dinsdag 27 mei 2014
donderdag 15 mei 2014
DORDRECHT HET ONTDEKKEN WAARD.
OP HET PUNT VAN DRIE RIVIEREN.
Dordrecht, toen nog aangeduid met de naam Thuredrech, werd voor het eerst vermeld in de 12e eeuw en kreeg in 1220 stadsrechten. De naam is afgeleid van het riviertje de Thure dat in een moerasachtig gebied uitmondde en de eerste nederzetting werd gebouwd.
De oude historische binnenstad ligt op de plaats waar de rivier de Merwede zich splitst in de Noord en de Oude Maas.
In de middeleeuwen werd de stad een belangrijke handelsstad en doorvoerhaven voor de ladingen die door de zeeschepen werden aangevoerd. Door de strategische ligging aan de belangrijke waterwegen had de stad hoge inkomsten door tolheffing. Het was een van de zes grote steden van Holland en de oudste stad.
Bij de opkomst van Rotterdam als zeehaven nam het belang van Dordrecht af. De historische binnenstad getuigd nog van de rijke verleden.
Het wapen van de stad is ontstaan in de 13-14e eeuw, maar dit is niet met zekerheid vastgesteld. De kleuren rood-wit-rood op het wapenschild zijn de zelfde als die in horizontale banen van de stadsvlag.
Schepen die uit de stad vertrokken in de 13e eeuw voerden reeds banieren met rode en witte banen.
Die kleuren zijn vermoedelijk afgeleid van de heerlijkheid Merwede, dat een wapen voerde van rood met een zilveren dwarsbalk.
De oudste afbeelding van het wapen dateert uit 1430 op een schilderij. De twee griffioenen zijn waarschijnlijk verleend door hertog Jan van Beieren welke de stad verscheidene privileges verleende. Met de tijd verschilde ook de kroon boven het wapen. Tijdens de Franse periode werd getracht het wapen te veranderen maar dat hield geen stand en sinds 1815 is het gewoon het stadswapen.
Over de herkomst van de kleuren rood-wit-rood bestaat nog een bloedige sage. Deze kleuren zouden zijn ontstaan gedurende de slag op de Maas in 1351. Bij deze slag, beter bekend als de slag tussen de Hoeken en Kabeljauwen, vloeide zoveel bloed, dat de oevers rood gekleurd waren, waartussen zich een zilveren rivier kronkelde.
( Het smalste pandje van Dordrecht.)
Bij het wandelen door de straten van Dordrecht is het opletten dat je niet veel fraaie bezienswaardigheden voorbij loopt, doordat deze vaak bijna schuil gaan tussen de winkelpanden.
Het is vaak een kwestie van rustig wandelen en op z'n tijd op hoog kijken.
We wandelen naar het Statenplein.
Het Hof heeft in de loop der tijd meerdere functies gehad. Het fungeerde als gemeentehuis, er werd recht gesproken en er werden hoge gasten ontvangen. Het heeft ook dienst gedaan als woning van Willem van Oranje en de Graaf van Leicester. Onder de periode van Maurits en Frederik Hendrik werd het klooster verfraaid en kreeg het de naam Prinsenhof.
In het gebouw is de Statenzaal te vinden, waar in 1572 de Eerste Vrije Statenvergadering werd gehouden.
Twaalf steden onder leiding van Dordrecht zwoeren het hoofd van de Spaanse bezetting, Fillips II, af en erkenden alleen Willem van Oranje als hun stadhouder en begon de opstand tegen de Spanjaarden.
In de glas in lood ramen zijn de wapenschilden van de twaalf steden nog te zien.
Bij de vredesonderhandelingen met Spanje in 1648, wat het einde van de 80-jarige oorlog betekende, speelde de Statenzaal nog een rol als plaats van onderhandeling. Hierna raakte het Hof langzaam buiten gebruik en raakte het in verval. In 1835 werd het opgekocht door de gemeente Dordrecht.
Het gehele complex werd van 1969 tot 1972 gerestaureerd.
In de Wolwevershaven liggen nog de nodige oude historische zeil- en stoomscheepjes.
Het wapen van de stad is ontstaan in de 13-14e eeuw, maar dit is niet met zekerheid vastgesteld. De kleuren rood-wit-rood op het wapenschild zijn de zelfde als die in horizontale banen van de stadsvlag.
Schepen die uit de stad vertrokken in de 13e eeuw voerden reeds banieren met rode en witte banen.
Die kleuren zijn vermoedelijk afgeleid van de heerlijkheid Merwede, dat een wapen voerde van rood met een zilveren dwarsbalk.
De oudste afbeelding van het wapen dateert uit 1430 op een schilderij. De twee griffioenen zijn waarschijnlijk verleend door hertog Jan van Beieren welke de stad verscheidene privileges verleende. Met de tijd verschilde ook de kroon boven het wapen. Tijdens de Franse periode werd getracht het wapen te veranderen maar dat hield geen stand en sinds 1815 is het gewoon het stadswapen.
Over de herkomst van de kleuren rood-wit-rood bestaat nog een bloedige sage. Deze kleuren zouden zijn ontstaan gedurende de slag op de Maas in 1351. Bij deze slag, beter bekend als de slag tussen de Hoeken en Kabeljauwen, vloeide zoveel bloed, dat de oevers rood gekleurd waren, waartussen zich een zilveren rivier kronkelde.
DE GROTE KERK.
De Grote Kerk of de Onze Lieve Vrouwe kerk is het hoogste bouwwerk in Dordrecht en is gebouwd in de 14e en 15e eeuw.
Rond 1540 was het werk aan de bouw van de kerk gevorderd tot de omloop van de toren na de nodige tegenslagen.
In 1457 werd bij een grote stadsbrand de kerk en de toren zwaar beschadigd. Bij de herbouw werden gelijk de bouwplannen gewijzigd en besloot men de kerk te voorzien van een achtkantige torenbekroning van natuursteen. De toren zou een hoogte van 108 meter moeten krijgen en zo hoog als die van de Dom van Utrecht, maar door verzakkingen ontstaan door een constructie fout werd deze hoogte nooit bereikt.
In plaats van de voorgenomen torenspits werd in 1626 op de top van de toren vier kolossale wijzerborden van het uurwerk geplaatst.
Zo kreeg de toren een hoogte van 72 meter.
Dit is tot nu toe het silhouet van 'de Dordtse Dom' die bijna net zo groot is als de Notre Dame in Parijs
De toeren stat 2,25 meter uit het lood en zet zich met zijn gewicht van 12 miljoen kilo schrap tegen het weer uit het noordwesten. Een symbool van Hollands oudste stad en haar relatie tot wind en water.
HET STADHUISPLEIN.
Grenzend aan de Houttuinen ligt het stadhuisplein wat dateert uit 1679. Op het plein staat het standbeeld van de gebroeders De Wit welke een 'kijken' op het fraai gerestaureerde rijksmonument De Gulden Os uit 1525.
Het stadhuis werd in 1383 gebouwd door Vlaamse kooplieden en werd in 1544 in gebruik genomen door de stedelijke bestuurders van Dordrecht.
DE MUNT VAN HOLLAND.
Aan de Voorstraat ligt tussen de panden verscholen een kleine poortdoorgang welke uitkomt bij één van de vele monumentale panden van Dordrecht, de Hollandse Munt.
In Dordrecht was de eerste regering gevestigd van de ´Verenigde Nederlanden´.
In 1366 werd op last van hertog Albrecht van beieren een stuk grond met opstallen in Dordrecht aangekocht ten behoeve van de vestiging van 'de Munt van Holland'. Albrecht was graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen.
In 1555 werd het geheel op last van keizer Karel V grondig verbouwd en kreeg het pand de vorm zoals het er heden ten dagen nog staat.
De Munt heeft haar ingang aan de Voorstraat en haar achterkant aan de Doelstraat, over een lengte van 110 meter.
De Franse bezetting betekende in 1795 het einde van de ´Dordtsche Munt´als instelling. De werkzaamheden werden gestaakt en het bedrijf werd in 1806 definitief opgeheven.
Op 17 september 1806 werd door koning Lodewijk Napoleon, bij koninklijk discreet no. 18 bepaald dat er in het koninkrijk slechts één muntgebouw zou zijn en wel in Amsterdam.
Het munthuis van Utrecht, dat beter was uitgerust, werd aangewezen om de Koninklijke Munt te Amsterdam provisioneel te vervangen.
Uiteindelijk werd De Munt in 1807 verplaatst naar Utrecht.
In de zeventiger laren zijn de panden van de´Dordtsche Munt´ zowel van binnen als van buiten grondig gerestaureerd.
( Het smalste pandje van Dordrecht.)
Bij het wandelen door de straten van Dordrecht is het opletten dat je niet veel fraaie bezienswaardigheden voorbij loopt, doordat deze vaak bijna schuil gaan tussen de winkelpanden.
Het is vaak een kwestie van rustig wandelen en op z'n tijd op hoog kijken.
We wandelen naar het Statenplein.
( Een zeer fraai gerestaureerde gevel.)
HET HOF VAN DORDRECHT.
Aan het Statenplein ligt de ingang van het Hof.
Het Hof is een Augustijnenklooster aan het gelijknamige plein in de binnenstad en werd gesticht in 1275.
Aan het Hof is ook een Augustijnenkerk gelegen. Op deze huidige plaats werd in 1275 door de augustijnenmonniken een klooster gesticht. Het klooster kwam tot stand door een geschenk van Floris V.
Rond het binnenplein waren een ziekenhuis, een brouwerij, een bakkerij en andere dienstgebouwen gevestigd. Na een zware brand in 1512 werd het gehele complex in Renaissancestijl herbouwd.
Aan het Hof is ook een Augustijnenkerk gelegen. Op deze huidige plaats werd in 1275 door de augustijnenmonniken een klooster gesticht. Het klooster kwam tot stand door een geschenk van Floris V.
Rond het binnenplein waren een ziekenhuis, een brouwerij, een bakkerij en andere dienstgebouwen gevestigd. Na een zware brand in 1512 werd het gehele complex in Renaissancestijl herbouwd.
Het Hof heeft in de loop der tijd meerdere functies gehad. Het fungeerde als gemeentehuis, er werd recht gesproken en er werden hoge gasten ontvangen. Het heeft ook dienst gedaan als woning van Willem van Oranje en de Graaf van Leicester. Onder de periode van Maurits en Frederik Hendrik werd het klooster verfraaid en kreeg het de naam Prinsenhof.
In het gebouw is de Statenzaal te vinden, waar in 1572 de Eerste Vrije Statenvergadering werd gehouden.
Twaalf steden onder leiding van Dordrecht zwoeren het hoofd van de Spaanse bezetting, Fillips II, af en erkenden alleen Willem van Oranje als hun stadhouder en begon de opstand tegen de Spanjaarden.
In de glas in lood ramen zijn de wapenschilden van de twaalf steden nog te zien.
Bij de vredesonderhandelingen met Spanje in 1648, wat het einde van de 80-jarige oorlog betekende, speelde de Statenzaal nog een rol als plaats van onderhandeling. Hierna raakte het Hof langzaam buiten gebruik en raakte het in verval. In 1835 werd het opgekocht door de gemeente Dordrecht.
Het gehele complex werd van 1969 tot 1972 gerestaureerd.
GRACHTEN, HAVENS EN KADEN.
Een wandeling over de kaden van de Nieuwe Haven, de Kuipershaven en de Wolwevershaven is zeer aan te raden.In de Wolwevershaven liggen nog de nodige oude historische zeil- en stoomscheepjes.
Langs het water van deze havens staan nog de statige koopmanshuizen uit de tijd dat Dordrecht een belangrijke haven was.
Boven op de top van de fraaie trapgevels staat sierlijk siersmeedwerk, waaraan de zeevaart is terug te vinden, zoals aan de huizen langs de Kuipershaven is te zien.
We steken de Dalmiate ophaalbrug over en wandelen verder in de richting van het Groothoofd, daar waar de Merwede zich splitst in de Oude Maas en de Noord.
DE GROOTHOOFDSPOORT.
Dit was eeuwen lang de plaats waar de vreemdelingen die per schip aankwamen Dordrecht binnenkwamen. Ook de prinsen van Oranje zetten hier voet aan wal en werden op de kade vorstelijk onthaald.
Maar ook hun tegenstander zette hier voet aan wal, zoals de hertog van Alva. Het Groothoofd ligt aan het drukst bevaren rivierenkruispunt van Europa.
De Groothoofdspoort was de belangrijkste stadspoort. Deze poort uit de middeleeuwen werd rond 1350-1400 gebouwd en kreeg in 1618 haar huidige vorm.
Aan de waterzijde van de Groothoofdspoort is een reliëf te zien met daarop de Dordtse Stedenmaagd. De maagd is gezeten in een omheinde tuin, wat haar ongehuwde staat symboliseert, maar anderzijds verwijst naar de onneembaarheid van de stad Dordrecht, daar ze is omgeven door water.
In haar linkerhand heeft zij een palmtak en in haar rechterhand het wapen van Dordrecht. Rondom haar afbeeldingen zijn andere wapens aangebracht van Nederlandse staden waarmee Dordrecht een relatie had.
Het beelhouwwerk op de poort is voor het grootste deel werk van de beeldhouwer Gilles Hüppe (1576-1650), welke oorspronkelijk uit Luik kwam en vanaf 1615 in Dordrecht woonde.
De kern van de poort heeft zijn oorsprong in de 14e en 15e eeuw, wat te zien is in de poortdoorgang.
Het gewelf van de poort herinnert aan de laatgotische bouw. Boven de poort aan de stadszijde is het wapen van Dordrecht afgebeeld met de twee griffioenen.
Tijdens de verbouwingen van 1618 en 1640 kreeg de poort een renaissance-uiterlijk. In 1618 werd er de toren op de poort gezet. De koepel dateert van een latere tijd.
Het geheel is van historische en oudheidkundige waarde.
DORDRECHT VANAF HET WATER BEKIJKEN.
Moe van al het slenteren over de kaden en door de straten en zin om ook eens de historische stad vanaf het water te bekijken dan is dat mogelijk met de 'fluisterboot'.Je bekijkt dan de panden aan de achterzijde en passeert je de nodige oude bruggen en doorgangen onder de huizen.
( In de verte de toren van het Stadhuis.)
De Wolweverskade (links) en de Kuipershavenkade (rechts) met de historische panden, pakhuizen en scheepjes, gezien vanaf de 'fluisterboot'.
Dat Dordrecht een rijk en historisch waterverleden heeft is ook terug te vinden in de nodige fraaie snijramen boven de deuren van de historische panden aan de kaden.
Vanuit Dordrecht vertrekt ook de 'waterbus' naar Papendrecht en Zwijndrecht. Daarvandaan een fraai uitzicht op de stad Dordrecht. Het is ook mogelijk bij de halte Alblasserdam uit te stappen en ( als je op de fiets bent ) zo naar de molens van de Kinderdijk te gaan.
zondag 11 mei 2014
DE OBELISK VAN CLEOPATRA VAN EGYPTE NAAR LONDEN.
HOE TRANSPORTEER JE EEN OBELISK?
Aan de oever van de Thames staat in Londen sinds 1878 de 'Naald van Cleopatra'. Te midden van lantarenpalen en hoge bomen langs de waterkant staat dit zeldzame relikwie uit Egypte er wat verloren bij heden ten dagen.
Toen de naald er werd geplaatst was het Victoria Embankment een open vlakte.
De naald welke dateert uit 1500 v.Chr is niet de enigste obelisk welke in Europa en daarbuiten is terecht gekomen. Zo hebben de steden Rome, Parijs, Istanboel en New York ook hun eigen 'Naald van Cleopatra'. Elk van deze steden wensten een obelisk uit het Oude Egypte in bezit te hebben en elk loste het transport probleem op eigen wijze op.
Maar het is juist de naald die naar Londen getransporteerd werd die een interessant stukje geschiedenis heeft.
DE OBELISK.
Een obelisk is een monument vervaardigd uit rood graniet en werd uit de rosten te noorden van Aswan aan de beneden Nijl gekapt. Nadat deze nog onbewerkte obelisk uit de rosten was verwijderd en naar de oever van de Nijl was getransporteerd werd het enorme stenen gevaarte van vaak meer dan 20 meter lengte op houten vlotten naar Boven Egypte vervoerd, een afstand van 1100 kilometer, waar het op de plaats van bestemming werd voorzien van hiërogliefen en verticaal werd opgesteld. Dit gehele proces moet duizenden slaven het leven hebben gekost.
De Londense obelisk is oorspronkelijk afkomstig uit de antieke stad Heliopolis en werd daar vermoedelijk opgericht in opdracht van farao Thoetmosis III, gewijd aan de zonnegod Re. In het monument zijn zo'n twee honderd jaar later hiërogliefen toegevoegd door Ramses II ter ere van zijn militaire overwinningen. Rond 12 v.Chr. werd de obelisk naar Alexandrië overgebracht en geplaatst in het Caesareum, een tempel ter ere van Julius Caesar en Marcus Antonius.
Het was Cleopatra die een relatie had met zowel Julius Caesar als met Marcus Antonius.
Na de val van het Romeinse Rijk en de verwoestingen kwam de obelisk onder het zand te liggen.
In 1819 bood de onderkoning van Egypte Mohammed Ali de obelisk aan het Verenigd Koninkrijk, nadat Lord Nelson en Sir Ralph Abercromby respectievelijk de Slag op de Nijl en de Slag bij Alexandrië hadden gewonnen.
HET TRANSPORT VAN DE OBELISK.
Tijdens de slag om Alexandrië stuitte men op de door het zand bedolven obelisk en men het idee opvatte om deze als een overwinningstrofee mee te nemen naar Engeland. Het plan kreeg enorme bijval en in korte tijd was er een bedrag van 7000 Engelse ponden bijeen gebracht voor het transport. Aanvankelijk had men gedacht dat dit een eenvoudig karwei zou zijn om de naald naar de oever van de Nijl te transporteren en aan boord van een oorlogschip te brengen. Door gebrek aan voldoende en deugdelijk zware hefwerktuigen werd het plan verhinderd en bleef de naald liggen.
Er verstreken negentien jaren en pas in 1820 herinnerde Egypte de Engelsen nog eens aan het plan en werd er alle medewerking toegezegd.
Twee jaar later bekeek de Britse Admiraliteit de problemen van het overbrengen van de obelisk, nadat de Ali Mohammed, de onderkoning (kedive) van Egypte, had aangeboden een speciale pier te bouwen voor het aan boord van een schip brengen van het gevaarte, maar daar bleef het bij. Tien jaar later in 1832 werd er weer een studie aan het probleem gedaan en wederom kwam er niets uit.
Het was in 1867 door een lezing van Luitenant-generaal Sir James Alexander, dat het geheel weer in de belangstelling kwam en het was acht jaar later dat hij naar Egypte reisde om zich zelf ter plaatse op de hoogte te stellen van de problemen.
Twee jaar later bekeek de Britse Admiraliteit de problemen van het overbrengen van de obelisk, nadat de Ali Mohammed, de onderkoning (kedive) van Egypte, had aangeboden een speciale pier te bouwen voor het aan boord van een schip brengen van het gevaarte, maar daar bleef het bij. Tien jaar later in 1832 werd er weer een studie aan het probleem gedaan en wederom kwam er niets uit.
Het was in 1867 door een lezing van Luitenant-generaal Sir James Alexander, dat het geheel weer in de belangstelling kwam en het was acht jaar later dat hij naar Egypte reisde om zich zelf ter plaatse op de hoogte te stellen van de problemen.
In Alexandrië leerde hij ingenieur John Dixon kennen die warm liep voor het project en een plan ontwierp om de obelisk in een cilinderschip te vervoeren.
Deze cilinder zou een lengte hebben van 28 meter en verdeeld zijn in waterdichte compartimenten en zou na het uitgraven van de obelisk in delen om het gevaarte worden heen gebouwd.
Terug in Engeland begon Sir James Alexander een campanne om het geld bijeen te krijgen en betaalde zelf uit eigen middelen een bedrag van 10.000 Britse ponden. Uiteindelijk werd ook door de stad Londen twee acres grond beschikbaar gesteld van Victoria Embankment, als de obelisk aldaar zou aankomen. Ook de inzameling van publiek geld verliep maar langzaam. Maar uiteindelijk kon het werk gaan beginnen.
Het zand rondom de obelisk werd weggegraven en met hydraulische dommekrachten werd de obelisk los getild van de grond en op houten beddingbalken geplaatst en centimeter voor centimeter in de stalen cilinder getrokken die er verder omheen werden gebouwd.. Het totale gewicht werd hierna op driehonderd ton geschat.
Van de plaats waar de obelisk was uitgegraven werd een speciale weg en steiger gebouwd van houten balken om het geheel naar de oever van de Nijl te transporteren. Aan het einde rolde het gevaarte over speciaal aangelegde houten baan naar de waterkant, waarbij het gevaarte op een scherp stuk rots stootte en de cilinder werd opengescheurd.
Het had niet veel gescheeld of de obelisk had uiteindelijk een laatste rustplaats gevonden op de bodem van de Nijl.
Aan de Nijl-oever werd het cilinderschip verder afgebouwd en kreeg het een steven, een dekhuis, twee kimkielen en een mast. het geheel kreeg de naam "Cleopatra".
Op vrijdag 21 september 1877 vertrok het stoomschip Olga met op sleep de 'Cleopatra'.
Na elf dagen werd de Straat van Gibraltar gepasseerd en op de 10e oktober Kaap Vincent.
Na het passeren van Kaap Vincent stak er een zware storm op die uitgroeide tot een orkaan. De ballast in de cilinder begon te schuiven en de 'Cleopatra' maakte slagzij.
De gezagvoerder van de Olga besloot een boot uit te zetten, maar deze verdween in de diepte met aan boord zes bemanningsleden. Een tweede poging had meer succes en zo konden de Engelse kapitein Garter en zijn zes Maltezer bemanningsleden die de 'Cleopatra' hadden bemand, van boord worden gehaald.
Na deze reddingsoperatie werden de sleeptros gekapt.
Drie dagen later bereikte de Olga de haven van Falmouth met het bericht dat ze de 'Cleopatra' hadden verspeeld en dat er de dood van zes opvarenden was te betreuren. Geen mens geloofde er nog in ooit de 'Cleopatra' met de obelisk terug te zien.
Onverwachts kwam er uit Lissabon een telegram, dat melde dat het schip de Fitzmaurice uit Glasgow de cilinder had opgepikt en hiermee veilig de Spaanse haven Ferrol had binnen gesleept.
De grootste Engelse stoomsleepboot, met haar 140 pk, het s.s. Anglia werd gecharterd en haalde in januari 1878 de 'Cleopatra' met de obelisk op uit de haven van Ferrol. Op 21 januari werd Gravesend gepasseerd, waar de ontwerper Dixon aan boord kwam met een felicitatie telegram van koningin Victoria. Zo werd de tragisch onderbroken reis verder naar Londen een ware triomftocht.
In augustus werd de naald onder het toeziend oog van duizenden Londenaars overeind gezet op het Victoria Embankment.
In het voetstuk van de Londense naald bevinden zich twee trommmels. De ene bevat een verzameling munten van gangbare munten uit die tijd, de andere een bijbel in het Frans en een in het Engels, een boek Genesis in het Arabisch, de vijf eerste boeken van het Oude Testament in het Hebreeuws en een vers uit het derde hoofdstuk uit het evangelie van Johannes in 215 verschillende talen.
De naald van ´Cleopatra´ in Londen wordt geflankeerd door twee bonzen modellen van Egyptische sfinxen. Normaal gesproken moeten deze sfinxen de obelisk bewaken en kijken ze van de obelisk af. Hier in Londen hebben de bouwers een fout gemaakt en kijken de sfinxen naar de obelisk toe.
Deze cilinder zou een lengte hebben van 28 meter en verdeeld zijn in waterdichte compartimenten en zou na het uitgraven van de obelisk in delen om het gevaarte worden heen gebouwd.
Terug in Engeland begon Sir James Alexander een campanne om het geld bijeen te krijgen en betaalde zelf uit eigen middelen een bedrag van 10.000 Britse ponden. Uiteindelijk werd ook door de stad Londen twee acres grond beschikbaar gesteld van Victoria Embankment, als de obelisk aldaar zou aankomen. Ook de inzameling van publiek geld verliep maar langzaam. Maar uiteindelijk kon het werk gaan beginnen.
Het zand rondom de obelisk werd weggegraven en met hydraulische dommekrachten werd de obelisk los getild van de grond en op houten beddingbalken geplaatst en centimeter voor centimeter in de stalen cilinder getrokken die er verder omheen werden gebouwd.. Het totale gewicht werd hierna op driehonderd ton geschat.
Van de plaats waar de obelisk was uitgegraven werd een speciale weg en steiger gebouwd van houten balken om het geheel naar de oever van de Nijl te transporteren. Aan het einde rolde het gevaarte over speciaal aangelegde houten baan naar de waterkant, waarbij het gevaarte op een scherp stuk rots stootte en de cilinder werd opengescheurd.
Het had niet veel gescheeld of de obelisk had uiteindelijk een laatste rustplaats gevonden op de bodem van de Nijl.
Aan de Nijl-oever werd het cilinderschip verder afgebouwd en kreeg het een steven, een dekhuis, twee kimkielen en een mast. het geheel kreeg de naam "Cleopatra".
Op vrijdag 21 september 1877 vertrok het stoomschip Olga met op sleep de 'Cleopatra'.
Na elf dagen werd de Straat van Gibraltar gepasseerd en op de 10e oktober Kaap Vincent.
Na het passeren van Kaap Vincent stak er een zware storm op die uitgroeide tot een orkaan. De ballast in de cilinder begon te schuiven en de 'Cleopatra' maakte slagzij.
De gezagvoerder van de Olga besloot een boot uit te zetten, maar deze verdween in de diepte met aan boord zes bemanningsleden. Een tweede poging had meer succes en zo konden de Engelse kapitein Garter en zijn zes Maltezer bemanningsleden die de 'Cleopatra' hadden bemand, van boord worden gehaald.
Na deze reddingsoperatie werden de sleeptros gekapt.
Drie dagen later bereikte de Olga de haven van Falmouth met het bericht dat ze de 'Cleopatra' hadden verspeeld en dat er de dood van zes opvarenden was te betreuren. Geen mens geloofde er nog in ooit de 'Cleopatra' met de obelisk terug te zien.
Onverwachts kwam er uit Lissabon een telegram, dat melde dat het schip de Fitzmaurice uit Glasgow de cilinder had opgepikt en hiermee veilig de Spaanse haven Ferrol had binnen gesleept.
De grootste Engelse stoomsleepboot, met haar 140 pk, het s.s. Anglia werd gecharterd en haalde in januari 1878 de 'Cleopatra' met de obelisk op uit de haven van Ferrol. Op 21 januari werd Gravesend gepasseerd, waar de ontwerper Dixon aan boord kwam met een felicitatie telegram van koningin Victoria. Zo werd de tragisch onderbroken reis verder naar Londen een ware triomftocht.
In augustus werd de naald onder het toeziend oog van duizenden Londenaars overeind gezet op het Victoria Embankment.
In het voetstuk van de Londense naald bevinden zich twee trommmels. De ene bevat een verzameling munten van gangbare munten uit die tijd, de andere een bijbel in het Frans en een in het Engels, een boek Genesis in het Arabisch, de vijf eerste boeken van het Oude Testament in het Hebreeuws en een vers uit het derde hoofdstuk uit het evangelie van Johannes in 215 verschillende talen.
De naald van ´Cleopatra´ in Londen wordt geflankeerd door twee bonzen modellen van Egyptische sfinxen. Normaal gesproken moeten deze sfinxen de obelisk bewaken en kijken ze van de obelisk af. Hier in Londen hebben de bouwers een fout gemaakt en kijken de sfinxen naar de obelisk toe.
zaterdag 10 mei 2014
TATOEAGES.
PRIKPLAATJES OP DE HUID.
Het woord 'tatoeëren' is van Polynesische afkomst.
Tatoeëren is niet iets nieuws, alhoewel het steeds meer in trek is bij artiesten tegenwoordig. Het tatoeëren kwam reeds eeuwen geleden voor bij vooral bewoners uit het Verre-Oosten en stammen uit de wouden van Zuid-Amerika. Het waren meer de barbaarse volkeren die tatoeëringen gebruikte om huidversieringen aan te brengen en hiermee aan te duiden tot welke stam ze behoorden.
Het waren vooral afbeeldingen van dieren of bloemen.
Het gebruik van tatoeages is meer dan vier eeuwen oud, maar kwam onder de aandacht van de westerse bevolking door de zeilvaart.
De Europese zeelieden die de Oriënt bezochten lieten een tatoeage aanbrengen.
Tatoeages hadden voor velen een soort bijgeloof. Het zou een bescherming zijn tegen hitte van de tropen, de kou, tropische ziekten en het afweren van kwade geesten.
Cultureel hoogstaande beschavingen zoals die van de Egyptenaren, Grieken en de Romeinen tatoeëerden niet zich zelf, maar wel hun slaven om aan te duiden tot wie ze behoorden en deden dit ook bij hun krijgsgevangenen. Later kwam dit ook in zwang bij soldaten en zeelieden. Soldaten lieten vaak hun het embleem van hun legeronderdeel aanbrengen en zeelieden hielden het meer op spreuken zoals; 'Moeder ik heb je lief'. Maar vaak werden ook religieuze afbeeldingen toegepast.
Tatoeages worden of het gehele lichaam aangebracht en zelfs op de meest intieme lichaamsdelen.
Tatoeages worden of het gehele lichaam aangebracht en zelfs op de meest intieme lichaamsdelen.
Zelfs in de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Nazi's de tatoeage. Dit bij de eenheden van de SS, welke onder op de bovenarm werd aangebracht om zo deze 'elite' voorrang te laten verkrijgen bij medische hulp.
Ze pasten het ook toe ook hun gevangen in de concentratie kampen. Een naam had een gevangene niet meer, maar alleen een nummer.
In de donkere Middeleeuwen van Europa verdween het tatoeëren bijna volledig en gebruikte men de meer brute manier om gevangen, misdadigers en anders denkenden te merken door middel van een brandmerk. Dit brandmerk werd op een zichtbare plaats aangebracht. Ook gedurende de slavenhandel werd brandmerken toegepast. Heden ten dagen komt het zelfs nog voor in landen waar de Islamitisch geloof wordt aangehangen en wetten worden toegepast.
In het begin van de 19e eeuw nam het tatoeëren weer toe en zelfs in hogere elite kringen zoals bij vorstenhuizen. Maar niet iedereen was gecharmeerd van het aanbrengen van tatoeages.
Zo tracht men bij de Royal Navy van Engeland en de Nederlandse Koninklijke Marine dit te ontmoedigen bij haar officieren. Mochten ze er wel een hebben dan moet deze bedekt zijn door kleding en mag het niet zichtbaar gedragen worden. Ook bij de opleiding van officieren voor de Nederlandse Koopvaardij werd dit ontmoedigd.
Een tatoeage wordt onder de opperhuid aangebracht. Doet men dit niet dan zou door het schilveren van de huid de aangebracht versiering verdwijnen. Vroeger ging dit aanbrengen met behulp van plantendoornen, visgraten en naalden.
Tegenwoordig gebeurd dit met elektrische apparaten.
Het aanbrengen van de kleurstoffen wordt met naalden gedaan of het prikken van kleine wondgaatjes, waarna de kleurstof er wordt ingewreven. De kleurstof welke het meest wordt gebruikt is de Oost-Indische inkt welke zwart is maar blauw doorschemert door de huid. Rode kleurstof door het gebruik van vermiljoen.
Tegenwoordig zijn alle kleuren mogelijk.
Natuurlijk zijn er ook nadelen aan het aanbrengen van de tatoeage verbonden. Eenmaal aangebracht is deze niet zomaar te verwijderen. Het verwijderen ervan is een oud, maar een nog lang niet opgelost probleem.
Kleine tatoeages kunnen verwijderd worden door plastische chirurgie: hierbij wordt het gedeelte van de getatoeëerde huid radicaal eruit gesneden, waarna men met een huidtransplantatie het geheel weer tracht te herstellen. Ook het gebruik van vuile naalden kan leiden tot huidontstekingen en zelfs het overbrengen van HIV is er door mogelijk.
In de donkere Middeleeuwen van Europa verdween het tatoeëren bijna volledig en gebruikte men de meer brute manier om gevangen, misdadigers en anders denkenden te merken door middel van een brandmerk. Dit brandmerk werd op een zichtbare plaats aangebracht. Ook gedurende de slavenhandel werd brandmerken toegepast. Heden ten dagen komt het zelfs nog voor in landen waar de Islamitisch geloof wordt aangehangen en wetten worden toegepast.
In het begin van de 19e eeuw nam het tatoeëren weer toe en zelfs in hogere elite kringen zoals bij vorstenhuizen. Maar niet iedereen was gecharmeerd van het aanbrengen van tatoeages.
Zo tracht men bij de Royal Navy van Engeland en de Nederlandse Koninklijke Marine dit te ontmoedigen bij haar officieren. Mochten ze er wel een hebben dan moet deze bedekt zijn door kleding en mag het niet zichtbaar gedragen worden. Ook bij de opleiding van officieren voor de Nederlandse Koopvaardij werd dit ontmoedigd.
Een tatoeage wordt onder de opperhuid aangebracht. Doet men dit niet dan zou door het schilveren van de huid de aangebracht versiering verdwijnen. Vroeger ging dit aanbrengen met behulp van plantendoornen, visgraten en naalden.
Tegenwoordig gebeurd dit met elektrische apparaten.
Het aanbrengen van de kleurstoffen wordt met naalden gedaan of het prikken van kleine wondgaatjes, waarna de kleurstof er wordt ingewreven. De kleurstof welke het meest wordt gebruikt is de Oost-Indische inkt welke zwart is maar blauw doorschemert door de huid. Rode kleurstof door het gebruik van vermiljoen.
Tegenwoordig zijn alle kleuren mogelijk.
Natuurlijk zijn er ook nadelen aan het aanbrengen van de tatoeage verbonden. Eenmaal aangebracht is deze niet zomaar te verwijderen. Het verwijderen ervan is een oud, maar een nog lang niet opgelost probleem.
Kleine tatoeages kunnen verwijderd worden door plastische chirurgie: hierbij wordt het gedeelte van de getatoeëerde huid radicaal eruit gesneden, waarna men met een huidtransplantatie het geheel weer tracht te herstellen. Ook het gebruik van vuile naalden kan leiden tot huidontstekingen en zelfs het overbrengen van HIV is er door mogelijk.
maandag 5 mei 2014
BEVRIJDINGSDAG. 5 MEI.
NEDERLAND ZAL HERRIJZEN.
Maar Nederland werd niet in één keer bevrijd.
In 1944 hadden de geallieerden troepen het zuiden van ons land, beneden de grote rivieren reeds bevrijd, maar voor de rest van ons land zou nog een vreselijke tijd komen. Een tijd van terreur en honger!
Van 17 tot 25 september was de slag om Arnhem om de bruggen over de Rijn veilig te stellen voor een verdere opmars van de geallieerde tropen naar het noorden. Een slag die honderden mensen levens koste en een totaal verwoeste stad.
Maar het was de strenge winter van 1944- 1945 die nog eens velen het leven zou gaan kosten.
De mensen in het westen van het land leden kou en honger. Voedsel wat al jaren op de bon was, was niet meer te krijgen en men zocht tussen afval naar dat wat nog eetbaar was. Vele trokken er op uit met kinderwagens of zelfgemaakte karretjes ( Fietsen werden door de bezetter in beslag genomen) om honderden kilometers te lopen naar de landbouwgebieden om daar tegen hoge prijzen nog wat eetbaars te kunnen kopen of ruilen, waarbij men dan het risico liep dat bij een militaire controlepost het eten weer in beslag werd genomen. Gaarkeukens verstrekte mondjesmaat dat wat voor voedsel door moest gaan.
In april 1945 vond met toestemming van de bezetter operatie 'Manna' plaats.
Bij deze operatie dropten geallieerde vliegtuigen Zweeds wittebrood boven de steden in West-Nederland.
Op 4 mei 1945 kwam er pas officieel door de capitulatie van Duitsland een einde aan de vijf jaar bezetting van ons land en een einde aan de Tweede Wereld Oorlog die miljoenen slachtoffers eiste.
Krijgsgevangenen, dwangarbeiders, onderduikers en overlevenden van de vernietigingskampen keerden langzaam huiswaarts, waar velen niets meer terug zouden vinden van wat er eens was.
Maar Nederland vierde de bevrijding en begon aan de wederopbouw van het land.
( Een oude schoolplaat met de feestelijke intocht van de geallieerde bevrijders te Amsterdam.)
zaterdag 3 mei 2014
TWEEDE WERELDOORLOG - BRANDPLAATJES.
BRANDPLAATJES WAT ZIJN DAT?
Tijdens de bombardementsvluchten op Nazi-Duitsland gooiden de geallieerde piloten boven het bezette Nederland kleine foto's uit hun toestellen met daarop afbeeldingen van de koninklijke familie die in Canada verbleef.
Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard verbleven in Londen.
Alles wat een uiting was van sympathie voor het koningshuis was door de bezetter zwaar verboden. Dat er in veel tuintjes plotseling goudsbloemen groeiden en de tuinen oranje kleurden, was natuurlijk door de natuur gedaan. In feite een vorm van stil verzet.
Deze afbeeldingen van de Kroonprinses Juliana en de prinsesjes Beatrix, Margriet en Irene werden natuurlijk een geliefd verzamel- en ruil object bij de 'Oranje' gezinde bevolking, maar was de bezetter een doorn in het oog.
Zo lieten de Duitsers weten via een bulletin, dat het in het bezit hebben van deze plaatjes zeer gevaarlijk was, daar ze spontaan konden ontbranden door zelfontbranding als ze in huis werden bewaard met de ernstige gevolgen van dien.
Zo kregen deze plaatjes van de Nederlanders die aan deze fabel totaal geen geloof hechten de bijnaam "Brandplaatjes".
In feite was de bezetter brand gevaarlijker dan een foto van Prinses Juliana en haar kinderen en ging de Nederlander vrolijk door met het verzamelen en ruilen van deze "brandplaatjes".