JAVA IN DE KOLONIALE PERIODE
GEZIEN DOOR EEN NEDERLANDER.
DEEL 8.
JAVA.....
Heden is de Javaan Mohammedaan, maar het geloof aan de oude geesten van het Zuiderstrand is hem door de eeuwen heen bijgebleven. De desa-man kan zich Java's zuidkust niet voorstellen zonder het mystieke leger van geesten, waarmee hij zich dit ten dele onherbergzame gebied altijd bevolkt gedacht heeft.
In het zuiden van Yogjakarta strekt zich het kalkgebergte van de Gunung Sewu (Duizend gebergte) met zijn talrijke toppen tot aan de kust uit. Hier huizen de geesten van het kalkgebergte, hier bevinden zich op enkele stille plekjes de kramats (heilige graven) van kjahi's, die eeuwen geleden hun wonderen onder de mensen verrichtten. Hier licht ook de oostelijke grens van het gouvernement Yogjakarta, in de onmiddellijke nabijheid van de vogelnestklippen, de kleine desa Rongkob, een bescheiden en afgelegen plekje van verering aan Ratu Lara Kidul gewijd. Boven op de steil uit zee omhoog stekende rotswanden ligt in een aanplant van kokospalmen haar woning. Alleen de djurukutji (de bewaker) heeft toegang tot dit heilig verblijf van de gevreesde godin. In het hoofdvertrek staat een praalbed geheel gereed met rolkussens en mukietengordijn, offertafeltjes en vrouwenkleding. Alles is zodanig ingericht, dat wanneer de onzichtbare vorstin van het zuiderstrand haar offers komt nemen, zij haar tijdelijke woning geheel in orde vindt en alles wat zij voor het dagelijkse leven nodig heeft voor het gebruik gereed ligt.
Speigeltjes, kammen, sirihstel, koperen geldstukken, miniatuur opschikartikelen, miniatuur keukengerei, enz.
Van niet minder belang is haar verering bij Karang Bolong aan de zuidkust van Bagelen. Ook hier is voor het pakhuis, waarin de eetbare vogelnestjes worden bewaard, een offerplaats voor de godin van de Zuidzee ingericht.
Eigenlijk is het grootste deel van de zuidkust van Midden-Java een gebied met een geheimzinnige sfeer en geheime krachten.
Nog westelijker ligt Nusa Kambangan, een eiland, dat tegenwoordig slechts door een moerassige strook land van Java's zuidkust is gescheiden.
NUSA KAMBANGAN.
Het eiland, ook wel het Alcatraz van Indonesië genoemd, werd in 1608 al als verbanningsoord gebruikt door de vorst van Mataram.
Ook tijdens de Nederlandse kolonisatie werd Kanbangan als gevangenis eiland gebruikt, voor politieke gevangenen uit Atjeh. Ook onder Sukarno en Suharto bleef het een gevangenis eiland.
Op het eiland is de vindplaats van de eertijds zo geheimzinnige bloem, de Wijaya Kusuma, de bloem van de overwinning.
Volgens de legende was de Wijaya Kusuma het eigendom van de mensgod Kresna, die de bloem als een symbool van een glorierijke regering op het hoofd droeg. Daarom betekende zij voor Javaanse vorsten een heilig onderpand voor een duurzame, zegenrijke regering en een lang leven. Ieder nieuwe vorst zond bij zijn troonbestiojging een vertrouwd gezantschap naar Nusa Kanbangan om de heilige bloem te halen, welke hem met veel statie werd overhandigd, waarna hij zich in een van zijn vertrekken van zijn paleis terugtrok, vermoedelijk om de verse bloem bij de pussakd (oude heilige familie stukken) te voegen.
Deze plechtigheid is tegenwoordig in onbruik geraakt en van de geheimzinnigheid van deze fraaie bloem is niet veel meer overgebleven. De bloem groeit aan een kromme zeer laag en onregelmatige vertakte cactusachtigeboom en kan een hoogte bereiken van 10 meter en wordt op Java alleen aangetroffen op twee moeilijk te bereiken rotseilandjes bij de oostpunt van Nusa Kambangan.
Tegenwoordig wordt deze planten gekweekt.
Op Bali komt zij onder naam dagdag see veel voor in heggen en om de woningen.
Ook op enkele eilanden van de Duizend Eilanden en op de kust van Madura is het geen onbekende plant. Zo gaat een enkele keer iets verloren van de geheimzinnige sfeer welke de Javaanse fantasie om dit alles geweven heeft. Maar het merendeel van de mythen en legenden vol sprookjesfantasie leeft nog in de harten van tientallen miljoenen eenvoudige desabewoners.
Voor eeuwig zal hij dan hun ziel tot zich nemen. Dan weer kan het weken duren, dat alleen de rustige , brede oceaandeining tegen de kusten klotst en de watergeesten, de weri's, over de golven zweven om de mensen met allerlei kleine, maar lastige plagen het leven onaangenaam te maken.
Eens in het jaar is het strand ten zuiden van Gunung Sewu in Yogjakarta het toneel van een officiële plechtigheid van het hof van Yogja. Dat is de dag, waarop de nagels en het haar van de sultan, welke in de loop van het jaar geknipt werden, aan de golven zullen worden toevertrouwd. Alhoewel men in de grote steden in dit opzicht iets minden angstvallig is geworden, zal men over het algemeen toch niet graag afgeknipte haren zomaar wegwerpen. Het beste is ze in de tuin te begraven, anders is de kans groot, dat er over gelopen wordt, iets wat voor de gezondheid van de eigenaar nadelige gevolgen kan hebben. Ook is de kans niet uitgesloten, dat een ander zich van de haren meester maakt, en dan met behulp van magische kunsten de eigenaar ziekte kan aanbrengen of ander leed berokkenen.
Het is dan ook begrijpelijk, dat, waar bij de desabevolking nog steeds het geloof aan deze en dergelijke krachten bestaat, er ook veel prijs op wordt gesteld, de haren en de nagels van de vorsten niet in verkeerde handen te doen komen.
Eens per jaar vertoont het verlaten gebied van het vrijwel onbewoonde heuvelland van Gunung Sewu dan ook het levendige en kleurige tafereel van de optocht, waarbij de steeds zorgvuldig verzamelde, afgeknipte haren en nagels van de sultan naar de zee worden gebracht. Onder leiding van enkele regenten brengt een lange stoet van hovelingen en ampilan-dragers dit merkwaardige offer naar het strand. Gamelan-muziek begeleidt de stoet, waarbij duizenden belangstellenden zich aansluiten.
Dicht bij het strand bevindt zich een steen, waar eerst een typisch offer aan de geesten van het kalkgebergte van Gunung Sewu moet worden gebracht. In de optocht wordt namelijk een klein gekleurd poppetje van rijstmeel meegedragen. En terwijl een gedeelte van het publiek zich om de offerplaats verzamelt en de rest uitzwermt om zich op de heuveltoppen langs het strand een goed plaatsje te zoeken. wordt bij de steen een gat gegraven waar het poppetje wordt heen gebracht, om in alle ernst onthoofd, en dan onder het branden van wierook begraven te worden.
De plechtigheid zelf duurt zelf slechts kort. Haar en nagels zijn in grote witte kussens verpakt, die op vierkante ramen van gevlochten bambu latten worden vervoerd en in zee worden gedragen.
Zodra de dragers tot ongeveer boven hun knieën in het zeewater staan, worden de ramen met de kussens in het water gelegd, met een paar stenen verzwaard en verder in de steek gelaten. na het branden van wierook is de plechtigheid afgelopen.
De geesten van het kalkgebergte zijn weer tevreden gesteld met een schijn mensenoffer, en haar en nagels van de sultan zijn veilig onder de hoede van Ratu Lara Kidul. Dit laatste ligt dan ook in de aard van overlevering, want volgens de legende stammen de vorstenhuizen van Midden-Java al van een hemelnymf Dewi Nawang Wulan, die na allerlei aardse wisselvalligheden door Ratu Kidul tenslotte onder de naam van Nji Gede Lara Kidul als rijksbestuurder over het rijk van de zuidelijke zee werd aangesteld.
DEWI NAWANG WULAN.
In de tijd namelijk dat zij nog in het godenverblijf, de Suralaja, vertoefde, beging zij eens de onvoorzichtigheid, met enige andere hemelnymfen naar de aarde af te dalen, en daar te gaan baden in een door dicht struikgewas omringde plas in het woud.
Het toeval wilde, dat juist op dar tijdstip een kluizenaarszoon Djaka Tarub op de vogeljacht in het bos was afgedwaald en toen, in de nabijheid van de plas te zijn gekomen, de hemelse kleding van de nymfen onbeheerd zag liggen. Uit plagerij nam hij deze kledingstukken weg en verstopte ze, zodat de eigenares Dewi Nawang Wulan niet meer naar de hemel kon terugkeren.
In haar verlegenheid beloofde zij , te zullen trouwen met de man, die haar aan een dragelijk kleed zou kunnen helpen; en toen Djaka Tarub haar een kleed bezorgde, dat haar in de smaak viel, volgde zij hem als echtgenote.
Aanvankelijk ging alles naar wens; Djaka Tarub en zijn jonge, mooie, hemelse vrouw leefden gelukkig met elkaar, en na enige tijd werd hun gezin verrijkt met een welgeschapen dochtertje Lara Kasijan geheten.
Op een dat ontdekte Dewi Nawang Wulan, onder de rijst in de rijstschuur verstopt, haar oude hemelse kleding.
Zij begreep toen , wie indertijd haar hemelkleding verstopt had, en om haar man daarvoor te straffen, besloot zij naar de Suralaja terug te keren.
De bevolking noemt haar als zodanig Nji Gede Lara Kidul, wat niet wegneemt, dat men haar ook dikwijls verwart haar heerseres Ratu Lara Kidul.
Haar dochtetje groeide onder de goede zorgen van Djaka Tarub op tot een mooi widadari-kind en kreeg, toen zij volwassen was de naam van Dewi Nawang Sih.
Intussen was een jonge prins Raden Lembu Peteng, zoon van een der laatsten vorsten van Madjapahit, in Djaka Tarub's woning aangekomen, om hier zijn verdere opvoeding te voltooien. Is het een wonder, dat de jonge prins al spoedig zijn hart aan de lieftallige widadari-dochter verloor en met haar in het huwelijk trad?
Al spoedig echter ging het Hindoe-Javaanse rijk Madjapahit te gronde, en de hegemonie in Midden-Java viel toe aan de sultan van het nieuwe Mohammedaanse rijkje Demak (ten oosten van Semarang).
![]() |
Kraton mes. |
VIII. TONEEL, DANS EN VOLKSKUNST IN DE KRATONS.
PREGIWA EN PREGIWATI.
Ofschoon het midden op de dag is, dringt in het dichte tropische oerwoud slechts een gedempt licht door. De hoge boomkruinen vormen één gesloten lichtgroen loverdak, dat zich te dele in de ijle nevelsluier verliest; en ook de statige stammen, die als talloze onregelmatig geplaatste zuilen het bladergewelf van deze natuurtempel steunen, vervagen op enige afstand in de lichte neveldamp als steeds schemeriger worden de coulissen.
Allerwegen hangen rotanslingers en met epiphyten (planten die op bomen leven, maar niet als parasieten) begroeide lianen in brede bogen omlaag of verdwijnen in de weelderige ondergroei van waaierpalmen, boomvarens en dicht struikgewas;
en de alom heersende rust geeft aan dit beeld van kwistige oerwoudvegetatie een mysterieuze, ongekende bekoring. Het is dan ook als een profanatie als daar plotseling op het met boomwortels doorgroeide , slingerende voetpad druk pratende mensenstemmen weerklinken.
Het gesprek gaat uitsluitend over de moeilijke opdracht waarvoor de drie mannen op stap zijn, en waarvoor zij tot nu toe geen van drieën een oplossing hebben gevonden.
Het is dan ook een ongewoon geval: De kroonprins van het rijk Ngastina, Raden Lesmana, had een aanzoek gedaan om de hand van prinses Siti Sendari, dochter van de vorst van Darawati. Intussen was Raden Lesmana niet de enige, die Siti Sendari tot echtgenoot wenste, en de prinses, zowel als haar koninklijke vader Prabu Kresna gaven eigenlijk de voorkeur aan een van Lesmana's mededingers, prins Ongkawidjaja van het rijk Madukara. Om tijd te winnen en zich voorlopig uit de verlegenheid te redden had de prinses haar aanbidders laten weten, dat zij slechts in het huwelijk zou treden met hem, die haar twee beeldschone bruidsmeisjes, tweelingzusters, tot geleide kon geven.
Als gevolg van deze wens had de vorst van Ngastina enige hovelingen, waaronder de patih Sengkuni en zijn eigen broer Dursasana, uitgezonden om de gewenste bruidsmeisjes te zoeken. Tot nu toe was hun speurtocht vruchteloos geweest; en nu hun weg door het woud voert, beginnen de boodschappers reeds de moed te verliezen. Maar plotseling staan de mannen met stomheid geslagen ... zouden de goden hun dan toch ter wille zijn? .... Zij kunnen hun ogen bijna niet geloven, want op enige tientallen meters afstand naderen daar op het bospad twee meisjes, haastig lopend, angstig, bevreesd, maar zo lieftallig, dat de hovelingen aan een goddelijke beschikking denken, welke deze twee "bruidsmeisjes" op hun pad heeft gevoerd.
Onder geleide van een oude tjantrik (kluizenaarsleerling) gingen de zusjes vol goede moed op reis; maar toen zij enige tijd onderweg waren en de oude tjantrik allerlei dwaasheden begon uit te halen, werden beide meisjes angstig en zenuwachtig en begonnen steeds vlugger te lopen ten einde het doel van de reis zo spoedig mogelijk te bereiken.
Zo kon het dan ook gebeuren, dat het ontstelde zusterpaar onverwachts voor Dursasana met zijn volgelingen stond, die toevallig door hetzelfde woud trokken, en meenden in Pregiwa en Pregiwati twee bruidsmeisjes te hebben gevonden, welke ongetwijfeld zeer in de smaak van de vorstelijke bruid zouden vallen. Brutaalweg eisten zij de meisjes op, en toen de kluizenaarsleerling zich hiertegen verzette, ontstond er een gevecht, waarin hij werd gedood.
Radeloos vluchten de tweelingen, door aanranders achtervolgd, verder het bos in, en vonden een schuilplaats in het dichte struikgewas van een van de ravijnen. Bevend van angst en onderdrukt huilende, vreesden zij ieder ogenblik te worden ontdekt, maar op het ogenblik van de grootste nood kwam er onverwachts redding opdagen.
De bovengenoemde prins Ongkawidjaja van Madukara, mededinger naar de hand van prinses Siti Sendari, was in gezelschap van zijn neef Gatutkatja in hetzelfde woud aangeland. Afgaande op het zachte huilen ontdekte hij de beide vluchtelingen en hiermee kwam aan de angstige spanning, waarin de beide meisjes geruime tijd hadden verkeerd, een einde. Ongkawidjaja en zijn neef verdreven de aanranders; al spoedig ontdekte de eerste in Pregiwa en Pregiwati twee zussen als tweeling, en de beide jongelieden brachten de meisjes onder hun hoede naar Madukara. De beloning bleef natuurlijk niet uit: enige tijd later trad Pregiwa met Gatutkatja in het huwelijk.
"Pregiwa" is dan ook een lakon (toneelstuk) waarin tal van spannende tonelen de aandacht boeien.
Herhaaldelijk heeft de dalang ( poppenspeler) gelegenheid, zijn welsprekendheid nu eens in een hartroerende voordracht, dan weer in een boeiende beschrijving van tweegevechten tot uiting te brengen.
Het aandoenlijk smeken van de ingevaar verkerende tweeling, het zachte verwijt gericht aan hun begeleider, en daarnaast de ridderlijke wijze waarop Ongkawidjaja en Gatutkatja de hulpeloze meisjes in bescherming nemen, laten nooit na, de toeschouwers voortdurend in grote spanning te gouden.
WAJANG WONG.
van de Javaanse toneelkunst is vooral de opvoering van dergelijke lakons bi wajang-wong-voorstellingen (waarin personen optreden in tegenstelling van het schimmenspel wajang kulit) in een van de Vorstenlandse kratons, welke ook de westerling weet de boeien.
De zeer eigensfeer welke het kratonleven eigen is, heeft ook zijn stempel op de ontwikkeling van toneel- en danskunst gedrukt,
Hier, binnen de kratonmuren, waar nog zo veel herinnert aan oude Javaanse tradities, waar met piëteitvolle zorg zo veel bewaard en in stand wordt gehouden, dat zich uit de oude Hindoe-Javaanse kunst heeft ontwikkeld, wist ook de Javaanse toneelkunst een verfijning en een volmaaktheid te bereiken als men nergens anders in de archipel zal kunnen aantreffen.
Het plaatje rechtsboven stelt een toneeltje uit Pregiwa voor, waarin de beide meisjes elkaar trachten te troosten op het ogenblik, dat zij zich in het bosravijn hebben verscholen.
Toneeldecors zal men bij de wajang wong vergeefs zoeken, hoogstens wordt zo nu en dan een tuin of een lusthof door twee of drie bloempotten met kunstbloemen voorgesteld. Ook wordt de dialoog niet door de spelers uitgesproken: dit is, evenals de voordracht van het verhalende en het beschrijvende gedeelte van het toneelstuk de taak van de dalang.
Het oude, met een zekere devotie behandelde handschrift, waaruit hij reciteert, ligt op een met wit doek afgedekt laag tabouretje. Rechts van hem neemt de leider van de zangers en van de gamelan plaats, die de maat aangeeft door met een hamertje op een houten klankdoos te slaan. Achter hem zitten de zangers en de gamelanspelers, die de voordracht van de dalang begeleiden en aanvullen (tweede plaatje rechtsboven).
Als de dalang aanvangt met een beschrijving van de omgeving, waarin het toneelstuk speelt en van de eigenschappen en karakters van de helden en demonen, vorsten en prinsessen, welke zullen optreden, valt ook zacht klingelend de gamelanmuziek in. En deze begeleidt vervolgens eveneens de dans van de vrouwelijke en mannelijke spelers, die met gracieuze bewegingen en stijlvolle dansen hun rollen uitbeelden.
Als de dalang aanvangt met een beschrijving van de omgeving, waarin het toneelstuk speelt en van de eigenschappen en karakters van de helden en demonen, vorsten en prinsessen, welke zullen optreden, valt ook zacht klingelend de gamelanmuziek in. En deze begeleidt vervolgens eveneens de dans van de vrouwelijke en mannelijke spelers, die met gracieuze bewegingen en stijlvolle dansen hun rollen uitbeelden.
Want deze toneelkunst, de wajang wong, is tenslotte een bewegingsspel van klassieke danskunst, welke aan eeuwenoude traditionele voorschriften is gebonden.
Hoe verwonderlijk bewijst deze klassieke danskunst de waarheid van het Nederlandse spreekwoord, dat eenvoud het kenmerk van het ware is. Houdingen, standen, bewegingen, alle zijn rustige eenvoud, vrij van alle gewildheid of gemaaktheid, en geven juist daardoor op meesterlijke wijze karakter en betekenis aan de handeling van het spel. De verticale stand van de strijder met de zuiver haakse houding van de ledematen, voeten en handen (tandjak), de rustende, afwachtende houding alvorens de dans te beginnen (djedjer), de handhoudingen bij het spreken, bij de (sembah) de eerbiedige groet en bij het antwoord geven aan hoog geplaatste, het njabet, het met een sierlijke handbeweging wegslaan van de sjerp (sampur), al deze houdingen en bewegingen en nog talrijke andere zijn van een stijlvolle eenvoud en toch zo vol uitdrukking, dat zij zowel op zich zelf als bij het optreden van groepen aan de suggestiefste en schoonste dansen en plastische standen het aanzien geven.
Een ooggetuige verhaalt van de buitengewone toewijding, waarmee in de kraton te Yogjakarta anderhalf jaar zo goed als dagelijks gerepeteerd werd voor de grote wajang wong voorstelling ter ere van het zilveren regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina in 1923. Bij een van de grote repetities brak plotseling een noodweer los van zo hevige aard, dat het regenwater ook de open loods waarin gespeeld werd, overstroomde. Aan de gezichten van, tot over hun enkels in het water staande spelers, was niets te merken; onverstoorbaar speelden zij verder, en ook de broer van de sultan, die een van de hoofdrollen vervulde, speelde zijn rol ten einde, zonder zich in het minst aan het noodweer te storen.
Openbaart reeds de dans van de enkeling een op een hoog peil staand, natuurlijk kunstgevoel, verrassend imponerend en van verheven schoonheid zijn de standen en bewegingen van grote groepen. Ziet slechts de opstelling van een tafereel als van de vorst met de vorstin en zijn bijvrouwen, gevolg door de hofhouding, audiëntie verlenende aan een gezantschap van een van de bevriende vorstenhoven. Hierbij is alle verklaring of uitleg overbodig, en spreken houding en gebaar beter en duidelijker taal dan ooit door woorden mogelijk zou zijn. De rustige, natuurlijke en toch majestueuze houding van de hoofdfiguur, de soepele en toch statige gang van de vorstin, het onnavolgbaar gebaar, waarmee de afgezant neerknielt om op een gouden of zilveren schaal een brief aan te bieden, de bescheiden en beheerste houding van de volgelingen, het is alles even onberispelijk en van een verrassend mooie eenvoud.
De grote kosten aan een opvoering verbonden, de omstandigheid, dat talrijke kratonambtenaren voor de repetities maandenlang aan de vervulling van hun diensttaak worden onttrokken en de meespelende broers, neven en familieleden van de vorst er geheel door in beslag worden genomen, en tenslotte de tijdrovende voorbereiding zijn oorzaak dat het niet mogelijk is dan alleen met buitengewone gelegenheden, deze wajang wong voorstellingen te geven.
(links; de krissensmid aan het werk, rechts; een meteoriet te Solo.)
Wat hiervoor werd opgemerkt over de wapensmeden, geldt ook min of meer voor de andere handwerkslieden, de goudsmeden, kemasan, de kopersmeden, sajang, de kopergieters, gemblak, de snijders van wajang-poppen van houtsnijwerk en anderen.
DANSKUNST.
Dit gemis wordt echter vergoed door de onvergelijkelijke dansen van de serimpi's en beddja's. Want de groepjes van jeugdige danseressen zijn steeds voltallig en bij plechtige gelegenheden, recepties, ontvangst van hoge gasten, enz. ontbreekt zelden de betoverende dans van deze bevallige, frêle vrouwelijke figuren, welke gracieuze nymphen-gestalten op de marmeren vloer van de wijde pendapa nader zweven.
De verschillende figuren, welke gedanst worden, zijn aan oude legenden ontleend. Nu eens wordt een schijngevecht vertoond, dat een strijd tussen twee hemelnymphen (Supraba en Wilotama) moet voorstellen, dan weer geeft de dans een symbolische uitbeelding van de strijd van susuhunan Ageng van Mataram tegen zijn eigen oproerige vazallen, weer een andere dans is ontleend aan de Serat Menak, een legende, waarin de geschiedenis wordt beschreven van sultan Wiradi (Menak), een van de ooms van de profeet Mohammed, en zo heeft elk van de talrijke dansen zijn legendarische betekenis.
Beide dansen hebben hebben geheel verschillende opleidingen.
GEEST VAN VERERING.
Nog even aandacht voor de merkwaardige en typische geest van verering voor al het eerbiedwaardige en heilige, dat uit oude tijden in de kratons bewaard is gebleven, hetgeen ook bij toneel en muziek tot uiting komt. In de kraton spreekt men in de regel niet van "gamelan" zonder nadere aanduiding. Niet alleen zijn de oude familiestukken, posaka, de oude sieraden en de staatsiepieken met een zekere waas van heiligheid omsluierd en worden zij dan ook als voorwerpen, waar een bijzondere kracht van uitstraalt, met eerbiedig ontzag behandeld, maar ook de officiële gebruiksvoorwerpen van de vorsten genieten dezelfde onderscheiding. De pusdkd's, oude heilige krissen, pieken, vaandels, gamelan instrumenten, enz hebben zelfs eigennamen, worden kjahi (titel voor eerbiedwaardige personen) genoemd, soms met een predicaat, en de oudste en heiligste mogen alleen bij zeer bijzondere grebegs (feesten) voorafgegaan door een rokend wierookvat en gevolgd door een gele pajung, in de optochten worden meegedragen. Van de oude slagbekkens, bende's, is de heiligste de kjahi Tundung Mungsuh (tundung=verdrijven, mungsuh=vijand), een erfstuk, afkomstig van Mararam's eerste sultan, waarvan de legende verhaalt, dat alleen reeds het meevoeren van deze bende in de strijd, aan de troepen van Mataram de overwinning verzekerde. Ook verschillende vorstelijke gamelanorkesten hebben een mythisch verleden. Wanneer de voornaamste, de kjahi Munggang, speelt, moeten alle andere gamelans zwijgen. Dit geldt zelfs voor de beide gamelans Sekati, welke zware, sonore gongklanken de feestviering van de sekaten begeleiden, het zesdaagse volksfeest, dat onmiddellijk aan de grebeg Mulud voorafgaat; overigens echter heeft de kjahi Sekati de voorrang boven alle andere gamelan-orkesten.
VOLKSNIJVERHEID.
Ook de volksnijverheid in de kraton is meer dan elders op Java aan tal van oude gebruiken gebonden. De verschillende ambachtslieden in vaste dienst van de vorsten hebben in de kraton hun afzonderlijke woonwijk en werken onder leiding van hun lurah's. De algemene leiding van de handwerkslieden berust bij de weddnd krijd. Het meest in aanzien staat de wapensmid, de empu pande, deman die het reeds van oudsher als bijzonder magisch krachtig geldende ijzer bewerkt.Belend is het mooie "pamor"van de javaanse krissen, in welk lemmet talrijke uiterst dunne laagjes afwisselend nikkel en ijzer zijn gesmeed, zodat het lemmet een fraaie tekening van witte golvende streepjes en adertjes vertoont. Deze "pamor" krissen werden oorspronkelijk vervaardigd uit het nikkelhoudend ijzer van meteorieten.
De grootste in Midden-Java bekende van deze meteorietstenen, welke op 13 februari 1784 bij Prambanan viel, werd naar Surakarta gebracht, maar is sinds dien reeds lang verbruikt.
Een tweede exemplaar van 12 februari 1797, aanmerkelijk kleiner, werd eveneens naar de kraton van de susuhunan gebracht. Tenslotte zijn er nog een tweetal meteorieten, in de loop van de 19e eeuw gevallen. Het is zondermeer begrijpelijk, dat het hoge aanzien van de enpu pande nog versterkt werd, doordat aan hem de bewerking werd toevertrouwd van dit metaal voor krissen en lanspunten, dat als een godengeschenk voor de vorsten uit de hemel was gevallen.
Bij het smeden en de bewerking van de kris worden dan ook tal van voorzorgen in acht genomen. Allereerst moeten met behulp van een wichelkalender de gunstige dagen voor de aanvang van het werk worden uitgezocht. Bovendien zet man voor en gedurende de arbeid verschillende sadjen (kleine offers) gereed en brandt wierook, teneinde de demit, de goede geesten welke de arbeid beschermen, gunstig te stemmen. Ook het aambeeld, waarop het smeedwerk wordt uitgevoerd is van groot belang en de empu pande van Paku Alam prijst zich gelukkig, dat zijn aambeeld, een erfstuk nog uit de tijd van Madjapahit stamt. De sierlijke vorm van de Javaanse kris, het kunstvaardig smeedwerk, het fraaie pamor en de slanke lijnen van de schede en gevest zijn zo algemeen bekend, dat een beschrijving daarvan hier achterwege kan blijven.
Hier is slechts in het kort een verwijzing naar deze ambachten gedaan, welk enig denkbaar beeld geeft van de eenvoudige werkplaatsen en beperkte hulpmiddelen, waarmee de Javaanse nijvere zijn fraaie, ragfijn uitgesneden wajan-poppen, de soepele ranken in het mooie houtsnijwerk en zijn prachtig ciseleerde messing kommen en vazen vervaardigd.
Zie vervolg: JAVA. TWEEDE DEEL. 1934.