CACAO.
(Bloesem van de cacaoboom.)
Cacao wordt gemaakt uit de vrucht van de cacaoboom. De cacaoboom is inheems en komt oorspronkelijk uit Midden-Amerika.
De Azteken kenden reeds de cacao en associeerden dit met de god Tlaloc, de god van de regen en vruchtbaarheid. Zij dronken de cacaodrank, genaamd xocotl, op smaak gemaakt met chili pepers, vanille en piment.
Ze gebruikten de bonen ook betaalmiddel.
Het was de Spaanse veroveraar Fernando Cortez die de bonen rond 1528 voor het eerst meebracht naar Spanje vanuit Mexico. Het recept voor de cacaodrank werd daar ruim 100 jaar geheim gehouden. In de 17e en 18e eeuw werd de boom aangeplant in Azië.
De cacaobomen groeien meestal onder de beschutting van de palmoliebomen daar ze slecht in het volle zonlicht groeien. Zo is het ook geheel afhankelijk van de grondsoort en het land waar de bomen groeien hoe de smaak van de bonen zal zijn. Een cacaoboom kan meer dan 50 jaar productief zijn en een hoogte van ruim 10 meter bereiken. Op een meter van de grond zal de stam zich beginnen te vertakken in maximaal 5 hoofdtakken die zich weer verder vertakken. De boom heeft een dichte kroon van bladeren die leerachtig aanvoelen. Pas na vier jaar gaat de boom bloeien met roze/witte bloemetjes die direct aan de stam of de takken groeien. De bloei gaat het gehele jaar door en de boom draagt dan ook het gehele jaar vruchten variërend van 30 tot 40 stuks.
De vruchten lijken op langwerpige meloenen en hebben een paars/bruine kleur. Als ze rijp zijn kleuren ze naar oranje/geel. In de vrucht liggen in het midden in een vruchtvlees bed zo'n 40 tot 50 noten welke ongeveer 1 gram wegen per stuk. Zo levert één boom per jaar 1 tot 2 kilo bonen.
In 1825 ontdekte de Nederlander Coenraad Johannes van Houten hoe het vet verwijderd kon worden uit de bonen, waarna cacaopoeder en -boter ontstond de basis voor de chocolade.
Na de oogst ondergaan de bonen een natuurlijk gistingsproces, waardoor ze belangrijke kleur- en smaakcomponenten ontwikkelen. Na het gisten worden de bonen gedroogd waarna ze geëxporteerd worden naar fabrieken die ze verder verwerken.
In de fabrieken worden de bonen vervolgens 'gebrand' waardoor de smaak nog beter wordt. De kleur van de chocolade is dus geheel afhankelijk hoe donker de bonen gebrand zijn. Na het branden worden de bonen gemalen en onder hoge druk uitgeperst, waarna een dikke donkerbruine vloeibare stof overblijft de cacao massa. Deze massa wordt weer uitgeperst waarbij het vloeibare deel de cacaoboter en het vaste deel de cacaopoeder ontstaan.
De cacaomassa is de grondstof voor de poeder en de boter en uiteindelijk de chocolade. door toevoegingen kan de zuurgraad en de smaak worden aangepast.
De cacaobomen groeien in Indonesië op Noord- en Midden-Sumatra.