geknipte hagen en het fijne bambu latwerk van de omheiningen zullen bezwijken onder de druk van de logge massa.
Maar geen nood; want de goedige lobbesen weten wel, dat hun jeugdige herders en niet op zijn gesteld, dat zij die kinderachtige latjes en struikjes ter weerszijden van de weg omver lopen, en houden er dan ook terdege rekening mee.
Hoe verder de kudde in de kampong doordringt, hoe meer zij begint te slinken, want nu hier, dan daar, zwenkt een groepje van een drie- of viertal buffels zijwaarts een erf op, en zo verdwijnt ook een drietal buffels op Pak Simin's erf.


De inwijding van Pak Simin's woning ligt alweer enige maanden achter de rug, en nu alles weer herbouwd is, herinnert men zich verbaast, welk een gat die plotselinge brand in het zwaar beschaduwde erf van Pak Simin had geslagen. Op de kort te voren nog kale plek ligt daar nu de knusse bambu woning met zijn grappige limasan-dak veilig verscholen onder het dichte groen; en zonder zich een ogenblik te bedenken marcheert het drietal kebo's parmantig de huisdeur binnen. De jeugdige Simin behoort tot de gilde van de Botjah angon, schijnt er niet het minste bezwaar tegen te hebben, ja hij schuift de deur zo wijd mogelijk open. Dan ziet men, dat de linker helft van het gesloten voor galerijtje tot buffelstal is ingericht, en de kebo's daar hun onderdak hebben. Blijkbaar heeft de huiseigenaar bij de indeling van de nieuwe woning op het gezelschap van de logge, maar niet bovenmatig veel ruimte eisende buffels gerekend.
Afzonderlijke veestallen en dorpsveekralen zijn op Java eveneens in gebruik. Het gebruikt van een stal in of onder het huis, komt veelal in hoger gelegen gebieden voor, waar de nachten, vooral in de regenperiode behoorlijk afkoelen en de warmte uitstraling van het vee de woonruimten van de bewoners verwarmen.

(De bouwtrant van de Javaanse huizen wordt onderscheiden naar de dakvorm; van het limasan-dak bestaat het steilere gedeelte uit trapeziumvormige voor- en achtervlakken en driehoekige zijvlakken, welke alle vier naar beneden overgaan in dakvlakken met minder helling.)



HET BETREKKEN VAN DE WONING.

(Plattegrond van limasanwoning; de stippellijnen rechts geven het beloop van de daklijnen aan.)

Hoewel er sinds de inwijding van de herbouw al enige maanden zijn verlopen, woont Pak Simin  pas sinds enkele weken in zijn nieuwe huis. Toen eenmaal met de herbouw een aanvang was gemaakt, stond de nieuwe woning weliswaar binnen een tiental dagen overeind, maar toch had men er niet dadelijk in kunnen trekken. Want ook daarvoor had men weer rekening te houden met de gunstige en ongunstige dagen. Bij het verhuizen, op reis gaan en ook bij andere tochten moet men er voor zorgen niet zo maar de een of andere draak of nagd tegemoet te lopen. Want al zijn deze ongure gasten, die onder de aarde huizen, onzichtbaar, toch zou hun veronachtzaming onberekende gevolgen kunnen hebben, soms zelfs de dood van de onvoorzichtige. 

Deze ndgd's van welke de djatingarang een van de gevaarlijkste is, zitten met hun staart in het inwendige van de aarde vastgeklonken, en hebben de gewoonte om periodiek van frontstelling, oost, zuid, west, noord en zenith te veranderen. De ndgd dind (dind is dag) verandert dasgelijks (bij zonsondergang) van positie, en de ndgd wulan eens in de drie maanden. Minder gevaarlijk is de ndgd taun die zich eens in de twee jaar verplaatst; met deze laatste wordt dan ook slechts in beperkte mate rekening gehouden. Het zijn weer de prinbons die aangeven op welke dagen de ndgd's in verschillende windstreken vertoeven, en welke windstreek dan kosong, leeg is, zodat men zonder gevaar zijn tocht in de laatste richting kan ondernemen. Eerst nadat ook in dit opzicht de primbons hadden gesproken, was het mogelijk geweest om een juiste dag voor het betrekken van de woning vast te stellen, zodat Pak Simin dan ook zijn nieuwe huis enige tijd moest laten leeg staan. Als het toevallig zo uitkomt, ziet men er ook niet het minste bezwaar in om de woning alvast te betrekken, wanneer zij pas half voltooid is.
het spreekt vanzelf dat de ontwikkelde Javanen, zoals districts- en onderdistricts hoofden, mantri's bij de politie en anderen, in de regel aan deze primbons geen geloof hechten. Toch kennen zij ze alle op hun duimpje; want het behoort geenzins tot de uitzonderingen, dat het raadplegen van de primbons in anders onverklaarbare zaken plotseling helderheid brengt. Want maling en ketju (inbrekers en rovers) zullen er niet gauw toe overgaan om hun nachtelijke escapades te maken in een voor hen dag ongunstige richting.
Niet zelden is het dan echter fataal voor de boosdoeners, dat de mantri-politie met behulp van de primbon en de papan pdntjd drijd ( papan betekend plankje, tafeltje maar ook boekje, de vijf zintuigen) de richting uitzoekt, waaruit de boosdoeners zijn gekomen, en daardoor dikwijls een waardevol gegeven in handen krijgt.

INRICHTING VAN DE WONING.

Met dat al had Pak Simin tenslotte zijn woning met een gerust gesteld gemoed kunnen betrekken. Op de plattegrond hier boven is aangegeven hoe hij de inwendige ruimte had verdeeld om er ook zijn kleine kudde buffels een onderdak te verschaffen; en de eenvoudige inrichting van de overige vertrekken.

(Woon- eetkamer.)

De uit houten en banbu stijlen en uit gedeg-wanden en deuren samengestelde woning, met een uit aarde en rivierstenen aangestampte vloer, is zeker alles behalve een paleis, en aangezien ramen in de regel ontbreken, heerst er inwendig ook overdag in de regel een halfduister. 
En toch, de eigenaar zelf zou de eerste zijn om er zich hogelijk over te verbazen als hij vanwege eenvoud van zijn bambu stulp beklaagd zou worden.
Wel! heeft hij niet alles in zijn woning wat hij maar zou kunne wensen? Is het er niet behaaglijk koel, en is hij er niet volkomen beschermd tegen de felle middagzon, welke vooral buiten de kampong zo ongenadig kan steken. En zelfs van de laatste brand, is hij daar niet wonderwel afgekomen, en heeft hij zijn vee en zijn voornaamste huisraad niet kunnen redden; en hebben zijn dorpsgenoten, ieder voor zich, niet met arbeid en materiaal geholpen bij de herbouw van zijn won in? Nee pak Simin is volkomen tevreden, en prijst zichzelf gelukkig, dat hij op zijn mooi en zorgvuldig onderhouden erf weer zo goed onder dak is.
En hij heeft gelijk, en met hem die vele miljoenen wong tani op Java, die er precies zo over denken als Pak Simin. Zeker, wij weten het reeds, de eigenlijke  Javaan is niet zo levendig in zijn wijze van uiten als de Sundanees, niet zo vrijmoedig als de Madurees. Maar bij alle drie: Javanen, Sundanezen en Madurezen treft steeds dezelfde rustige en evenwichtige sfeer, welke in de desa heerst, die geest van tevredenheid met hetgeen de goden geven, van niet meer willen eisen dan men redelijkerwijze verwachten kan. Ziet de bescheiden geste, waarmee Mbok Simin het eenvoudige rijstmaal op de amben (lage van bambu vervaardigde bank) gereed zet, nadat zij eerst met een kort handbezempje - samengebonden uit een bosje padistroo - de op de bank en de vloer uitgespreide matjes heeft schoongeveegd. Geen gastvrouw kan met meer zelfvoldoening een uitgelezen gezelschap gasten tot een weelderig gedekte tafel uitnodigen. 

Pak Simin is juist thuis gekomen en heeft zijn tjaping
(ronde, in de regel van bambu-repen gevlochten hoed) aan de wand opgehangen; een bambu latje, in het vlechtwerk van de omwanding gestoken, dient daarbij als kapstok. En terwijl de nieuwtjes van de dag worden besproken, schaart het gezin zich om de maaltijd, dat wil zeggen om de pandan-mat, waarop de rijst, wat gebakken vis en een paar bijspijzen zijn neergezet. (zie plaat boven). Op de brede amben, die ruim plaats biedt voor het gehele gezin, speelt zich een groot deel van het huiselijk leven af. 

Hier wordt niet alleen gegeten, maar maakt men ook nadat de maaltijd is opgeruimd een praatje of een spelletje; gasten worden hier ontvangen en het sirihstel (voor het betelkauwen) staat hier dan ook meestal gereed op een djingklik, een klein, laag, vierkant tabouretje; en duurt het bezoek wat langer, dan volgt het op het aanbieden van een sirihpruimpje in de regel ook een kopje wedang (warme drank)  met een stukje gesuikerde gember, tamarinde of een andere versnapering. Maar hoe eenvoudig ook alles mag zijn, het wordt altijd even gul aangeboden, met graagte geaccepteerd en met smaak genuttigd. De amben staat in de regel tegen de voor- of een van de zijwanden, want de achterwand wordt altijd vrij gehouden voor de kobongan, een soort statiedivan waarop bij huwelijken het bruidspaar
op heeft gezeten. Op donderdagavond brandt de huisheer hier wierook ter ere van de goden en voorouders. Op feestdagen wordt de kobongan mooi opgetuigd met divangordijnen, stapels rolkussens, en als er geld voor is, met zilveren hangers, gordijnhaken, kunstbloemen en andere kostbare en kleurige versiering. 

Wanneer de huisheer in staat is, zich de weelde van mooi houtsnijwerk te veroorloven, wordt de wand achter de divan daarmee bekleed, in welke bekleding (vooral in Oost-Java) een soort van alkoof wordt uitgespaard. Ook de achterwand van de voorgalerij en de zijwanden met de deuren welke toegang geven tot de slaapvertrekken, zijn bij welgestelden soms met dergelijk fraai houtsnijwerk versierd. Vooral in Djapara, Demak, Kudus, Patri en omgeving, is zeer kunstig houtsnijwerk in gebruik.

Intussen is de inrichting van het woonvertrek in het miniatuur-rijkje, waar Mbok Simin de leiding heeft, veel eenvoudiger; wat echter niet wegneemt, dat zij haar arbeid in de woning, de keuken, het wassen bij de put, de zorg voor de kinderen, voor het klein vee en de kippen, enz, de handen vol heeft.
Gemakkelijk is haar taak trouwens niet: de middelen waarover het Javaanse huismoedertje de beschikking heeft, zijn in de regel uiterst beperkt, ook al rekent men er de ongeregelde inkomsten bij, zoals af en toe de bescheiden baten uit de verkoop van enkele vruchten van het erf, of van enig door Pak Simin vervaardigd vlechtwerk of keukengerei e.d. Maar met dat geringe bedrag doet zij wonderen.

Bij de samenstelling van het dagelijks maal kan zij voor een groot deel gebruik maken van de opbrengst van de eigen bouwgrond, maar toch zijn er tal van ingrediënten, welke zij elders moet aanschaffen: zout, enkele specerijen, gezouten vis e.d. 
Ook moet zij zorgen voor de kleding voor het gezin, voor aanvulling van het nodige huisraad, voor petroleum en moet zij nog een kleinigheid opzij kunnen leggen voor de komende extra uitgaven bij het Inlandse Nieuwjaar en andere kleine huiselijke feestjes. Om dit eenvoudige budget te doen sluiten, moet zij voortdurend rekenen en nog een rekenen met centen en halve centen, en de enkele vrije uren, welke het huishouden haar toelaat, nuttig te besteden met batikken, vlechtwerk en ander handwerkjes die nog een kleinigheid kunnen opbrengen. 
"De Javaan is verkwistend!" Hebben zij die zo gauw gereed staan met dit oordeel in vier woorden, zich wel eens de moeite getroost om een Javaanse huisvrouw in de desa een paar dagen te observeren?


( Van links naar rechts: Oogst van de aardnoten; Inlandse suikerrietmolen; Uitkoken van suikerrietsap; Bereiden van kokosolie.)


                (Van links naar rechts: Visvijver op West-Java; Rivierpondje te Oost-Java.)


(Van links naar rechts: Winkeltje voor inlandse medicijnen; Zomaar een (toko) langs de weg; Verkoper van  vers gegrilde saté kamping (geit of schaap); Verkoper van zoetigheden (arummanis); Verkoopster van vers fruit langs de weg; De vogelhandelaar.)


                                  Zie vervolg: JAVA. TWEEDE DEEL 1934. (DEEL5)