TEMPEL VAN KARNAK.
14 MEI 2003.
TEMPEL VAN KARNAK - AMON.
Zoals de piramiden beschouwd worden als symbolen van het koningschap in het Oude-Rijk, zo kunnen we de twee tempels, Karnak en Luxor, zien als symbolen van het Nieuwe-Rijk. Karnak in het Arabisch, Al Kamak, betekend versterkt dorp. De tempel van Karnak is opgedragen aan de god Amon en bestaat uit talrijke bij kapellen, pylonen en hoven. Het geheel besloeg een oppervlakte van 123 ha. De god Amon wordt voorgesteld als een mens met een gepluimde tiara op zijn hoofd. Buiten Amon werden er ook de goden Opet, Chons, Osiris en Ptah er vereerd.
De tempel heeft een oriëntatie naar het oosten. De hoofdingang staat in één rechte lijn met de hoofdingang van de doden tempel van Hatsjepoet in het keteldal op de westelijke Nijloever.
De weg of dromos was afgezet met ramsfinxen en liep tot aan de oever van de Nijl.
De hier rechtop staande as is de dromos met sfinxen die naar de tempel van Luxor loopt.
DROMOS.
Het is een term uit de Egyptische materiële cultuur. Het is een toegangsweg naar een tempel met aan weerszijden een rij sfinxen. Voor de tempel van Amon (Karnak) hebben de sfinxen geen menselijk hoofd maar een ramskop. De ram is verbonden met de god Amon.
Meer dan 2000 jaar werd er aan de tempel van Amon gewerkt, gebouwd, veranderd, weggebroken, vernieuwd en opnieuw hersteld. De tempel van Karnak is oeroud, mogelijk even oud als Thebe zelf.
Generaties farao's hebben hier bewijzen geleverd van hun vroomheid, hun macht, hun rijkdom, uitgestrektheid en belangrijkheid.
Het bleef door de hele geschiedenis heen de tempel van de god Amon, een paleis voor een god. De eerste constructies dateren van het Middenrijk. Er zijn sporen gevonden van Amenemhat I, Senoeseret I en in 1950 v.Chr. bezocht Sesostris deze tempel. De grote glorie tijd is die uit de 18e dynastie.
Amenhotep I herstelde de oude tempel en liet er verscheidene kapellen en een toegangspoort bijbouwen. Thoetmoses I zorgde voor een verdere uitbreiding van de tempel en liet verschillende obelisken plaatsen. Thoetmoses II bouwde er een tweede pyloon bij. Farao Hatsjepoet was erg actief in haat bouwprogramma, mede als legetimatie voor haar macht.
Ze liet talrijke bijkapellen bouwen en plaatste twee obelisken. Ook liet zij verbouwingen uitvoeren. Thoetmoses III bouwde de tempel verder uit: ook liet hij twee obelisken uitkappen en nieuwe pylonen bouwen, maar zijn belangrijkste bijdrage was de bouw van de Akhmenu ( Oud Egyptisch voor "Huis van licht") met de zogenaamde botanischetuin.
Amenhotep III liet weer veel beelden plaatsen en begon aan de bouw van de zuilenhal.
Onder het bewind van farao Achnaton verloor de tempel veel van haar invloed en zijn troonopvolger Toetanchamon bouwde ook niet veel bij in zijn korte leven. Onder de invloed van Ramses II en Seti I werd de hypostylezaal of grote zuilenzaal afgewerkt. In het voorhof werd nog een colonnade van Taharka en zijkapellen Van Seti II en Ramses II gebouwd.
HET MEER EN DE GEBOUWEN.
Ten noorden van het hof van het Middenrijk ligt het heilige meer. Dit meer symboliseerde het oerwater of Noen: hieruit werd volgens de mythen de wereld geschapen. Het water, afkomstig van de Nijl, speelde een rol in de rituelen van de tempelpriesters, zoals het zich zelf reinigen. Naast het meer stond het magazijn waar de priesters woonden en goederen werden opgeslagen.
Langzamerhand raakte het complex volgebouwd en werd er door latere heersers alleen nog maar gerestaureerd. Achter de negende pyloon van Horemheb lag de ingang naar de tempel van Mut, die op dat moment niet toegankelijk was voor het publiek. Ook raakte het belang van Thebe en Karnak achteruit. De zware aardbeving van 27 v.Chr. en het verdere gebrek aan interesse van de Romeinen zorgden ervoor dat Karnak al snel een puinhoop werd.
In de 19e eeuw deed men nog een grote vondst in Karnak. Bij opgravingen werden 750 beelden en 17.000 andere artefacten ontdekt. De rede dat zij begraven waren, daar kunnen we alleen naar raden.
SCARABEE.
Op een sokkel naast het heilige meer wordt een scarabee afgebeeld die was gewijd aan de zonnegod Chepri.
Scarabee is de naam van een mestkever soort in de oude Egyptische mythologie. Het dier werd in de mythologie als heilig beschouwd. De naam van het dier was Chepri en had de zelfde medeklinkers als het woord scheppen (schepping).
De mestkever die de gewoonte had een mestbal voort te duwen werd gezien als de kracht achter de dagelijkse cyclus van de zon die opgaat in het oosten en ondergaat in het westen. Scarabee's werden op veel sieraden afgebeeld.
ZUILEN ZAAL.
De grote zuilenzaal of de hypostylezaal is een van de indrukwekkenste delen van het tempelcomplex en had een afmeting van 53 bij 103 meter. De zaal telde 134 zuilen met een hoogte van 15 meter.
De zaal diende voor grote feesten. Er zijn tal van bas- en hoogreliëfs die de veldslagen van de faro's uitbeelden. Van historisch belang is de afbeelding van de overwinning van de slag van Kadesj, waarbij Ramses II de overwinning claimde en ons zo 3000 jaar bedroog.
Ook zijn er afbeeldingen van bijen te zien, want de farao's waren liefhebbers van honing.
EEN AFGESLOTEN DEUR IN KARNAK.
Op het enorme tempelterrein waren ook gedeelten afgesloten voor het publiek. Na een praatje met een van de bewakingsmensen mochten we onder zijn toezicht toch even rond kijken en zo ontdekten we deze offer nis met een stalendeur.
In de stenenbalk boven de deur waren zeven Egyptische ankh kruisen afgebeeld. Na een kleine extra tip maakte de bewaker deze deur voor ons open.
Pal achter deze stalen deur waren zeven schijn deurposten waarna er een trap naar beneden ging naar een kleine kelderruimte.
In deze ruimte stond een zwart granieten beeld van de leeuwen-godin Sekhmet, de bruid van Ptah. In een andere hoek stond een beschadigd beeld van een zittende persoon waarvan het hoofd en iets voor de voeten was verwijderd.