OM DE RUIMTE AF TE SLUITEN
WAARIN DE LADING
VERVOERD WORDT.
VERVOER VAN LADING.
Sinds de mens het water is gaan gebruiken om lading te vervoeren, over rivieren en zeeën, kampte deze met het drooghouden van deze lading.
De eerste ladingen, zowel mens als materiaal werden gewoon op een open dek of ruim vervoerd en trachtte men dit droog te houden door deze goed in de pakken of in vaten te vervoeren.
Toen eenmaal de handel over zee in opkomst kwam en de vrachten groter en kostbaarder werden, ging men deze in ruimen vervoeren van het schip die men kon afdichten.
LUIK.
Luik, opening in het dek van een schip waardoor licht en lucht in het ruim kunnen toetreden, die toegang geeft tot het ruim en lager gelegen dekken en voorts dient om goederen in en uit het ruim te laden en te lossen. Ook de afdekking, waarmee de opening gesloten wordt, wordt luik genoemd.
HOUTEN SCHEEPSBOUW.
Een luik werd meestal midscheeps geplaatst.
Men onderscheidt: gezonken luiken die gelijk met het dek lagen op plaatsen waar veel gelopen werd. Platte luiken waren iets hoger. Verheven luiken luiken waren de meest gebruikte.
Het luikgat was aan de zijkanten afgesloten door een opstaande rand of luikhoofd, bestaande uit zware balken die op dekbalken en klamaaien van het dek gebout werden. De bovenkant van het hoofd werd aan de binnenkant voorzien van een sponning waarin het roosterluik paste. Door deze roosters konden licht en lucht toetreden terwijl het luik gesloten bleef.
Aan de buitenkant was eveneens een sponning aangebracht waarin een gesloten stolpluik paste.
Wanneer het luikgat te groot was, werden de roosters en het stolpluik uit meerdere delen gemaakt en gesteund door een dwarsscheepse steunbalk of merkel. Over de luiken werd een zwaar stuk zeildoek gelegd dat als bescherming tegen regen en buiswater diende. Vroeger werd dit zeildoek met pressingspijkers in een sponning van het luik vastgelegd. Naderhand heeft men het zeil bevestigd door het te schalken met schalklatten die met keggen in schalklippen gehamerd werden.
Op sommige luiken werd een koekoek geplaatst. Dit is een wegneembare kap waarvan de zijkanten uit glas bestonden.
Ook werden lantaarns of schijnlichten over lantaarngaten en -luiken geplaatst. Dit waren dakvormige luiken waarvan de bovenkant uit twee opklapbare vleugels met glazen ramen bestond, die beschermd werden met een roosterwerk.
Op luiken die door middel van een trap toegang tot het ruim verleenden werd eveneens een kap geplaatst. Dit was een houten opbouw waarvan één zijde door een of twee deurtjes geopend kon worden. De bovenkant kon ten dele geopend worden door een schuifluik.
Licht en luchtkappen konden weggenomen worden en vervangen door een stolpluik.
LUIKHOOFD.
Luikhoofd, ook laadhoofd, de opstaande houten of plaatconstructie (coaming) rondom de grote openingen in de dekken van schepen waardoor de lading in en uit de ruimen gebracht kunnen worden.
STALEN SCHEEPSBOUW.
(fig 1;Luikhoofd met luikschild waarop de luiken liggen.)
Aan het luikhoofd op het bovenste dek en de afdichting ervan worden zware eisen gesteld voor wat betreft sterkte en waterdichtheid.
Met name de hoeken en de luikhoofden, waar onderbrekingen in de langsscheepse constructie optreden, vereisen veel aandacht.
Dit spreekt des te meer wanneer de luikhoofdopeningen heel groot zijn, zoals bijvoorbeeld bij open schepen, dat wil zeggen schepen waarbij de lading door de luikhoofden heen direct op de juiste plaats in de ruimen gezet kan worden zonder verder horizontaal transport in het ruim. Hiertoe behoren ook schepen voor containervervoer. Daarom geven de classificatiebureaus voorschriften voor de constructie van luikhoofden, vooral de minimum hoogte op de bovendekken en de dikte van de verband delen (zie fig. 1 linksboven). De principeschets geeft de constructie aan van vroeger veel toegepaste en nu nog op veel schepen voorkomende luikhoofden, waarbij de dekopeningen meestal niet breder zijn dan een derde tot de helft van de scheepsbreedte.
De afdekking vindt plaats door middel van houten luiken, die rusten op luikschilden die op hun beurt steunen in nesten op de langscoaming. Schilden en nesten zijn voorzien van corresponderende gaten om de schilden met merkelbouten te kunnen borgen. Vroeger werden tussen de schilden ook nog wel langsscheepse balken gelegd, die pasten in nesten op de schilden. Deze merkels steunden de houten luiken. De naam merkel werd ook wel aan het schild gegeven; vandaar de naam merkelspruit, een spruit die diende om de schilden uit de nesten te lichten.
(fig. 2; Het vastzetten van de presenning met schalklatten en schalkkeggen; verticale en horizontale doorsnede.)
De luiken worden waterdicht afgesloten door middel van presennings of tarpaulins en schalklatten die met houten keggen worden vastgezet tussen schalkmannetjes (schalklippen) en de luikhoofdplaats. (zie fig.2)
De pressenning wordt verder op de luiken gedrukt en op de plaats gehouden tegen opbollen en scheuren door sluitlatten of -balken op bepaalde afstanden.
Deze methode van afsluiten van een laadhoofdopening is niet altijd even veilig gebleken en vaak werden bij zwaar weer de luiken ingeslagen. Bovendien was het sluiten en openen van de luiken een arbeidsintensieve en tijdrovende bezigheid.
Een verbetering was de toepassing van pontonluiken, grote, holle stalen dozen, die dwars over het luikhoofd werden gelegd. Zij waren veel sterker dan houten luiken en maakten ook de schilden overbodig.
(fig. 3; Systeem Kvaerner Trans-Roto met zelf kantelende luiken.)
(fig. 4; Stalen luik dat met hydraulische plunjers en hefbomen wordt bediend. Wordt veel toegepast op bulkcarriers vanwege de snelheid van het openen en sluiten van de luiken.
Ook op omgebouwde conventionele vrachtschepen voor container vervoer.)
Er bestaan vele systemen, waarvan Mac Gregor en Kvaerner wel de meest bekende zijn.
Veel toegepast worden ook luiken met een hydraulisch scharnier. Op bovendekkenzijn deze stalen luiken op de randen waterdicht afsluitend, zodat geen presennings nodig zijn en ook zó sterk dat zij een deklading kunnen dragen.
De luikhoofden in tussendekken zijn gewoonlijk lager of geheel als vlakke constructie (flush-deck) uitgevoerd, zodat de bovenkant van de luiken gelijk ligt met het omringende dek.
(fig 5; Kvaerner elektro-hydraulisch beweegbaar polyfolding luik, voor toepassing op tussendekken.)
Op moderne schepen zijn in de tussendekken ook stalen, mechanisch of hydraulisch beweegbare luiken aangebracht. Een moderne uitvoering is weergegeven in figuur 5.
TANKSCHEPEN.
Op tankschepen zijn alle tanks voorzien van luikhoofden ook wel tankhoofden genaamd.
Ze worden niet gebruikt voor beladen van de tanks, maar dienen om toegang tot de tanks te verlenen, na volledig gasvrij gemaakt te zijn, en voor ventilatie. Deze toegang is meestal voor inspectie van de tank of reparaties.
De hoofden kunnen rechthoekig, maar zijn tegenwoordig over het algemeen rond. De doorsnede bedraagt ongeveer 1,25 meter en de hoogte ongeveer 90 centimeter.
Het water-, olie- en gasdicht afsluiten geschiedt met deugdelijk geconstrueerde scharnierende stalen deksel, verpakt met speciaal hiervoor bestemde afdichtingspakking, die niet door olie aangetast kan worden.
Knevels drukken de deksels stijf op de pakking, die in een speciaal aangebrachte ronde goot is aangebracht.
In het deksel is een olie- en gasdicht kijkglas aangebracht, beschermd door een stalen stormdeksel aan de buitenkant.
De scharnieren zijn vaak voorzien van een krachtige veer, waardoor de deksels bij openen vanzelf opslaan en door één man bediend kunnen worden. Een ander systeem is een zwenkarm die over het deksel steekt en waaraan een wiel met schroefdraad is bevestigd, die vast zit aan het deksel. Met behulp van het handwiel draait men het deksel omhoog en zwenkt het weg met de arm.
Daar de openingen betrekkelijk klein zijn kunnen ze sterk uitgevoerd en effectief gesloten worden.
Hierdoor kan een tanker veilig dieper afgeladen worden dan een schip met een droge lading.
BINNENSCHEEPVAART.
Op schepen van de binnenvaart strekt het luik zich doorgaans uit over een groot deel van de romp. Het luikhoofd wordt hier gevormd door een opstaande rand die in de dwarsscheepse richting schild wordt genoemd en in langsscheepse richting dennenboom of den.
Het schild heeft aan de bovenkant een bocht of de hoek die gelijk is aan de ronding of helling van de luiken. De Dennenboom volgt in grote trekken de zeeglijn van de romp. De dennenboom wordt op sommige plaatsen dwarsscheeps gesteund door een wegneembare balk of gebint, die als steun voor een langsscheepse schaarbalk die van het ene schild tot het andere reikt. Dwars over de schaarbalk en steunend in inkepingen van de dennenboom worden de merkels gelegd die hier goot heten. Over de goot liggen de luiken. Ieder luik ligt met de rand op de hartlijn van een goot die aan de bovenzijde is voorzien van een holle groef voor de afvoer van lekwater dat tussen de naad de naad van twee luiken vloeit. Bij gebogen luiken spreekt men van ronde den. Sommige schepen hebben een zo geheten 'Friese den', waarvan de luiken bestaan uit rechte deksels die slechts de helft van het luikgat bedekken. De naad tussen de twee halve luiken wordt gedekt door een ijzeren langsscheepse kap.
Door het steeds meer toenemende transport van containers via de binnenvaart zijn hierom veel schepen uitgerust met een Kvaerner elektro-hydraulisch beweegbaar polyfolding luik.